ECLI:NL:RBZWB:2017:3077

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
C/02/326921 JERK 17-256
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige met aandacht voor de belangen van het kind

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 april 2017 een beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [naam 1]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in de rechtbank in Breda, waar de ouders van [naam 1] en de gezinsvoogd, mevrouw [naam 2], aanwezig waren. De kinderrechter heeft met [naam 1] gesproken om haar beslissing in begrijpelijke taal te formuleren, zodat zij de situatie beter kan begrijpen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [naam 1], die momenteel verblijft bij een jeugdhulpaanbieder in Breda.

De gezinsvoogd heeft verzocht om de uithuisplaatsing van [naam 1] met drie maanden te verlengen, omdat er veel onrust in haar leven is en zij speciale hulp nodig heeft. Tijdens de zitting heeft [naam 1] haar onvrede over de uithuisplaatsing geuit en aangegeven dat zij graag bij haar vader wil wonen. De kinderrechter heeft echter twijfels over de geschiktheid van de thuissituatie bij de vader en heeft besloten dat er eerst meer informatie moet worden verzam over de situatie bij de vader en de benodigde hulp voordat er een definitieve beslissing kan worden genomen.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot uiterlijk 15 juni 2017, met de voorwaarde dat er verdere informatie wordt verzameld over de situatie bij de vader en de hulp die nodig is. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een vervolgzitting zal plaatsvinden op 6 juni 2017, waar de ouders, [naam 1] en de gezinsvoogd opnieuw zullen worden uitgenodigd. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens : C/02/326921 JE RK 17-256
datum uitspraak: 13 april 2017

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te Breda, hierna te noemen [naam 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1] ,

[naam 1] , hierna te noemen mama,

wonende te Breda,

[belanghebbende] , hierna te noemen papa,

wonende te Breda.
De kinderrechter heeft zelf met [naam 1] gepraat. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [naam 1] de beslissing van de kinderrechter begrijpt. Daarom heeft de kinderrechter geprobeerd haar beslissing in begrijpelijke woorden op te schrijven.

Hoe is het tot nu toe gegaan?

Dit zijn de papieren die de kinderrechter in deze zaak heeft gekregen:
- het verzoek met alle papieren van de GI (mevrouw [naam 2] ) van 9 februari 2017, binnengekomen bij de rechtbank op 10 februari 2017,
- de brief die [naam 1] op de zitting aan de kinderrechter heeft gegeven.
Op 10 april 2017 heeft de kinderrechter over de beslissing gepraat met:
  • [naam 1] , die samen met haar papa apart heeft gepraat met de kinderrechter,
  • papa,
- mevrouw [naam 2] , de gezinsvoogd van [naam 1] .
De mama van [naam 1] mocht er ook bij zijn, maar zij is niet gekomen.
Er mochten geen andere mensen bij zijn.

Waar is iedereen het over eens?

Papa en mama hebben het gezag over [naam 1] . Dat betekent dat de ouders (samen met mevrouw [naam 2] ) de belangrijke beslissingen over [naam 1] nemen.
[naam 1] woont bij [instelling] in Breda.
Op 15 juli 2016 heeft de kinderrechter besloten dat er tot 15 juli 2017 een gezinsvoogd voor [naam 1] is. Mevrouw [naam 2] is de gezinsvoogd van [naam 1] . Ook heeft de kinderrechter toen toestemming gegeven om [naam 1] tot 15 april bij [instelling] te laten wonen.

Waar gaat het om?

De gezinsvoogd (mevrouw [naam 2] ) heeft aan de kinderrechter toestemming gevraagd om de uithuisplaatsing van [naam 1] nog drie maanden te laten duren, dus tot 15 juli 2017.

Wat vindt iedereen die er bij was ervan?

Mevrouw [naam 2] heeft op zitting verteld dat zij weet dat [naam 1] en haar vader het niet fijn vinden dat [naam 1] uit huis is geplaatst. Volgens mevrouw [naam 2] is het belangrijk voor [naam 1] dat zij nog bij [instelling] blijft wonen. Er zijn veel dingen in haar leven aan de hand die haar onrustig maken. Zo gaat het tussen papa en mama niet goed en wonen zij nu in twee verschillende huizen. [naam 1] heeft speciale hulp nodig en volgens mevrouw [naam 2] kunnen papa en mama dit niet aan [naam 1] geven. Mevrouw [naam 2] vraagt daarom aan de kinderrechter om het goed te vinden dat [naam 1] nog langer bij [instelling] woont. Het gaat dan nu eerst om drie maanden, maar het zou kunnen dat mevrouw [naam 2] ook daarna nog vindt dat [naam 1] niet naar huis kan.
[naam 1] heeft in haar brief aan de kinderrechter geschreven dat zij het niet leuk vindt dat zij uit huis is geplaatst. Zij vindt het ook niet eerlijk zoals het gegaan is. [naam 1] vindt het verschrikkelijk op de groep. Zij krijgt daar depressieve klachten van. De groep en de dokter bij [instelling] willen dit niet geloven en geven haar pillen die volgens [naam 1] niet werken. [naam 1] maakt zich ook veel zorgen om mama. Mama woont bij Amarant. [naam 1] ziet haar erg weinig en dat vindt zij heel erg. [naam 1] voelt zich op de groep neutraal, boos of verdrietig. Zij wil graag terug naar papa om weer bij hem te gaan wonen. [naam 1] heeft zelf geen last van de scheiding van papa en mama. Ze wil erg graag weer bij papa wonen.
Papa heeft aan de kinderrechter verteld dat er steeds maar wordt gezegd dat [naam 1] op haar plek is bij [instelling] maar dit klopt niet. Ze heeft depressieve klachten, bekrast zichzelf en eet bijna niet meer. Ook heeft ze veel huilbuien. [naam 1] vindt het moeilijk om te praten, maar met papa kan ze wel goed praten. Papa heeft dit allemaal verteld tegen de hulpverlening maar die hebben daar niks mee gedaan. Ook vindt hij het vervelend dat er zo veel verschillende mensen bij [instelling] rondlopen. [naam 1] heeft daar last van. Papa is bezig om een ander huis te kopen waar [naam 1] in ieder geval een eigen kamer kan hebben. Dat kan ook want volgens papa heeft hij geen schulden meer. Mama is volgens papa iedere avond en in het weekend bij hem. Zij hebben nu een soort pauze in hun relatie, maar volgens papa is het wel de bedoeling dat zij samen verder gaan. Papa vindt dat hij beter voor [naam 1] kan zorgen dan [instelling] . Hij is helemaal niet tevreden over [instelling] . Daarom wil hij graag dat de kinderrechter [naam 1] naar huis laat gaan.

Wat vindt de kinderrechter ervan?

[naam 1] heeft op zitting verteld dat zij het niet fijn heeft bij [instelling] en graag naar huis wil. Zij wil graag bij haar vader wonen. Volgens [naam 1] is zij somber sinds zij op de groep verblijft. Haar vader heeft daarbij ook verteld dat [naam 1] zichzelf bekrast en erg afvalt. De kinderrechter begrijpt dat de ouders van [naam 1] en [naam 1] zelf het nog steeds erg moeilijk vinden dat [naam 1] niet meer thuis woont. De kinderrechter heeft met de papa van [naam 1] en [naam 1] zelf gepraat. Zij hebben verteld dat het sinds de uithuisplaatsing niet beter is gegaan met [naam 1] , maar zelfs slechter. Zo heeft zij last van depressieve klachten, automutileert (een moeilijk woord voor jezelf krassen en pijn doen), krijgt zij behoorlijk wat medicijnen en is zij ook erg aan het afvallen. De kinderrechter vraagt zich dan ook af of een langere uithuisplaatsing wel goed is voor [naam 1] . Zij kan de hulp van [instelling] niet goed accepteren omdat zij daar niet wil zijn. Volgens de kinderrechter komt dit voor een deel ook omdat papa en mama het niet eens zijn met de uithuisplaatsing en dit ook tegen [naam 1] blijven zeggen. Zo krijgt [naam 1] ook niet het gevoel dat het goed voor haar is om bij [instelling] te wonen.
De kinderrechter vindt dat [naam 1] alleen bij papa kan gaan wonen als bij papa goed genoeg voor haar gezorgd wordt. De kinderrechter denkt dat papa dat niet zo maar alleen kan. Hij heeft als [naam 1] bij hem zou wonen, hulp nodig. Eerst moet dus uitgezocht worden of het bij papa goed genoeg is voor [naam 1] en welke hulp dan nodig is. Pas als dat duidelijk is, kan [naam 1] naar huis.
De kinderrechter vindt het dus belangrijk dat goed uitgezocht wordt of [naam 1] weer bij papa kan gaan wonen en hoe dat dan zou moeten. De kinderrechter wil voor zij daarover een beslissing neemt, nog een aantal dingen weten. Mevrouw [naam 2] moet daarover een brief schrijven aan de kinderrechter.
De kinderrechter wil graag een verslag van [instelling] hoe [naam 1] het doet op de groep. Ook wil zij weten hoe het gaat bij papa thuis en wat zijn werktijden zijn. Papa heeft op zitting aangegeven dat hij geen schulden meer heeft en dat hij een huis gaat kopen waar hij met [naam 1] kan wonen. De kinderrechter wil dit zeker weten en vraagt aan mevrouw [naam 2] of zij daar verder met papa over wil gaan praten en dit dan op papier wil zetten. De kinderrechter wil dit graag zeker weten omdat het belangrijk is dat papa genoeg geld heeft om voor [naam 1] te zorgen. Ook is het niet goed voor [naam 1] als ze veel alleen thuis zou zijn als ze bij papa woont. Ook wil de kinderrechter dat mevrouw [naam 2] gaat kijken naar goede hulp die bij papa thuis kan komen. Dat kan hulp voor [naam 1] zijn, maar ook voor papa of misschien wel voor allebei. Mevrouw [naam 2] moet dat goed gaan regelen. Zonder goede hulp bij papa thuis kan [naam 1] niet bij papa gaan wonen, vindt de kinderrechter. Dat moet papa ook goed begrijpen. Papa heeft ook aan de kinderrechter verteld dat hij graag met mama verder wil en dat ze niet gaan scheiden. De kinderrechter weet alleen niet of mama er ook zo over denkt en zij wil dat mevrouw [naam 2] dat aan mama vraagt.
Het kost tijd om deze dingen allemaal uit te zoeken, hulp te zoeken voor bij papa thuis en daar een brief over te schrijven aan de kinderrechter. Daarom zal [naam 1] dus nog een poos bij [instelling] moeten blijven. Het kan ook zo zijn dat de kinderrechter vindt dat het bij papa sowieso niet gaat lukken. Maar daar hoeft de kinderrechter nu nog geen beslissing over te nemen. Mevrouw [naam 2] moet eerst gaan uitzoeken hoe het
welkan gaan lukken bij papa.
Mevrouw [naam 2] had gevraagd om toestemming om [naam 1] nog drie maanden bij [instelling] te laten wonen. De kinderrechter beslist dat, als mevrouw [naam 2] dit wil, [naam 1] nu eerst nog twee maanden bij [instelling] moet wonen.
Dat betekent dat de kinderrechter later gaat beslissen of [naam 1] die laatste maand ook nog bij [instelling] moet wonen. Dat gaat de kinderrechter pas doen als ze de brief van mevrouw [naam 2] heeft gekregen en nog een keer met iedereen gepraat heeft over de toekomst van [naam 1] . De kinderrechter wil graag dat mevrouw [naam 2] een week vóór de volgende zitting alle dingen die ze te weten is gekomen en heeft geregeld, opschrijft en naar de kinderrechter stuurt. Op 6 juni gaat de kinderrechter dan weer verder praten met [naam 1] , haar ouders en mevrouw [naam 2] .

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (zo heet [instelling] in de wet), tot uiterlijk 15 juni 2017;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad (dit betekent dat de beslissing om de uithuisplaatsing te verlengen gelijk moet gebeuren en dus ook geldt als iemand het niet eens is met de beslissing en vindt dat een hogere rechter er naar moet kijken en over moet beslissen);
vindt dat mevrouw [naam 2] (of een collega), [naam 1] , papa en mama moeten worden uitgenodigd voor de zitting van
6 juni 2017 om 14:40 uur. Deze zitting is ook weer in de rechtbank in Breda en het adres is Sluissingel 20,
behoudt zich iedere verdere beslissing voor (dit betekent dat de kinderrechter pas na het volgende gesprek op de rechtbank een beslissing neemt over die laatste maand waar om gevraagd is).
Deze beslissing is genomen door mr. Van Triest, kinderrechter, samen met dhr. Rozendaal als griffier en waar iedereen bij mocht zijn, uitgesproken op 13 april 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch