Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van forensenbelasting. De belanghebbende, eigenaar van een vakantiewoning in gemeente [X], had haar hoofdverblijf in een andere gemeente, [Y]. De heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland had een aanslag forensenbelasting opgelegd voor het jaar 2016, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende voldeed aan de voorwaarden voor de heffing van forensenbelasting zoals vastgelegd in de Gemeentewet en de lokale verordening. De rechtbank stelde vast dat de afstand van het hoofdverblijf tot de vakantiewoning niet relevant was voor de heffing. De rechtbank verwierp ook het argument van de belanghebbende dat de heffing in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, aangezien de rechter gebonden is aan de wet en niet de innerlijke waarde of billijkheid van de wet mag beoordelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.