4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
De rechtbank heeft bij uitspraak van heden medeverdachte [medeverdachte 1] veroordeeld voor het dealen van cocaïne voor een langere periode en op grote schaal.
Op 4 juli zit medeverdachte [medeverdachte 1] in de auto en op de beelden die door de politie worden gemaakt van hetgeen in de auto gebeurt, wordt gezien dat verdachte bij hem zit, terwijl medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto zitten en over hun handel spreken. Even later is medeverdachte [medeverdachte 1] geld aan het tellen en legt iets in de middenconsole.Op 7 juli 2016 zit verdachte bij medeverdachte [medeverdachte 1] in de auto in bijzijn van hun dochtertje en stapt een man in die medeverdachte [medeverdachte 1] geld geeft, waarop medeverdachte [medeverdachte 1] hem een pakje geeft.
Deze cocaïnehandel is reden geweest om onderzoek te starten naar de financiën van [medeverdachte 1] en verdachte, die immers de partner is van [medeverdachte 1] .
Uit dit financieel onderzoek kwam naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 1] sinds 2014 geen legaal inkomen meer had en verdachte in 2014 een legaal inkomen had van € 3.655,=. Daarna was het legaal inkomen bij verdachte nihil. Vanaf 1 januari 2013 stortte verdachte € 49.022,54 aan contant geld op haar bankrekening, vanaf april 2014 bijna maandelijks een bedrag van minimaal € 1.700,=. De vaste lasten werden van de bankrekening van verdachte betaald. Medeverdachte [medeverdachte 1] stortte in 2013 en 2014 totaal € 2.655,= aan contant geld op zijn bankrekening. Voor dagelijkse boodschappen werd door verdachten vanaf 1 januari 2013 niet meer gepind, met uitzondering van een transactie op de rekening van medeverdachte [medeverdachte 1] van € 218,22. Bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] en [verdachte] werden diverse papieren aangetroffen van uitgaven door hen. Aan vakanties werd een bedrag van € 26.065,35 uitgegeven. Aan uitgaven voor de woning en de tuin werd
€ 13.487,= uitgegeven. Voor de aankoop van voertuigen werd een bedrag van
€ 30.797,= uitgegeven. Voor een babyborrel werd uitgegeven een bedrag van € 4.212,50. Ten slotte is er onderzoek gedaan naar de bruiloft van verdachten en daaruit volgde dat een bedrag van € 16.187,59 contant is betaald. Bij aanhouding van verdachte [medeverdachte 1] werd een bedrag van € 7.360,= onder hem in beslag genomen. Tegenover deze bedragen stond geen legaal inkomen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] geldbedragen voorhanden hebben gehad die niet verklaarbaar zijn door legale inkomsten. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben over de herkomst van de geldbedragen geen concrete, verifieerbare en geloofwaardige verklaringen afgelegd. Verdachte en [verdachte] hebben weliswaar in 2015 een bedrag van € 75.000,= gewonnen bij de Postcodeloterij, maar dit bedrag is grotendeels besteed aan een aflossing van een deel van de hypotheek en de betaling van een deel van de kosten van de bruiloft.
Deze betalingen zijn niet meegenomen in de hiervoor genoemde berekeningen.
De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag geplaatst of verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte 1] , zich schuldig hebben gemaakt aan witwassen. De rechtbank dient daartoe allereerst de vraag te beantwoorden of de geldbedragen afkomstig waren van enig misdrijf. Nu de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het dealen van drugs bij medeverdachte [medeverdachte 1] en het gaat om een eigen misdrijf dat door de medeverdachte is gepleegd, is hier sprake van witwassen mét gronddelict. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de gedragingen van verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Dit kan enkel aan de orde zijn als verdachte moet hebben geweten dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dit wist, onder meer omdat zij in de auto aanwezig was bij diverse transacties tussen haar partner en drugsgebruikers. Het kan dan ook niet anders dan dat zij wist dat het geld dat [medeverdachte 1] voor het gezamenlijk huishouden beschikbaar stelde, afkomstig was van het dealen van cocaïne door [medeverdachte 1] .
De rechtbank overweegt dat er in de periode vanaf 1 januari 2013 diverse geldbedragen contant op de rekening van verdachte zijn gestort, die zijn gebruikt om vaste lasten voor hun gezamenlijke huishouding te betalen. Ook zijn er grote contante bedragen uitgegeven aan vakanties, de tuin en de aankoop van voertuigen, alsmede voor een babyborrel. En blijkbaar zijn in die jaren alle uitgaven aan boodschappen, huishoudelijke spullen en kleding contant betaald. De rechtbank ziet deze uitgaven als handelingen die medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hebben verricht om de criminele opbrengst veilig te stellen. Deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank kennelijk gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die bedragen. Dit geldt echter niet voor alle in het proces-verbaal opgenomen posten. Zo is er een geldbedrag aan contanten bij medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen, te weten een bedrag van € 7.360,=. Dit geld kan niet als witwasgeld worden aangemerkt omdat hij dit geld enkel voorhanden had en er geen verbergings- dan wel verhullingshandeling heeft plaatsgevonden. Ook is het de rechtbank met betrekking tot uitgaven aan auto’s, nu er ook auto’s zijn ingeruild, niet helemaal duidelijk geworden welke bedragen van misdrijf afkomstig waren. Gelet op de onderliggende dossierstukken is wél duidelijk dat een bedrag van ten minste € 100.000,= is witgewassen. Gelet op de omvang van de geldbedragen en de duur van de periode gedurende welke medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte zich aan witwassen hebben schuldig gemaakt, te weten in de periode van 12 juli 2013 tot en met 12 juli 2016, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Medeplegen
De rechtbank acht het medeplegen van witwassen wettig en overtuigend bewezen. Bij medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte was er sprake van een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op het uitgeven van geldbedragen die verdachte verdiende met het dealen in drugs en die op haar rekening werden gestort. Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte voerden een gezamenlijke huishouding en van de rekening van verdachte werden gezamenlijke kosten betaald. Ook van de andere bedragen, te weten uitgaven aan vakanties, tuin en auto’s en uitgaven aan levensonderhoud, hebben beide verdachten binnen hun gezamenlijke huishouding, profijt gehad.
Feit 2:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde af dat verdachte meermalen bij medeverdachte [medeverdachte 1] in de auto zat terwijl er door hem cocaïne werd verhandeld. Zij wist dus dat er drugs werden verhandeld, maar heeft blijkens het dossier geen actieve handelingen met betrekking tot het bewerken, vervoeren, verkopen en verstrekken van drugs gepleegd. Het enkel weten van de drugshandel en het meeprofiteren van de verdiensten is laakbaar, maar duidt niet op medeplegen. De daarvoor vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking is niet vast komen te staan. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Ook voor medeplichtigheid is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Om te kunnen vaststellen dat er sprake is van medeplichtigheid dient vast komen te staan dat iemand opzettelijk behulpzaam is bij het plegen van het misdrijf dan wel dat zij opzettelijk gelegenheid middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf. Hiervan is geen sprake nu verdachte geen actieve handelingen met betrekking tot de drugshandel heeft gepleegd. Van de medeplichtigheid zal verdachte derhalve eveneens worden vrijgesproken.