4.3Het oordeel van de rechtbank
Melding
Op 17 augustus 2015, om 19.28.19 uur kwam er een melding bij de meldkamer van de politie binnen van de centralist van de Koninklijke Marechaussee die meldde dat er op Vliegbasis Gilze-Rijen een schietpartij was geweest. Er waren twee voertuigen bij betrokken:
- een witte Audi Q-serie, voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 1] en
- een zwarte Opel Corsa, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] .
Bevindingen inzake het slachtoffer
Naar aanleiding van deze melding zijn meerdere politie-eenheden en hulpdiensten ter plaatse gegaan. De politie zag bij het aanrijden dat er vlak voor de Broekstraat een kleine zwarte auto geparkeerd stond bij een hek dat toegang gaf tot de vliegbasis en dat er op ongeveer 250 meter, toen de politie de Broekstraat inreed, een persoon in de berm lag.
Het betrof een blanke man, met vermoedelijk een schotverwonding aan de linkerzijde van het hoofd. Niet veel later kwam een ambulance ter plaatse en twee ambulancemedewerkers constateerden om 19.54 uur dat de man was overleden.Verbalisanten zagen dat de man gekleed was in een witte blouse en een spijkerbroek.
Omstreeks 20.50 uur meldde zich bij de wegafzetting aan de kruising Broekstraat met de Heideweg te Molenschot, naar aanleiding van de plaats delict waarbij een schietincident had plaatsgevonden, [partner slachtoffer] . Zij gaf aan dat zij de partner van [initialen] [slachtoffer] was en toonde een foto van [slachtoffer] . Daarnaast gaf zij aan dat hij een spijkerbroek droeg.Die dag kwam mevrouw [moeder slachtoffer] op het bureau en zij verklaarde dat haar zoon [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] een eerdere steekverwonding en twee tatoeages had, waaronder een sleeve op zijn linkerarm. De politie vertelde haar dat de aangetroffen uiterlijke kenmerken van de persoon die zij hadden aangetroffen een litteken op de buik en een getatoeëerde sleeve op de linkerarm waren.
Op camerabeelden is te zien dat omstreeks 18.30 uur [slachtoffer] een zwarte Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] parkeerde bij de slagboom van camping De Linberg te Molenschot. Omstreeks 18.52 uur verliet hij het park weer en reed weg met bovengenoemde auto. Hij had zich verkleed en droeg witte bovenkleding en een tasje.
In de bij het uitvalshek geparkeerde en aangetroffen zwarte Opel Corsa lag een tasje met een paspoort op naam van [voornaam slachtoffer] [namen] [slachtoffer] . Vastgesteld werd dat het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te Rotterdam bleek te zijn.
Er is sectie verricht op het lichaam van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] teneinde de doodsoorzaak te onderzoeken. Hierbij werden aan het lichaam als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld in totaal zeven schotverwondingen aangetroffen. Er waren drie doorschoten en een inschotverwonding, waarvan twee doorschoten aan het hoofd. Het oplopen van deze schotletsels verklaart het overlijden zondermeer op grond van functieverlies van de hersenen en de hersenstam. Er was een doorschotverwonding door de linkerbovenarm en een inschot in de rechterbovenarm verlopend naar een projectiel in de linkerschouder. [voornaam slachtoffer] [namen] [slachtoffer] , 27 jaar oud, is overleden als gevolg van verwikkelingen van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld (schotverwondingen) op het lichaam.
Getuigen van het schietincident
Getuige [getuige 2] was op 17 augustus 2015 omstreeks 19.15 uur op de vliegbasis Gilze-Rijen bij de autohobbyclub.Vlak hierna hoorde hij de eerste schoten en nam hij direct contact op met de wachtcommandant. Dat was precies om 19.19 uur.[getuige 2] heeft verklaard dat hij twee schoten hoorde afgaan. Hij was samen met getuige [getuige 3] . [getuige 2] keek in de richting van het crashhek van de vliegbasis en zag een man (hierna te noemen persoon 1) rennen voor zijn leven. Hij zag een achtervolging waarbij één persoon achter persoon 1 aanrende. De twee personen verdwenen uit het zicht. [getuige 2] keek weer richting het crashhek en zag twee geparkeerde voertuigen staan. Hij zag een witte SUV staan met een geopende kofferbak. Daarna hoorde hij weer twee schoten vallen. Deze twee schoten volgden elkaar op. De tijdsduur tussen de eerste twee schoten en de tweede twee schoten bedroeg ongeveer een halve minuut. Het bleef wederom een halve minuut tot een minuut stil en [getuige 2] hoorde vervolgens drie tot vier schoten achter elkaar. Hij had geen andere personen gezien op het moment dat deze twee personen aan het rennen waren in de directe omgeving. [getuige 2] heeft verklaard dat hij bij het crashhek twee auto’s zag staan, een witte Audi Q8 of Q6 met Belgisch kenteken [kenteken 1] en een zwarte Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] . De auto’s stonden met de neuzen dezelfde kant op. Hij zag op de Broekstraat iets in de bosjes liggen waarvan hij dacht dat het een mens was. Hij dacht de kleur van de bovenkleding van persoon 1 te herkennen. Die was heel lichtgrijs, crèmekleurig. Getuige [getuige 2] zag dat de witte Audi weg was en deze kwam vervolgens nog eens langsrijden, gaf gas en reed hard weg over de Lijndonk richting Bavel. Behalve de bestuurder zat er niemand in de Audi. De bestuurder had golvend, donker naar achter gekamd haar.
Getuige [getuige 3] verklaarde dat hij, nadat hij knallen c.q. schoten had gehoord, een man zag wegrennen vanaf het uitvalshek over de openbare weg de Broekstraat in en dat deze persoon iets van witte kleding droeg en weinig haar had. Die persoon rende en keek een paar keer achterom.[getuige 3] hoorde toen meer schoten, ongeveer vijf tot zeven. [getuige 3] rende met [getuige 2] naar het crashhek en zag een zwarte Opel Corsa met draaiende motor en brandende verlichting en een witkleurige Audi met een open kofferbak. Er was verder niemand bij de auto’s. Hij liep met [getuige 2] langs het hek in de richting van het slachtoffer en zag iemand liggen. Hij liep weer terug naar het uitvalshek en toen was de witkleurige Audi weg. Even later kwam de witkleurige Audi nog langsgereden en die reed vol gas weg.
Getuige [getuige 5] , werkzaam als hondengeleider op de vliegbasis, hoorde schoten en ging naar het uitvalshek omdat hij dacht dat daar de schoten vandaan kwamen. Ter plaatse zag hij een Opel Corsa staan. Hij zag dat er een witte Audi, een Q5 of Q7, met Belgisch kenteken voorbij kwam rijden en dat er één man in de auto zat.
Tussenconclusie
Op grond van het bovenstaande staat vast dat [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] op 17 augustus 2015 door schotverwondingen om het leven is gekomen, dat de door de getuigen bij het uitvals- of crashhek van vliegbasis Gilze-Rijen gesignaleerde zwarte Opel Corsa, kenteken [kenteken 2] , de auto van [slachtoffer] was en dat hij gekleed was in een witte blouse en een spijkerbroek. Verder staat vast dat [slachtoffer] na het verlaten van de camping naar het crashhek is gereden, aldaar zijn auto heeft neergezet en zijn auto heeft achtergelaten.
Volgens de getuigenverklaring van [getuige 2] droeg de man die hij als eerste zag wegrennen en die werd gevolgd, lichte bovenkleding. Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 3] die over de lichte kleding van een wegrennend en achterom kijkend persoon verklaart.
Gelet hierop, alsmede op het feit dat de kleur van de bovenkleding bij het slachtoffer werd herkend door [getuige 2] , staat voor de rechtbank vast dat [slachtoffer] als eerste in de richting van de Broekstraat rende, achtervolgd door een andere persoon. De afstand tussen het crashhek waar de auto van [slachtoffer] stond en de plaats waar [slachtoffer] werd aangetroffen, is, gelet op de bevindingen van de politie (voetnoot 2), ongeveer 250 meter geweest.
Onderzoek op de plaats delict
De politie heeft onderzoek verricht op de plaats delict, waarbij de plaats delict is opgedeeld in drie delen. De plaats van het aantreffen van [slachtoffer] aan de Broekstraat te Molenschot is genoemd plaats delict 1 (pd1). Aldaar zagen verbalisanten dat aan de rechterzijde van het asfalt een grote bloedpoel aanwezig was en dat [slachtoffer] aan de rechterzijde van de berm lag. Zijn hoofd lag in de richting van de weg. Verbalisanten zagen dat het gras in de berm rechts van betrokkene vanaf de weg tot aan de plaats waar [slachtoffer] lag platgedrukt was en dat er bloed op het gras en plantenmateriaal aanwezig was. In de bloedpoel zagen verbalisanten weefsel alsmede twee ronde beschadigingen in de slijtlaag van het wegdek, waarbij de afstand tussen de beschadigingen ongeveer 6 á 7 cm betrof. In deze beschadigingen werden botdeeltjes, manteldeeltjes en looddeeltjes herkend. Ter hoogte van de bloedpoel werd een gedeformeerd projectiel op de weg gezien. Er lagen meerdere hulzen op de weg. Deze werden veiliggesteld en in beslag genomen onder SIN-nummers AAIL9184NL, AAIL9185NL, AAIL9187NL en AAIL9186NL.
Het lichaam van [slachtoffer] werd onderzocht en er werden onder meer op het hoofd twee huidperforaties, passend bij schotbeschadigingen, gezien en één in de linkerbovenarm. De afstand tussen de schotbeschadigingen in het hoofd kwam ongeveer overeen met de afstand tussen de beschadigingen in het wegdek. Daarnaast werden schaafverwondingen, gras en plantenmateriaal op de buik aangetroffen. De verbalisanten hebben geconcludeerd dat er minimaal vier keer met een vuurwapen is geschoten op de Broekstraat, dat [slachtoffer] hierbij in zijn arm en hoofd is geraakt, dat het aangetroffen bloedbeeld passend zou kunnen zijn bij het scenario [slachtoffer] eerst in zijn arm is getroffen, dat hij is gaan bloeden, zich verplaatst heeft en vervolgens in zijn hoofd is getroffen, waarna hij enige tijd bloedend op het wegdek heeft gelegen. Het hersenweefsel, de twee gaten in het wegdek in de bloedpoel, waarin botdeeltjes, manteldeeltjes en looddeeltjes werden aangetroffen en de twee schotbeschadigingen in het hoofd van [slachtoffer] , zouden passend kunnen zijn bij het laag bij de grond bevinden van [slachtoffer] op het moment dat hij in zijn hoofd werd geraakt. De schaafverwondingen op de buik van [slachtoffer] en het feit dat betrokkene door het ter plaatse gekomen politiepersoneel op zijn buik was aangetroffen, is passend bij het scenario dat betrokkene op enig moment op zijn buik op de weg terecht is gekomen en op zijn buik van de weg naar de berm is gesleept.
Er werd eveneens forensisch onderzoek gedaan ter hoogte van het crashhek aan de Lijndonk op en rond de inrit naar de vliegbasis Gilze-Rijen. Dit betreft de plaats delict 2 (pd2). Op de inrit stond een zwarte personenauto van het merk Opel, type Corsa, voorzien van Nederlands kenteken [kenteken 2] . De lichten brandden en de motor draaide. Tijdens het onderzoek op deze plaats delict werden op het wegdek en in de berm ten noordoosten van het wegdek twee patronen en twee hulzen aangetroffen. Deze zijn veiliggesteld onder respectievelijk nr. 1 SIN AAGW3934NL en nr. 3 SIN AAGW3936NL alsmede nr. 2 SIN AAGW3935NL en nr. 4 SIN AAGW3937NL. Op de inrit werd een patroon (nr.11 SIN AAGW3940NL) en een huls (nr. 12 SIN AAGW3927NL) aangetroffen. De verbalisanten zagen dat alle aangetroffen hulzen en/of patronen van het merk Luger, type Sellier en Bellot van het kaliber 9 millimeter waren.
Deze sporen zijn onder bovengenoemde nummers ingetekend op de tekening op pagina 35 van de map FTO.
Er werd eveneens forensisch onderzoek gedaan in de omgeving van de Broekstraat en de Lijndonk te Molenschot. Gezien vanaf de T-splitsing van de Lijndonk kijkende in de richting van de Broekstraat, bevond zich aan de rechterzijde van de T-splitsing een grasveldje. Aan de achterzijde van dit grasveldje grensde het bosgebied van de Broekstraat en aan de rechterzijde het hekwerk van de militaire vliegbasis. Op de openbare weg van de Broekstraat, ter hoogte van de overgang met het grasveld naar het bosgebied werd een beschadigd patroon van het merk S&B en kaliber 9 millimeter aangetroffen. Het patroon werd veiliggesteld onder SIN AAFW2664NL. Deze plaats werd door de verbalisanten aangeduid als plaats delict 3 (pd3).
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande allereerst vast dat de eerste schoten zijn gelost vlak achter de auto van [slachtoffer] op de inrit naar vliegbasis Gilze-Rijen. Hierbij slaat zij acht op de plaats waar de hulzen en patronen op de pd2 zijn aangetroffen, en zoals ingetekend op de werktekening (pagina 35 van het FTO dossier). Daarnaast zijn in dat verband van belang de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] dat zij, nadat zij de eerste schoten hoorden, een man vanaf het uitvalshek hard hebben zien wegrennen de Broekstraat in, waar het slachtoffer, op een afstand van ongeveer 250 meter, is aangetroffen. Deze man werd achtervolgd door een ander persoon. Zoals reeds hiervoor is vastgesteld was deze als eerste wegrennende man [slachtoffer] . Uit het feit dat voornoemde getuigen na de eerste schoten tot twee maal toe opnieuw schoten hebben gehoord, hetgeen wordt ondersteund door de technische bevindingen dat hulzen/patronen zijn gevonden op zowel pd3 als pd1, volgt dat er op drie verschillende momenten is geschoten op [slachtoffer] , waarbij hij is geraakt in zijn arm en hoofd. Het vastgestelde sporenbeeld op de pd1 brengt mee dat [slachtoffer] op pd1 tot tweemaal toe door zijn hoofd is geschoten, terwijl hij dicht bij de grond lag. Voorts staat voor de rechtbank op grond van de technische bevindingen op pd1 vast dat [slachtoffer] , nadat hij was neergeschoten, op zijn buik is gesleept tot in de berm van de Broekstraat. Immers het gras in de berm vanaf de weg tot aan de plaats waar [slachtoffer] is aangetroffen was platgedrukt en er was bloed op het gras en plantenmateriaal aanwezig. Daarnaast zijn er schaafverwondingen op de buik van [slachtoffer] aangetroffen. De wijze waarop [slachtoffer] is aangetroffen, namelijk met het hoofd richting wegdek, brengt met zich dat hij aan zijn benen is gesleept.
Onderzoek munitie
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de gebruikte munitie. Daarbij zijn onder meer vragen gesteld of de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit een of meerdere vuurwapens.
De zeven hulzen, veiliggesteld onder AAGW3927NL, -35NL, -37NL, AAIL9184NL,
-85NL, -86NL en -87NL, zijn met elkaar vergeleken.
Daarbij zijn twee hypothesen opgesteld, te weten:
hypothese 1:de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
hypothese 2:de hulzen zijn verschoten met twee of meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
Ten aanzien van de hulzen is door het NFI gesteld dat de bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Voor de vier patronen onder SIN-nummers AAFW2664NL, AAGW3934NL, - 36NL en
-40NL zijn de volgende hypothesen opgesteld:
hypothese 5:de doorlaadsporen in de patronen zijn afkomstig van een en hetzelfde vuurwapen.
hypothese 6:de doorlaadsporen in de patronen afkomstig zijn van twee of meerdere andere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend onderzoek voor de patronen (AAFW2664NL, AAGW3934NL en AAGW3936NL) zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 5 waar is dan wanneer hypothese 6 waar is.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt gelet op voornoemde bevindingen van het NFI vast dat alle schoten op pd 1, 2 en 3 zijn gelost met hetzelfde vuurwapen.
DNA-match
De kleding van [slachtoffer] werd bemonsterd, waaronder de spijkerbroek die hij droeg. Deze werd onder SIN-nummer AAIT9847NL veiliggesteld.De achterzijde van de onderkant van de broekspijp van deze spijkerbroek is bemonsterd en veiliggesteld als onder meer AAIT9847NL#04.
Het NFI heeft het DNA-profiel van verdachte geregistreerd onder DNA-profielcluster 34164. Het NFI concludeerde dat het DNA-hoofdprofiel in deze bemonstering van de achterzijde van de rechterbroekspijp matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.Door The Maastricht Forensic Institute (TMFI) is de broek eveneens bemonsterd, en wel op 28 plaatsen. De rechter broekspijp is onderaan de achterzijde bemonsterd en deze bemonsteringen zijn genummerd #25 tot en met #28. Er zijn twee hypothesen opgesteld, te weten hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] , verdachte [verdachte] en een onbekende persoon en hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en twee onbekende personen. De resultaten van het onderzoek met betrekking tot bemonstering #25 zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. Ten aanzien van #26 en #27 zijn de resultaten van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. Ten aanzien van #28 zijn de resultaten zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Naar aanleiding van de DNA-match op de broekspijp van slachtoffer [slachtoffer] werd zijn vriendin [partner slachtoffer] nader bevraagd. Zij verklaarde dat [slachtoffer] op 17 augustus 2015 een trainingsbroek droeg en deze later had omgeruild voor een spijkerbroek en blouse. [slachtoffer] hing soms een kledingstuk wat hij eenmaal had aangehad over een stoel om deze dan later nog een keer aan te trekken, maar dit gebeurde niet veel omdat hij erg netjes en schoon op zijn kleding was.
Tussenconclusie
Gelet op de rapportage van het NFI, aangevuld met de rapportage van het TMFI, betreffende forensisch DNA-onderzoek, stelt de rechtbank vast dat op grond van de DNA-match het DNA op de achterzijde van de rechterbroekspijp van [slachtoffer] van verdachte afkomstig is. Dat er ook een DNA-profiel van een onbekende derde op de rechterbroekspijp is aangetroffen, zoals door de verdediging is betoogd, maakt deze conclusie niet anders.
De rechtbank overweegt voorts dat dit DNA-materiaal van verdachte op een niet voor de hand liggende plaats is aangetroffen, te weten aan de onderzijde van de rechterbroekspijp van [slachtoffer] . Er is geen verklaring van de zijde van verdachte gekomen over het aantreffen van zijn DNA-materiaal op deze plek. Dat dit DNA-materiaal door een mogelijk eerder contact tussen [slachtoffer] en verdachte op de broek terecht zou zijn gekomen, is ook niet aannemelijk geworden. Enerzijds gelet op de plaats waar het DNA-materiaal is aangetroffen, immers het betreft geen plek waar iemand doorgaans makkelijk wordt aangeraakt en anderzijds gelet op de verklaring van de vriendin van [slachtoffer] dat [slachtoffer] zich kort voordat hij vertrok had omgekleed (wat wordt bevestigd door camerabeelden) en hij zelden niet gewassen kleding opnieuw aantrok.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is het lichaam van [slachtoffer] aan zijn benen in de berm gesleept. Nu DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen onderaan een broekspijp, terwijl verdachte daarvoor geen verklaring geeft, stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die het lichaam van [slachtoffer] van de Broekstraat (pd1) naar de naastgelegen berm heeft gesleept.
Witte Audi Q5
Bij het onderzoek werden diverse camerabeelden in de omgeving van de plaats delict bekeken. De politie deed onderzoek naar de witte Audi Q5 met Belgisch kenteken die bij het crashhek was gezien. Op camerabeelden van het Shell-tankstation Molenheide was te zien dat er op 17 augustus 2015 om 18.21.58 uur een witte Audi Q5 het terrein opreed. De bestuurder stapte uit en liep naar de shop van het tankstation en ging naar binnen. De man stapte weer in de auto en rijdt om 18.29.17 weg. De witte Audi Q5 heeft een witte kentekenplaat op de auto, vermoedelijk Belgisch. De Audi is voorzien van donkerkleurige velgen, een donkerkleurig dak, mogelijk een panoramadak.
Verdachte heeft ter zitting van 30 juni 2017 verklaard dat hij de man op de foto is die de shop in- en uitgaat bij Shell Molenheide.
De camerabeelden van de woning aan de Lijndonk 1 in Molenschot werden door de politie bekeken. Om 18.43.53 uur reed een wit voertuig, zeer vermoedelijk een Audi in noordelijke richting over de Lijndonk. Om 18.51.40 uur reed een wit voertuig, zeer vermoedelijk een Audi, in zuidelijke richting over de Lijndonk. Om 18.53.51 uur reed een wit voertuig, zeer vermoedelijk een Audi in Noordelijke richting over de Lijndonk. Deze witte Audi was voorzien van zwarte velgen en een panoramadak.
Tussenconclusie
Verdachte heeft weliswaar buiten de verklaring dat hij de man op de foto is die de shop in- en uitgaat, niets willen verklaren, maar de rechtbank stelt vast op grond van het proces-verbaal bevindingen camerabeelden Shell Molenheide in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij op dat tankstation aanwezig was, dat het verdachte is geweest die als bestuurder in een witte Audi Q5 met witte kentekenplaten, donkerkleurige velgen en een panoramadak stapte op 17 augustus 2015, om 18.29.17 uur.
De rijafstand met de auto van Shell Molenheide naar de Lijndonk is - op basis van algemeen toegankelijke routeplanners - ongeveer een kwartier. Nu vaststaat dat verdachte om 18.29.17 uur is vertrokken vanaf het tankstation en een witte Audi met dezelfde uiterlijke kenmerken, te weten een panoramadak en zwarte velgen, werd gezien op de Lijndonk 1 om 18.43.53 uur, stelt de rechtbank vast dat dit verdachte was. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het een auto met specifieke uiterlijke kenmerken betreft die binnen een kort tijdsbestek in de nabije omgeving – een kwartier rijafstand van Shell Molenheide – wordt vastgelegd op camera. De auto werd vervolgens op meerdere tijdstippen heen en weer rijdend dicht langs de plaats delict gezien. Ten slotte werd een witte Audi Q5 met Belgisch kenteken door getuigen gezien bij het crashhek naast de auto van [slachtoffer] , vlak voor en na het schietincident. Dit alles maakt dat de rechtbank concludeert dat – mede bezien tegen de achtergrond van het korte tijdsverloop tussen het verlaten van tankstation Molenheide en het signaleren van een witte Audi Q bij het crashhek - verdachte met de witte Audi Q5 bij het crashhek is geweest.
Dat verdachte aanwezig was op pd2 met deze auto, vindt voorts bevestiging in het feit dat een DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op de broek van [slachtoffer] op pd1, op korte afstand van pd2.
Is verdachte de schutter?
De vraag die vervolgens aan de rechtbank voorligt is of het verdachte is geweest die heeft geschoten of dat - zoals de verdediging heeft betoogd - een ander persoon heeft geschoten.
Het door de raadsman opgeworpen scenario dat een man met capuchon de dader zou kunnen zijn geweest, wordt onvoldoende onderbouwd en is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Om 17.29:05 uur zouden er blijkens camerabeelden twee mannen in zuidelijke richting zijn gelopen op de Lijndonk. Eén daarvan heeft een opvallende streep op de zijkant van zijn broek. Om 18.56:52 uur loopt er een man met capuchon, een rugzak en donkere kleding met op de broek een streep in noordelijke richting op de Lijndonk. Getuige [getuige 4] passeert vlak nadat de eerste schoten moeten zijn gelost, rond 19.20 uur, pd1. Volgens zijn verklaring ziet hij aldaar een man met donkere kleding en een capuchon lopen, die vervolgens het bos inloopt. De raadsman wijst op de overeenkomst in kleding die te zien is op een afbeelding van een persoon die is vastgelegd rond 18.56 uur en de omschrijving van [getuige 4] van een persoon in de buurt van pd1. De rechtbank constateert dat uit deze bevindingen geenszins valt vast te stellen of de man op de beelden ook degene is die [getuige 4] heeft gezien op de Broekstraat in de nabijheid van pd1. De rechtbank constateert dat er in de buurt van de plaats waar de camera is gesitueerd waarmee de man met de capuchon en de rugzak is geregistreerd, diverse zijwegen zijn waarlangs de man met capuchon zijn weg kan hebben vervolgd. Dat [getuige 4] een man met capuchon en donkere kleding heeft gezien in de buurt van pd1 en 2 is onvoldoende om te komen tot de conclusie dat dit de dader zou kunnen zijn. Daarvoor ontbreekt iedere aanwijzing. [getuige 2] is na de eerste schoten, toen de dader en [slachtoffer] richting de Broekstraat renden, naar het crashhek gelopen waar de auto’s stonden en trof daar niemand aan. Ook bij het wegrijden van de Audi Q5 werd alleen een bestuurder gezien. Verdachte, die ter plekke aanwezig was, had dit scenario van de raadsman wellicht kunnen substantiëren, maar heeft ervoor gekozen om niets te verklaren. Het door de raadsman geschetste scenario - nu dit niet aannemelijk is geworden - schuift de rechtbank daarom ter zijde.
De rechtbank stelt, gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in combinatie met de geformuleerde tussenconclusies, vast dat degene die vanaf de auto’s op pd2 achter [slachtoffer] aanrende, de schutter is geweest. Immers, alle schoten zijn op drie plaatsen, in een kort tijdsbestek gelost met één vuurwapen en de getuigen hebben geen andere personen gezien tijdens het schietincident.
Verder is hiervoor reeds vastgesteld dat verdachte aanwezig is geweest op zowel pd2 (met de witte Audi Q5) als zeer kort daarna op pd1, waar hij het lichaam heeft versleept. Hij moet zich in dat korte tijdsbestek hebben verplaatst van pd2 naar pd1.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de schutter is geweest die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
Moord of doodslag?
De volgende vraag is of er sprake is van moord (voorbedachte raad) of doodslag (handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling).
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het misdrijf moord het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat wil zeggen dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
In een in 2014 in beslag genomen telefoon van [slachtoffer] werd een contact
Ns Breda [telf.nr]aangetroffen. De politie relateert dat de letters Ns mogelijk staan voor No Surrender. Uit onderzoek telecommunicatie bleek dat het telefoonnummer van [slachtoffer] in 2015 ook contact had met dit nummer. Dit nummer werd in de politiesystemen nagetrokken en daaruit bleek dat dit nummer in gebruik was bij [verdachte] .
Verder heeft de vriendin van [slachtoffer] verklaard dat hij vanaf het begin betrokken was bij de motorclub No Surrender,terwijl uit de politiesystemen bleek dat ook verdachte lid was van No Surrender.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachte en [slachtoffer] elkaar kenden.
De auto’s van verdachte en [slachtoffer] stonden op de plaats delict naast elkaar en verdachte reed daaraan voorafgaand met zijn auto heen en weer in de directe omgeving. De rechtbank leidt hieruit af dat er sprake was van een bewuste ontmoeting tussen verdachte en [slachtoffer] op 17 augustus 2015.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen staat vast dat er op drie momenten op [slachtoffer] is geschoten. Verdachte en [slachtoffer] kenden elkaar en hadden een afgesproken ontmoeting bij een vrij afgelegen plaats bij een uitvalshek in Molenschot. Verdachte heeft een vuurwapen voorhanden gehad. De eerste schoten vielen achter de auto van [slachtoffer] . Volgens getuigen ontstond er een achtervolging en bleef het een korte periode stil totdat nieuwe schoten volgden. De achtervolging besloeg een afstand van ongeveer 250 meter. Na de tweede serie schoten werd het weer even stil voor ongeveer een halve minuut volgens de getuigen. [slachtoffer] kwam op de grond te liggen en werd vervolgens meermalen door het hoofd geschoten.
Door deze feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op zijn besluit om
[slachtoffer] van het leven te beroven en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Immers er is door verdachte tot drie keer toe met tussenpozen van in totaal ongeveer een minuut geschoten. Ook de manier waarop [slachtoffer] uiteindelijk om het leven is gebracht (door middel van schoten van zeer dichtbij in het hoofd, terwijl hij op de grond lag) leidt tot het oordeel dat verdachte met voorbedachten rade en na kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord.
Medeplegen
Ten slotte dient de rechtbank zich uit te laten over de vraag of er sprake is geweest van medeplegen. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend, nu uit het dossier niet is gebleken dat er sprake is geweest van een medepleger en hiervoor dus ook geen bewijs is. Van het medeplegen spreekt de rechtbank verdachte vrij.