Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van forensenbelasting. De belanghebbende, eigenaar van een vakantiewoning in de gemeente Veere, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting die was opgelegd over het jaar 2015. De heffingsambtenaar had de aanslag opgelegd op basis van de verordening die stelt dat forensenbelasting geheven kan worden van natuurlijke personen die zonder hoofdverblijf in de gemeente, hun woning voor meer dan 90 dagen beschikbaar houden. De belanghebbende stelde dat zij de woning voor minder dan 90 dagen voor eigen gebruik had gehouden, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de vakantiewoning in 2015 voor 158 dagen was verhuurd en dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de woning voor minder dan 90 dagen beschikbaar was gehouden voor eigen gebruik. De rechtbank verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen uitlatingen van de heffingsambtenaar waren die het vertrouwen van de belanghebbende konden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de aanslag forensenbelasting.