ECLI:NL:RBZWB:2017:3829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
02/330633 / HA RK 17-111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de politierechter in strafzaak met beschuldigingen van mishandeling en bedreiging

Op 1 juni 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak. De verdachte had de politierechter gewraakt op grond van vermeende partijdigheid en het niet ontvangen van processtukken. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van de verdachte beoordeeld. De verdachte stelde dat hij geen afschrift had ontvangen van het proces-verbaal van de zitting van 10 mei 2017, waar hij de politierechter had gewraakt. Hij voerde aan dat dit hem hinderde in zijn verdediging en dat hij niet adequaat kon reageren op de beschuldigingen van mishandeling en bedreiging die tegen hem waren ingediend.

De politierechter heeft tijdens de zitting van 1 maart 2017 de verdachte de gelegenheid geboden om processtukken op te halen, maar de verdachte had deze niet opgehaald. De politierechter betwistte de beschuldigingen van partijdigheid en verklaarde dat zij de verdachte voldoende had geïnformeerd over de procedure. De officier van justitie steunde de politierechter en bevestigde dat er geen onregelmatigheden waren voorgevallen.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid van de politierechter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor het niet inzien van de processtukken en dat de politierechter op een correcte manier had gehandeld. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, en de behandeling van de strafzaken werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden voor de schorsing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK

Wrakingskamer
locatie Breda
zaaknummer 02/330633 / HA RK 17-111
Beslissing van 1 juni 2017
inzake
het wrakingsverzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- het proces-verbaal van de openbare zitting van de politierechter op 10 mei 2017, met daarin opgenomen het door verzoeker mondeling gedane verzoek tot wraking;
- de processtukken in die strafzaak, en
- de behandeling van het wrakingsverzoek op 29 mei 2017 ter zitting van de wrakingskamer, waarbij zijn verschenen: verzoeker, de politierechter [naam rechter] en [naam OvJ] , officier van justitie.
1.2.
Verzoeker heeft bij de behandeling van zijn wrakingsverzoek ter zitting de wrakingskamer gewraakt op grond van de omstandigheid dat hij geen afschrift van het proces-verbaal van de zitting van de politierechter op 10 mei 2017 heeft ontvangen en daarvan geen kennis heeft kunnen nemen en dat hij geen genoegen neemt met een onderbreking van de behandeling ter zitting van zijn wrakingsverzoek om hem in de gelegenheid te stellen het proces-verbaal alsnog in te zien.
1.3.
De wrakingskamer heeft dit wrakingsverzoek gepasseerd, nu dit verzoek, gegeven de omstandigheid dat verzoeker geen gebruik wenst te maken van de hem aangeboden mogelijkheid het proces-verbaal alsnog in te zien, op oneigenlijke grond is gedaan. Het wettelijk stelsel ziet erop dat op een wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk wordt beslist, zulks in het belang van een ongestoorde voortgang en afdoening van de zaak, waarin de wraking is opgeworpen. Hiermee verdraagt zich niet wraking op wraking op een oneigenlijke grond, zoals in het onderhavige geval.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van [naam rechter] , in haar hoedanigheid van politierechter en als zodanig belast met de behandeling van de tegen verzoeker dienende strafzaken met parketnummers [nummer] en [nummer] .
2.2.
[naam rechter] , verder te noemen de politierechter, berust niet in het verzoek tot haar wraking.

3.De feiten en de gronden voor wraking

3.1.
In de hiervoor genoemde strafzaken wordt aan verzoeker de misdrijven van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling tenlastegelegd.
3.2.
De zaken zijn door politierechter ter zitting van 1 maart 2017 behandeld. De behandeling is toen aangehouden en voortgezet ter zitting 10 mei 2017. Ter zitting van 10 mei 2017 heeft verzoeker de politierechter gewraakt. In het van die zitting opgemaakte proces-verbaal is ter zake daarvan het volgende vermeld:
De politierechter houdt verdachte voor dat beide zaken eerder zijn aangehouden op verzoek van verdachte. Verdachte gaf tijdens de terechtzitting van 1 maart 2017 aan niet op de hoogte te zijn van de inhoud van de dossiers met parketnummers [nummer] en [nummer] . Gehoord het standpunt van verdachte heeft de politierechter de zitting van 1 maart 2017 aangehouden en is in overleg met de officier van justitie ter zitting met verdachte afgesproken dat verdachte de processtukken kon verkrijgen ten parkette van het openbaar ministerie te Breda op2 maart 2017 te 14:00 uur. Tevens is verdachte aangezegd dat hervatting van de zaak ter terechtzitting zou plaatsvinden op10 mei 2017 te 12:15 uur.
Verdachte:
De politierechter houdt mij voor dat ik de processtukken diende op te halen bij het parket en dat ik op de hoogte zou zijn van de volgende zitting. Ik kan mij daar helemaal niets van herinneren, ik heb die stukken ook niet opgehaald. Ik acht dat het ook niet aan mij is om die stukken in mijn bezit te verkrijgen mijns inziens is dat aan de rechtbank of het openbaar ministerie om mij de stuken toe te sturen. Ik heb dat niet zo begrepen. /--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------/
Verdachte:
Ik beroep mij op het standpunt dat ik niet weet waar het over kan gaan nu ik de stukken niet in mijn bezit heb. Ik zou dan ook graag zien dat mij de stukken worden overhandigd, zodat ik mij in kan lezen en representatief mijn verdediging kan voeren. Ik heb ook recht op die stukken. Ik zo graag zien dat de dossiers nu gekopieerd worden zodat ik ze tot mijn beschikking heb. De politierechter deelt mij mee dat ik de kans heb gehad de processtukken op te halen bij het openbaar ministerie en dat het kopiëren van de processtukken een onevenredige belasting van de procesorde zou veroorzaken. Ik ben het hier niet mee eens.
/--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------/ Voorts houdt de politierechter mij voor dat er sprake zou zijn van een benadeelde partij. Het lijkt mij dat dit proces nog uit moet gaan wijzen wie benadeeld is. Het klopt dat mevr. [naam 1] iets aangegeven heeft maar meer niet, ik vraag mij af op welk artikel de politierechter zich baseert?
De politierechter houdt verdachte voor wat een benadeelde partij inhoudt.
/------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------/
Verdachte:
Ik verzoek u nogmaals om de stukken, ik heb deze niet en wens mij adequaat te kunnen verdedigen, ik heb hier ook recht op. Ik wens de stukken aangaande de verklaringen van de andere verbalisanten ook te hebben, ik wil uitzoeken wat er nu exact is verklaard.
De politierechter houdt mij voor dat ik meerdere malen om de stukken heb verzocht en dat ik eerder de kans heb gekregen deze stukken tot mij te nemen. Ik ben het daar niet mee eens, ik was daar namelijk niet van op de hoogte en verzoek het u nogmaals. “
Nadat de politierechter de stukken meerdere malen aan verzoeker (inhoudelijk) heeft voorgehouden:
“De politierechter zegt verdachte dat de processtukken nu meerdere malen zijn voorgehouden in de kwestie met parketnummer [nummer] .
De politierechter geeft aan dat nu overgegaan zal worden tot behandeling van de zaak met parketnummer [nummer] .
De politierechter vermaant verdachte dat als deze de procesgang zal blijven verstoren hij helaas uit de zittingszaal verwijdert zal worden en de terechtzitting zonder verdachte voortgezet zal worden.
Verdachte:
Dan ga ik over tot wraking, ik had de zaken graag behandeld zien worden maar ik word en voel mij op alle fronten tegengewerkt.
De verdachte wraakt de politierechter op navolgende gronden:
- de schijn van partijdigheid is door de politierechter meerdere malen overschreden door uitlatingen en gedragingen van de politierechter ter zitting, omdat zij geen antwoord geeft op vragen die door verdachte worden gesteld;
- er wordt verdachte geen toegang geboden tot het verkrijgen van de processtukken;
- verdachte wordt gehinderd in het voeren van een adequate verdediging;
- de politierechter noemt aangeefster een benadeelde partij, welke deze volgens verdachte niet is. “
3.3.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker dit toegelicht en daarbij aangevoerd dat niet in het proces-verbaal van de zitting van 10 mei 2017 een vijfde grond van zijn wrakingsverzoek is genomen. Deze betreft de omstandigheid dat de politierechter na de zitting van 10 mei 2017 in gesprek is geweest met de benadeelde partij mevrouw [naam 1] en haar daarbij zeker adviezen heeft verstrekt.

4.Het standpunt van de politierechter

4.1.
De politierechter voert aan dat zij aan verzoeker ter zitting de procestukken, waaronder met name de processen-verbaal van de aangevers heeft voorgehouden en hem ook wat betreft zijn vragen naar die stukken heeft verwezen. Ook heeft zij aan verzoeker uitleg gegeven over de benaming “benadeelde partij”. Het door verzoeker gewenste verhoor van de verbalisant [naam verbalisant] als getuige heeft zij afgewezen wegens het ontbreken van voldoende verdedigingsbelang.
4.2.
Daarnaast voert de politierechter aan dat aan verzoeker, zoals ook blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 1 maart 2017, de gelegenheid is geboden om de door hem gewenste processtukken te verkrijgen. Daarover is op die zitting de afspraak gemaakt dat verzoeker op 2 maart 2017 om 14.00 uur die stukken kon afhalen bij het arrondissementsparket. Dat verzoeker dit niet heeft gedaan behoort volgens de politierechter voor zijn rekening te blijven.
4.3.
Voorts betwist de politierechter met klem dat zij na de zitting van 10 mei 2017 met de benadeelde partij [naam 1] heeft gesproken, laat staan aan deze adviezen heeft versterkt. De politierechter verklaart dat zij de zittingszaal onmiddellijk heeft verlaten.
4.4.
De politierechter is derhalve de mening toegedaan dat zich geen omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan haar wraking is gerechtvaardigd. Het wrakingsverzoek behoort in haar opvatting te worden afgewezen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

5.1.
Ook de officier van justitie concludeert tot afwijzing van het wrakingsverzoek. Zij voert nog aan, dat zij kan bevestigen dat de politierechter niet na de zitting met de benadeelde partij [naam 1] heeft gesproken. De officier van justitie heeft wel zelf nog even met [naam 1] gesproken.

6.De beoordeling

6.1.
Ingevolge artikel 512 Sv kan een verdachte of het Openbaar Ministerie een rechter die een strafzaak behandelt wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter neemt de rechtbank als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3.
Van een dergelijke zwaarwegende aanwijzing is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken, noch is dit aannemelijk geworden.
6.4.
Niet is komen vaststaan dat de politierechter zich jegens verzoeker zodanig heeft uitgelaten dat zij zich daarmee partijdig of vooringenomen heeft opgesteld. Daarnaast getuigt het niet beantwoorden door de politierechter, dan wel het niet op een verzoeker welgevallige wijze beantwoorden van zijn vragen, evenmin van partijdigheid of vooringenomenheid. De politierechter leidt het onderzoek ter zitting en zij, en niet verzoeker als verdachte, stelt de in dat kader noodzakelijke vragen. Wel kan verzoeker ten behoeve van zijn verdediging vragen opwerpen, die echter niet door de politierechter ter zitting behoeven te worden beantwoord. Ook uit het voorhouden door de politierechter aan verzoeker van de processen-verbaal van aangifte, kan, anders verzoeker meent, geen vooringenomenheid worden afgeleid. Dit behoort tot de leidende rol van de politierechter in het onderzoek ter zitting en, zoals de politierechter ter zake daarvan nog heeft verklaard, heeft zij aan verzoeker de letterlijke tekst daarvan voorgehouden, zonder daaraan een eigen interpretatie te geven.
6.5.
Dat verzoeker niet beschikt over de processtukken dient voor zijn rekening te blijven. De politierechter is hem op meer dan welwillende wijze daarin tegemoet gekomen, door op de zitting van 1 maart 2017 de afspraak te maken dat verzoeker deze stukken daags na die zitting bij de officier van justitie kon ophalen, mede omdat verzoeker aangaf dat hij post niet altijd ontvangt. Dat verzoeker de stukken niet heeft opgehaald, kan niet aan de politierechter worden tegengeworpen en het is begrijpelijk dat de politierechter de behandeling van de zaken heeft willen voortzetten.
6.6.
De benoeming door de politierechter van de ter zitting verschenen [naam 1] als benadeelde partij, zo ook van [naam 2] in de andere strafzaak, vloeit enkel voort uit de benaming die de wet aan hen geeft. Uit het benoemen van hen als zodanig volgt geenszins dat de politierechter daarmee is vooruitgelopen op haar beslissing.
6.7.
Nu geen van de aangevoerde wrakingsgronden slaagt, moet het wrakingsverzoek worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat de behandeling van de strafzaken met parketnummers [nummer] en [nummer] zullen worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing als gevolg van de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 1 juni 2017 door mrs. Peters, van Kralingen en Kok, in aanwezigheid van de Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
--