Op 18 januari 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. Stassen, de voorzieningenrechter die belast was met de behandeling van zijn beroepszaken tegen de Belastingdienst. Het wrakingsverzoek was ingediend op 11 november 2016 en betrof de vrees voor partijdigheid van de voorzieningenrechter, omdat deze in het verleden samen had gewerkt met de vertegenwoordiger van de Belastingdienst, [man x]. De verzoeker stelde dat deze samenwerking leidde tot een vooringenomenheid van de voorzieningenrechter ten opzichte van de inspecteur.
De rechtbank heeft het procesverloop en de gronden van het wrakingsverzoek uitvoerig beoordeeld. De voorzieningenrechter ontkende dat er sprake was van enige vooringenomenheid en stelde dat zijn relatie met [man x] louter professioneel was. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de voorzieningenrechter een voormalige collega was van [man x] niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid en wees het wrakingsverzoek af.
De rechtbank benadrukte dat de voorzieningenrechter geen persoonlijke contacten had onderhouden met [man x] na diens vertrek en dat de samenwerking niet in een vast team had plaatsgevonden. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken, en de behandeling van de onderliggende zaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.