3.1.In deze procedure wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. TTA houdt zich als financiële houdster- en beleggingsmaatschappij bezig met
investeringen in zowel het binnen- als buitenland. TTA wordt bestuurd door haar enig bestuurder de heer [naam bestuurder] (hierna: [naam bestuurder] ).
b. Gedaagde sub 1 is de kostenmaatschap [gedaagde sub 1] . Deze maatschap oefent een advocatenpraktijk uit.
c. Gedaagden sub 2 t/m 5 zijn de (praktijk)vennootschappen en de persoon die onderdeel uitmaken van de maatschap. Gedaagde sub 6, mr. [gedaagde sub 6] (hierna: [gedaagde sub 6] ) is bestuurder van de besloten vennootschap [gedaagde sub 2] (gedaagde sub 2); hij is tevens als advocaat werkzaam bij gedaagde sub 1.
d. De achtergrond bij voormelde procedure heeft te maken met een door TTA op
9 augustus 2012 jegens de vennootschap naar Duits recht ABN AMRO Commercial Finance GmbH (hierna: ABN) gestelde bijzondere borgtocht naar Duits recht (de zogeheten Selbstschuldnerische Höchtsbetragsbürgschaft, hierna: de borgtocht) ten gunste van de vennootschap naar Duits recht APC GmbH (hierna: APC). APC was in augustus 2012 partij geworden bij een zogenaamde ‘factoringovereenkomst’ met ABN AMRO. TTA hield op dat moment de aandelen in APC. Het maximale bedrag waarvoor TTA uit hoofde van deze borgtocht aangesproken kon worden bedroeg € 200.000,--.
e. Op 1 januari 2013 draagt TTA de aandelen uit APC over aan de heer [bestuurder 2] , die vervolgens [naam bestuurder] als bestuurder van APC vervangt. Medio 2013 wordt de heer [naam bestuurder 3] grootaandeelhouder en bestuurder van APC.
f. Bij brief van 13 juni 2013 van de Duitse advocaat van TTA (mr. Peters) aan ABN is de borgtocht opgezegd.
g. Op 18 oktober 2013 is de factoringovereenkomst tussen ABN en APC beëindigd. Op 16 december 2013 wordt ten aanzien van APC een voorlopige faillissements-procedure naar Duits recht aangevangen. Bij brief van 27 december 2013 sommeert ABN TTA tot betaling van een bedrag van € 200.000,-- uit hoofde van de door TTA ten gunste van APC gestelde borgtocht. Aan deze sommatie heeft TTA geen gehoor gegeven. Op 1 februari 2014 is APC in staat van faillissement verklaard.
h. Bij exploten van 13 en 14 februari 2014 wordt ten gunste van ABN en ten laste van TTA conservatoir derdenbeslag gelegd onder enkele banken alsmede onder [naam bestuurder] .
i. Bij e-mailbericht van 28 februari 2014 (9.55u) stuurt [naam bestuurder] aan [gedaagde sub 6] een e-mailbericht door die hij de dag ervoor van één van zijn adviseurs [adviseur] van de firma TS Consulting BV) heeft ontvangen, welke toen ook in afschrift aan mr. Peters is verzonden. Uit de inhoud van het e-mailbericht blijkt dat mr. Peters bij e-mailbericht van 25 februari 2014 zijn opdracht heeft neergelegd omdat hij het gevoel had TTA niet goed te kunnen vertegenwoordigen zolang er buiten zijn rug om nog contact is met ABN. Verder staat in het bericht onder meer het navolgende:
“(…)
In de bodemprocedure heb jij natuurlijk ook argumenten om de ABN te bestrijden. Met name het feit dat ABN zich meermaals heeft ingedekt met diverse burgschaften ( [bestuurder 2] en [naam bestuurder 3] hebben hetzelfde getekend) is een goed argument. Ze hebben driedubbele zekerheid voor 1 vordering.
Verder kun je nog aanspreken op de zorgplicht, de foutieve factoring, etc.
In een bodemprocedure is er dus nog het nodige te winnen.(…)”
j. Bij e-mailbericht van 28 februari 2014 (16:17u) van [gedaagde sub 6] aan [naam bestuurder] , staat, voor zover hier relevant, het navolgende:
“(…)
Hieronder de email die ik conform afspraak aan mr. Peeters heb gestuurd. (…)
Resume van vanochtend:
1. ABN NL:
a. ik ontvang kopie loonstrook. Loon is bijgesteld in verband met weinig werk en jouw
psychische toestand, dus weinig mogelijkheid derdenbeslag onder TTA door ABN.
(…)
d. Ik maak aangepast voorstel om te regelen.
e. Als er geen regeling komt, breng ik de verzetdagvaarding aan.
f. Aandachtspunt is het geld bij Regiobank dat weliswaar van TTA is, maar op een
bankrekening staat die op jou tenaam is gesteld. Kans dat ABN dit vindt is klein, maar is een risico. Anderzijds is de ouderwetse sok ook niet veilig.
2. ABN Dld
a. Ik bericht mr Peeters (zie hieronder).
b. Ik houd contact met hem.
c. Hij maakt voorstel €75-85K in termijnen.
d. Als er geen regeling komt, procedure ingaan. Ik heb mr Peeters gevraagd om inschatting
doorloop, kosten en kansen.
(…)
f. RC verhouding is omgezet in een lening die opeisbaar is over 25 jaar. Bij derdenbeslag
levert dat dus ook niets op. Lening wordt ook teruggebracht door middel van dividend.
Waarschijnlijk mogelijk met uitkeringstoets in verband met reserve van 2,1 miljoen in TTA. Ik zal tzt nazien of je wel kunt aflossen terwijl je naar de ABN niets doet terwijl het beslag al rust (dus nog even pas op de plaats met dividend. Is dat aan de orde dan overleg).
(…)”
k. Bij dagvaarding van 11 maart 2014 wordt TTA door ABN gedagvaard voor de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, teneinde betaling van de borgtocht in rechte af te dwingen. Naar aanleiding van voormelde procedure stuurt mr. Peters bij
e-mailbericht van 14 maart 2014 een advies met betrekking tot de bodemprocedure aan [gedaagde sub 6] en [naam bestuurder] .
l. Bij e-mailbericht van 18 maart 2014 van [gedaagde sub 6] aan [naam bestuurder] (in kopie naar mr. Peters) staat onder meer, het navolgende:
“(…)
Beste [naam bestuurder] ,
mr. Peters heeft een uitgebreide e-mail gezonden over de procedure. Ik zal je die toezenden.
Aangezien mr. Peters niet als advocaat in NL kan optreden in deze kwestie, dien je mij (of iedere andere advocaat) opdracht voor te geven. Omdat er naar Duits recht is gecontracteerd, is mr. Peters onontbeerlijk. Mijn kennis van het Duitse recht is namelijk nihil.
Ik stel voor het als volgt te doen (in verband met veroorzaken van vertraging):
- ik observeer de zaak op de rol van 26 maart 2014;
- omdat het een handelszaak betreft bij de rechtbank zal TTA verstek worden verleend en zal 4 weken later vonnis worden toegewezen;
- voordat die 4 weken om zijn, stel ik me als jouw raadsman en vraag uitstel voor het indienen van het antwoord (doorgaans 4 weken), zodat we alvast 2 maanden verder zijn;
- daarna moeten we inhoudelijk gaan reageren. Ik stel voor dat we dan beginnen om de bevoegdheid van de rechtbank aan te vechten om dat aan de orde te stellen maar zeker ook als punt voor verdere vertraging van de procedure.
Als het voor jou akkoord is, graag even bericht en dan zorg ik dat ik het nodig doe.(…)”
m. Bij brief van dezelfde datum heeft [gedaagde sub 6] de opdracht van TTA bevestigd tot het geven van advies c.q. tot het voeren van een procedure tegen ABN. In de opdrachtbevestiging staat verder dat besproken is dat [gedaagde sub 6] als proces-advocaat zal optreden en conform de inhoudelijke verweren, zoals mr. Peters deze heeft aangevoerd, verweer zal voeren, alsmede dat het belang van TTA is om de procedure te rekken, zodat een regeling kan worden bereikt. Verder wordt in voormelde brief opgemerkt dat op de dienstverlening de algemene voorwaarden van toepassing zijn, alsmede dat deze voorwaarden zich op de achterkant van de brief bevinden.
n. Bij e-mailbericht van 11 april 2014 van mr. Peters aan [gedaagde sub 6] wordt aan laatstgenoemde verzocht contact op te nemen met mr. Peters over de verdere gang van zaken. Verder staat in de brief:
“(…) Ik heb de indruk, dat of ik mij niet duidelijk genoeg kan uitdrukken of de heer [naam bestuurder] mij simpelweg niet wil begrijpen. In ieder geval moeten wij hier nu eens bespreken, welke wij gaan bewandelen. Zou u zo vriendelijk willen zijn om mij hierover een telefonisch te contacteren.(…)”
o. Bij brief van 3 juni 2014 van [gedaagde sub 6] aan TTA staat, voor zover hier van belang, onder meer het navolgende:
“(…)
Als we straks inhoudelijk mogen reageren, zal de inbreng van de Duitse advocaat noodzakelijk zijn, omdat Duits recht van toepassing is en ik daarvan geen kennis heb. Het zal overigens uiterst lastig worden om deze procedure te winnen, aangezien je een rechtsgeldige overeenkomst bent aangegaan waarop de bank nu een beroep doet.(…)”
p. Op 17 juni 2014 wordt namens TTA in de procedure aanhangig bij rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een incident ex. art. 843a Rv jo. art. 22 Rv opgeworpen, ter verkrijging van bescheiden waaruit de grondslag van de vordering van ABN AMRO jegens TTA kan blijken. Bij vonnis van 23 juli 2014 staat de rechtbank Gelderland de incidentele vordering gedeeltelijk toe. Voorts bepaalt de rechtbank Gelderland dat de zaak op de rol van 3 september 2014 komt voor de conclusie van antwoord.
q. Op 29 september 2014 wordt de conclusie van antwoord door [gedaagde sub 6]
namens TTA ingediend. Bij vonnis van rechtbank Gelderland van 8 april 2015 zijn alle vorderingen van ABN toegewezen, met veroordeling van TTA tot betaling aan ABN van de maximale som uit hoofde van de borgsom van € 200.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente naar Duits recht, alsmede tot betaling van de proceskosten van € 8.814,03.
r. Voormeld vonnis wordt op 28 april 2015 aan TTA betekend, alsmede aan de (derden)beslagenen, waaronder [naam bestuurder] . [naam bestuurder] wordt vervolgens verzocht en gesommeerd om al hetgeen onder het executoriale beslag valt, af te dragen.
s. Bij e-mailbericht van 20 mei 2015 van [gedaagde sub 6] aan [naam bestuurder] staat, voor zover hier van belang, onder meer het navolgende:
“(…)
Ik heb van jou de betekeningen ontvangen.
De eerste is aan TTA; die vennootschap is gehouden tot betaling. Een hoger beroep schort dit niet op. Ik vraag me overigens af of een hoger beroep heel zinvol is. Ook mr Claus Peters heeft je al aangegeven dat de vordering enkel uitgesteld zou kunnen worden, hetgeen in Duitsland wat langer zou duren dan in NL. Uiteraard kun je in hoger beroep gaan om een onderhandelingspositie te trachten te creëren, maar daar staan behoorlijke kosten tegenover.
(…)
De tweede is aan jou in privé en daarin wordt het gelegde derdenbeslag ook vermeld.(…)
Het lijkt me goed om dat saldo in overleg met [naam A] te gaan opgeven aan de deurwaarder.(…)
Als de wederpartij de verklaring niet gelooft, moeten ze daarvoor een procedure opstarten. Vandaar dat we direct met bewijsmiddelen een onderbouwing moeten gaan geven.(…)”
t. Op 30 juni 2015 wordt TTA gesommeerd om binnen zeven dagen gespecificeerd opgave te doen van alle vermogensbestanddelen van TTA welke vatbaar zijn voor verhaal voor de vordering van ABN. Op 3 juli 2015 stuurt [gedaagde sub 6] de derdenverklaring ex. art. 476a Rv toe aan de deurwaarder, met toevoeging van twee overeenkomsten van geldlening (hierna: de geldleningsovereenkomsten) gesloten tussen TTA en [naam bestuurder] . De eerste geldleningsovereenkomst is gesloten op 11 februari 2015 en vermeldt als ingangsdatum 1 januari 2014; hierbij is een bedrag van € 1.345.464,-- door TTA aan [naam bestuurder] geleend. Bij tweede geldleningsovereenkomst, getekend op 11 februari 2015, met ingangsdatum
1 januari 2015, is een rekening-courantschuld van [naam bestuurder] aan TTA omgezet in een lening ter grootte van € 108.700,--.
u. Bij appeldagvaarding van 6 juli 2015 gaat TTA in appel tegen het vonnis van Rechtbank Gelderland van 8 april 2015.
v. Op 23 juli 2015 beëindigt TTA de opdracht met [gedaagde sub 6] . TTA verstrekt vervolgens een opdracht aan Blenheim advocaten.
w. Bij brief van 13 augustus 2015 zegt de advocaat van ABN voormelde
geldleningsovereenkomsten op grond van art. 477 lid 4 BW op. Ingeval de opzegging geen doel zou treffen, worden de bewuste geldleningsovereenkomsten vernietigd op grond van art. 3:45 BW. TTA en [naam bestuurder] worden voorts gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 224.075.47. Aan deze sommatie is geen gehoor gegeven.
x. Op 3 september 2015 dagvaardt ABN TTA en [naam bestuurder] voor de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, waarbij - verkort weergegeven - een verklaring voor recht wordt gevorderd dat de geldleningsovereenkomsten op 13 augustus 2015 zijn opgezegd of vernietigd. Daarnaast wordt gevorderd dat [naam bestuurder] in privé aansprakelijk kan worden gehouden voor het verschuldigde uit hoofde van het vonnis. Voorafgaand aan de dagvaarding is door ABN conservatoir (derden)beslag ten laste van TTA onder [naam bestuurder] gelegd. Bij incidentele conclusie van 2 december 2015 wordt [gedaagde sub 6] door TTA in vrijwaring ex. art. 210 Rv opgeroepen. Tijdens de comparitiezitting van 11 mei 2016 wordt tussen ABN en TTA/ [naam bestuurder] een schikking bereikt, inhoudende dat [naam bestuurder] en/of TTA aan ABN een bedrag betaalt van € 230.000,--. Vervolgens wordt voormelde procedure evenals de hoger beroepsprocedure doorgehaald.
y. Bij brief van 8 juni 2016 stelt de advocaat van TTA [gedaagde sub 6] en [gedaagden sub 1 t/m 5] aansprakelijk uit hoofde van onzorgvuldige behandeling van de bodem-procedure tussen TTA en ABN. Hierop wijst de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagden sub 1 t/m 5] op 23 augustus 2016 iedere aansprakelijkheid van de hand.
Het beroep op niet-ontvankelijkheid van TTA jegens gedaagden sub 1 t/m 5