Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin de ANBI-status van een kerkgenootschap met terugwerkende kracht is ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende, een kerkgenootschap, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor meer dan 90% het algemeen nut nastreeft. De inspecteur van de Belastingdienst had op 2 april 2015 de ANBI-status van belanghebbende ingetrokken, omdat de feitelijke werkzaamheden niet voor 90% of meer algemeen nuttig waren. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar de inspecteur handhaafde zijn besluit. De rechtbank concludeerde dat de feitelijke werkzaamheden van belanghebbende voornamelijk gericht zijn op de persoonlijke behoeften van de leden en dat derden niet zomaar kunnen toetreden tot de gemeenschap. Hierdoor was niet voldaan aan de eis dat de instelling ook feitelijk een algemeen belang nastreeft.
Daarnaast werd het vertrouwensbeginsel besproken. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de ANBI-status, omdat deze status verleend was op basis van de informatie in het aanvraagformulier, en dat er achteraf pas getoetst werd of aan de voorwaarden werd voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en bevestigde de intrekking van de ANBI-status met terugwerkende kracht per 31 december 2009.