3.1.Tussen partijen staat het navolgende vast:
a. [eiser] is op 20 juni 1985 na het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd met
[naam A] .
b . De akte huwelijkse voorwaarden is verleden op 18 juni 1985 en houdt voor zover hier van belang het navolgende in:
“artikel 1.
Tussen de echtgenoten zal geen enkele gemeenschap van goederen welke ook, bestaan; derhalve worden de gemeenschappen van winst en verlies en van vruchten en in inkomsten uitgesloten.
(…)
Artikel 8.1.
Per het einde van elk kalenderjaar voegen de echtgenoten bijeen, hetgeen van hun inkomsten over dat kalenderjaar nog onverteerd is, ter verdeling tussen hen bij helfte en ter voeging van deze helfte bij respectieve vermogens.
2.
2. De vordering van ene echtgenoot jegens de andere echtgenoot op voeging en verdeling van de inkomsten van beide echtgenoten over het afgelopen kalenderjaar vervalt twee jaren na het einde van dat kalenderjaar
(…).”
c. Op 1 december 1989 is [eiser] als architect begonnen met een eenmanszaak.
d. Op 23 december 1999 heeft [eiser] zijn eenmanszaak ingebracht in [naam BV] , waarvan hij directeur/grootaandeelhouder is. Via deze vennootschap neemt hij deel aan een aantal andere vennootschappen.
e. In verband met wijzigingen in het erfrecht heeft [eiser] op advies van zijn accountant notaris [gedaagde sub 1] benaderd.
f. Op 10 oktober 2006 hebben [eiser] en [naam A] een eerste bespreking gevoerd met [gedaagde sub 1] . Hierbij aanwezig was kandidaat-notaris [naam B] . Besproken werd dat niet alleen de testamenten wijziging behoefden, maar ook de huwelijkse voorwaarden geactualiseerd dienden te worden.
g. Naar aanleiding van deze bespreking hebben [eiser] en [naam A] aan [gedaagde sub 2] Notarissen opdracht gegeven tot het verrichten van werkzaamheden in verband met het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden., welke opdracht is aanvaard.
h. Nadat in een eerder stadium vier concepten zijn opgesteld heeft [gedaagde sub 1] bij brief van 15 maart 2007 [eiser] en [naam A] een conceptakte huwelijkse voorwaarde toegestuurd en toegelicht.
i. Het laatste concept is na verkregen toestemming van de rechtbank door [eiser] en [naam A] ten overstaan van [gedaagde sub 1] op 7 juni 2007 ondertekend.
h. Artikel 6 van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden luidt:
“Inkomsten zijn inkomsten uit arbeid, waaronder wordt verstaan al wat naar maatschappelijke opvattingen daaronder wordt begrepen, waaronder winst uit onderneming, periodieke uitkeringen voor de verwerving waarvan aftrek inkomstenbelasting werd genoten alsmede de uitkeringen welke geacht worden in de plaats te treden van inkomsten uit arbeid, zoals sociale uitkeringen, uitkeringen uit volksverzekeringen, arbeidsongeschikheidsverzekeringen en pensioenen en dergelijke. Optierechten, uitkeringen die niet jaarlijks terugkeren en vergoedingen bij het einde van de dienstbetrekking worden niet tot het inkomen gerekend. Ingeval een echtgenoot in overwegende mate bij machte is in een vennootschap de winstuitkering te bepalen, is de betrokken echtgenoot verplicht het totaal van zijn inkomsten ten laste van de vennootschap jaarlijks v ast te stellen op een, mede gelet op het belang van de onderneming, de omvang van de kosten van de huishouding en de arbeidsinkomsten van de ander, redelijke bedrag.
Tot het begrip inkomsten uit arbeid wordt niet gerekend vermogensaanwas binnen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid waarvan een echtgenoot in overwegende mate bij machte is de winstuitkering te bepalen. Onder de winst uit onderneming wordt niet begrepen, winst die in die zin niet wordt genoten omdat sprake is van (her)investering in de onderneming dan wel sprake is van winst als gevolg van autonome waardestijging van ondernemingsvermogen. Dividenduitkeringen ten laste van een zojuist bedoelde vennootschap worden niet tot de inkomsten uit arbeid gerekend.”
i. Partijen hebben op 7 juni 2007 tevens een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) dat partijen voorts door mij, notaris, op de hoogte zijn gesteld van de huidige stand van de wetgeving alsmede jurisprudentie terzake van niet-uitgevoerde verrekenbedingen, waarin is bepaald dat de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat in de verrekening moet worden betrokken de vermeerdering van het vermogen van één partijen ontstaan door belegging van hetgeen uit de inkomsten van één van partijen is bespaard en overgebleven en voorts dat de waardestijging van vermogensbestanddelen van een van partijen als inkomsten behoort te worden gekwalificeerd, ook al is er een vervaltermijn in de huwelijksvoorwaarden opgenomen;
dat partijen echter de werking van de vervaltermijn als volkomen geldig en redelijk aanmerken; voorts verklaren partijen dat bij het opmaken van de huwelijksvoorwaarden destijds bewust hebben gekozen voor het opnemen van een vervaltermijn in hun huwelijksvoorwaarden;
dat partijen mitsdien vaststellen dat het recht tot het vorderen van de verrekening als bedoeld in artikel 8 van hun huidige huwelijksvoorwaarden over de periode van twintig juni negentienhonderd vijfentachtig tot eenendertig december tweeduizend vier is vervallen, zodat geen van partijen zich nog op (enige) verrekening over genoemde periode kan beroepen;
dat de periode van een januari tweeduizend vijf tot heden derhalve nog voor verrekening in aanmerking komt;
dat partijen stellen dat zij hun beider inkomen hebben gestort op een gezamenlijke en/of rekening, van welke rekening alle huishoudkosten zijn voldaan. De niet bestede (overgespaarde) inkomsten zijn gestort op een gezamenlijke en/of spaarrekening;
dat partijen mitsdien verklaren ter vaststelling van hun onderlinge rechtsverhouding dat door bovenstaande regeling het verrekenbeding van artikel 8 van hun huidige huwelijksvoorwaarden over de periode een januari tweeduizend vijf tot heden is uitgevoerd, zodat geen van hen zich nog kan beroepen op enige verrekening over genoemde periode. (…)’
j. Het door [gedaagde sub 1] aan [eiser] en [naam A] in rekening gebrachte honorarium bedroeg € 1.592,94.
k. Bij beschikking van Rechtbank Breda van 15 december 2009 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
l. Op vordering van de vrouw heeft Rechtbank Breda bij vonnis van 9 februari 2011 zowel de vernietiging van de “vaststellingsovereenkomst” als de vernietiging van de notariële akte tot wijziging van de huwelijkse voorwaarden van 7 juni 2007 uitgesproken op grond van (wederzijdse) dwaling.
m . Bij arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 28 februari 2012 is het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het door [eiser] ingestelde cassatieberoep is bij arrest van de Hoge Raad van 15 november 2013 verworpen.
n. De Kamer voor het Notariaat heeft op 23 juli 2013 geoordeeld, dat [gedaagde sub 1] jegens [eiser] een zwaarwegende zorgplicht heeft veronachtzaamd en dat hij niet aan de voorlichtingsplicht heeft voldaan.
o. Op 23 maart 2006 is opgericht de besloten vennootschap [gedaagde sub 5] (handelend onder de naam [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 3] ); enig aandeelhouder en bestuurder is [voorl.] . [gedaagde sub 1] . In de periode 15-11-2007 tot 10-01-2013 was de handelsnaam [gedaagde sub 4] .
p. Op 2 september 2013 is opgericht de besloten vennootschap [gedaagde sub 2] & [naam BV 2] (handelend onder de naam [gedaagde sub 2] & [naam BV 2] ); enig aandeelhouder en bestuurder is [gedaagde sub 5] .