ECLI:NL:RBZWB:2017:3980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
AWB 17_4409
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake evenementenvergunning Breda Live 2017 met betrekking tot geluidsnormen en eindtijd

Op 30 juni 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de burgemeester van de gemeente Breda en verschillende verzoekers die bezwaar hebben gemaakt tegen de evenementenvergunning voor Breda Live 2017. De vergunning, verleend op 16 juni 2017, staat een evenement toe op 7 en 8 juli 2017 op het Chasséveld in Breda, met geluidsnormen van 80 dB(A) en 95 dB(C) en een eindtijd van 23:30 uur. De verzoekers, die zich vertegenwoordigd lieten bij hun gemachtigden, stelden dat de vergunning niet in overeenstemming is met de wet en de beginselen van behoorlijk bestuur, en dat de geluidsnormen en de eindtijd onredelijk zijn, wat zou leiden tot onaanvaardbare hinder voor de omgeving.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers belanghebbenden zijn en dat er voldoende spoedeisendheid is voor het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechter heeft overwogen dat de burgemeester beleidsvrijheid heeft bij het verlenen van evenementenvergunningen, maar dat deze vrijheid niet onbegrensd is. De rechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester niet in redelijkheid de eindtijd van 23:30 uur heeft kunnen vergunnen, aangezien het beleid uitgaat van een eindtijd van 23:00 uur. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, maar heeft de evenementenvergunning niet volledig geschorst. In plaats daarvan is bepaald dat de vergunning voor Breda Live 2017 kan worden gebruikt tot 23:00 uur op beide dagen. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/4409 VEROR VV

uitspraak van 30 juni 2017 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker1], te Breda,
[verzoeker2], te Breda,
[verzoeker3], te Breda,
hierna gezamenlijk: verzoekers,
gemachtigde: mr. W.B. Kroon,
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghoudster]., te Dordrecht, vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. R. Balk.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 juni 2017 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de aan [vergunninghoudster] . op grond van artikel 2:13 van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2014 (hierna: APV) verleende vergunning voor het evenement Breda Live 2017 op 7 en 8 juli 2017 op de locatie Chasséveld te Breda.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 29 juni 2017. Verzoeker sub 2is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De [verzoeker1] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, haar voorzitter [naam voorzitter] en haar secretaris [verzoeker3] , tevens verzoeker sub 2. Verzoeker sub 3 heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Blonck en [vertegenwoordiger1] . Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [vertegenwoordiger2] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 15 februari 2017 heeft [vergunninghoudster] . een aanvraag om een vergunning voor het houden van een evenement ingediend. Het betreft het evenement Breda Live 2017, dat [vergunninghoudster] . op 7 juli 2017 van 16:00 uur tot 23:30 uur en op 8 juli 2017 van 13:30 uur tot 23:30 uur op het Chasséveld in Breda wil organiseren.
De burgemeester heeft op 22 februari 2017 de aanvraag gepubliceerd.
Verzoeker sub 2 heeft op 1 maart 2017 schriftelijk zijn zienswijze over de aanvraag naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester aan [vergunninghoudster] . de gevraagde evenementenvergunning verleend.
2. Verzoekers hebben, samengevat, aangevoerd dat het bestreden besluit niet juist is en onder meer is genomen in strijd met de wet en de beginselen van behoorlijk bestuur waaronder met name het zorgvuldigheids-, vertrouwens-, rechtszekerheids- en motiveringsbeginsel. In het bijzonder voeren verzoekers aan dat sprake is van strijd met het beleid nu sprake is van een elf dagen durend evenement, geluidsnormen van 80 dB(A) en 95 dB(C) zijn vergund en een eindtijd van 23:30 uur is vergund. Hierdoor ontstaat onduldbare hinder voor de omgeving.
Voorts zijn verzoekers van mening dat als het bestreden besluit al in stand zou kunnen blijven, daarvan geen gebruik kan worden gemaakt omdat niet tevens aan [vergunninghoudster] . een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is verleend.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat van het bestreden besluit geen gebruik mag worden gemaakt zolang er geen vergunning op grond van artikel 2.1, onder c van de Wabo is verleend én het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat alle drie de verzoekers zijn aan te merken als belanghebbende bij het bestreden besluit en dat voldoende spoedeisendheid bestaat voor het vragen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hier anders over te denken.
5. Artikel 1:8 van de APV bepaalt dat de vergunning of de ontheffing door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan kan worden geweigerd in het belang van:
de openbare orde;
de openbare veiligheid;
de volksgezondheid;
e bescherming van het milieu;
Artikel 2:13, eerste lid, van de APV bepaalt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge artikel 2:13, zesde lid, van de APV kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid, naast de in artikel 1:8 genoemde weigeringsgronden, tevens worden geweigerd in het belang van het voorkomen van de aantasting van een grootschalig evenement als bedoeld in artikel 2:12 waarvoor de aanvraag is ingediend.
Ingevolge artikel 2:13, zevende lid, van de APV is de burgemeester, met het oog op de in artikel 1:8 en 2:13, zesde lid, genoemde belangen, bevoegd voorschriften en beperkingen aan de vergunning te verbinden.
Ontbreken omgevingsvergunning
6. De voorzieningenrechter overweegt dat de gronden om een evenementenvergunning te kunnen weigeren zijn neergelegd in de APV. De door verzoekers aangevoerde strijd met het bestemmingsplan behoort niet tot de in de APV opgenomen weigeringsgronden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt dit dat verzoekers, indien zij van mening zijn dat tevens een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo nodig is, een verzoek tot handhaving bij het college van burgemeester en wethouders moeten indienen. De voorzieningenrechter acht het – zeker nu daarover een besluit van het college ontbreekt – te verstrekkend om een voorziening te treffen dat van de evenementenvergunning geen gebruik mag worden gebruikt vanwege strijd met het bestemmingsplan, nog daargelaten of ook inderdaad sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
Evenementenvergunning
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verlenen van een evenementenvergunning een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester is. Wanneer sprake is van de in artikel 1:8 en artikel 2:13, zesde lid, van de APV genoemde weigeringsgronden, kan de burgemeester de vergunning weigeren. Deze beleidsvrijheid betekent dat de voorzieningenrechter deze beslissing terughoudend toetst.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester invulling heeft gegeven aan zijn beleidsvrijheid met de Nota feestregels 2003 inclusief de wijzingen van die Nota (hierna: Nota) én de Notitie ‘Richting aan evenementen’ (hierna: Notitie). Verzoekers hebben aangevoerd dat de burgemeester in strijd met dit beleid de evenementenvergunning heeft verleend, nu sprake is van een elf dagen durend evenement, geluidsnormen van 80 dB(A) en 95 dB(C) zijn vergund en op 7 juli 2017 en 8 juli 2017 de eindtijd 23:30 uur is. Hierdoor ontstaat onduldbare hinder voor de omgeving hetgeen aanleiding had moeten zijn voor de burgemeester om de vergunning te weigeren in het belang van de volksgezondheid en de bescherming van het milieu.
8.1
Uit de Notitie volgt dat het Chasséveld valt onder evenementenzone 2. Voor die zone is – onder meer – opgenomen dat op het moment dat alternatieve locaties voorhanden zijn (zoals de evenementenzone aan de voet van de Bavelse Berg) een grens gesteld wordt aan het aantal Dancefestivals van twee per jaar. Dit geldt tevens voor grootschalige popconcerten; ook hiervoor geldt dan een maximum van twee per jaar. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester ter zitting heeft toegelicht dat in 2017 reeds voor één dancefestival en één grootschalig popconcert op het Chasséveld een evenementenvergunning is verleend. Beide evenementen duurden een dag. Dit maakt dat met Breda Live 2017 voor een derde evenement een vergunning wordt aangevraagd en dat dit in 2017 het tweede grootschalige popconcert betreft waarvoor vergunning wordt aangevraagd. Anders dan verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit het beleid niet volgt dat bij een meerdaags evenement iedere dag van het evenement als één evenement moet worden gezien. Ook volgt zij verzoekers niet in hun standpunt dat het evenement gelet op de opbouw en afbouw elf dagen duurt. Weliswaar kan enige overlast ontstaan gedurende de dagen dat wordt op- en afgebouwd, maar ‘slechts’ op twee dagen zullen artiesten optreden en bezoekers op het evenement afgekomen. Ter bescherming van de omgeving zijn ook voor de omliggende op- en afbouwdagen voorschriften opgenomen. Op dit punt is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake van strijd met het beleid.
8.2
De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester zich voor wat betreft de in de vergunning opgenomen geluidsnormen heeft gebaseerd op een advies van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB). Hij heeft daarbij een lagere norm dan door [vergunninghoudster] . aangevraagde norm (90dB(A)) vergund, maar de vergunde norm van 80 dB(A) is hoger dan de norm waarvan het beleid uitgaat. Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat van het beleid wordt afgeweken omdat sprake is van verouderd beleid, de technologie inmiddels sterk verbeterd is en nieuw beleid in de maak is. Vanwege de belangen van de omgeving is echter niet de aangevraagde norm van 90 dB(A) vergund, maar is aangesloten bij de vergunde normen voor eerdere versies van dit evenement en andere gelijksoortige evenementen zoals 538 Koningsdag. De voorzieningenrechter is van oordeel dat – hoewel summier gemotiveerd – de door de burgemeester opgenomen geluidsnormen niet onredelijk zijn. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester mee dat het niet onredelijk is als hij in de toekomst bij soortgelijke geluid veroorzakende evenementen van de organisator bij de aanvraag een akoestisch onderzoek verlangt waarin de organisator de aangevraagde geluidnormen (dB(A) en dB(C)) onderbouwt.
8.3
Voor wat betreft de in de vergunning opgenomen eindtijd van 23:30 uur op beide dagen is de voorzieningenrechter een ander oordeel toegedaan. Hiertoe overweegt zij dat de nachtperiode ingaat na 23:00 uur, het beleid uitgaat van een eindtijd van evenementen om 23:00 uur en ook de OMWB in eerste instantie een eindtijd van 23:00 uur heeft geadviseerd. Uit het bestreden besluit blijkt niet waarom een afwijkende eindtijd is vergund en ter zitting is gebleken dat de enkele reden voor afwijking is dat uitgegaan wordt van een verworven recht nu eerdere versies van hetzelfde evenement ook tot 23:30 uur duurden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat onvoldoende om in afwijking van het beleid een eindtijd tot 23:30 uur op beide dagen te vergunnen.
9. Dit betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de burgemeester niet in redelijkheid het bestreden besluit heeft kunnen verlenen in deze vorm en zij ziet aanleiding voor het treffen van een voorziening. Echter gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het geheel schorsen van de evenementenvergunning – ook gelet op de belangen van [vergunninghoudster] . – te ver gaat. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorziening dat van de evenementenvergunning voor Breda Live 2017 gebruik mag worden gemaakt op beide dagen (7 en 8 juli 2017) tot 23:00 uur. Dit betekent dat de voorschriften 16 en 17 behorende bij de vergunning zo moeten worden gelezen dat 23:30 uur 23:00 uur wordt.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
11. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in die zin dat van de evenementenvergunning voor Breda Live 2017 gebruik mag worden gemaakt op beide dagen (7 juli 2017 en 8 juli 2017) tot 23:00 uur. Dit betekent dat de voorschriften 16 en 17 behorende bij de vergunning zo moeten worden gelezen dat 23:30 uur 23:00 uur wordt;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 333,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.