9.4Ten aanzien van de geluidshinder afkomstig van de roerinstallaties stelt de rechtbank vast dat uit het geluidsonderzoek van de Omgevingsdienst van 10 december 2014 blijkt dat in de nachtperiode sprake is van een overschrijding van de geluidsnormen, als bedoeld in artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit. De roerwerkinstallaties zorgen namelijk in de nachtperiode voor een geluidsbelasting op de gevel van de woning van [naam eiser1] van 39,2 dB(A), terwijl op grond van dit artikellid van het Activiteitenbesluit een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van maximaal 35 dB(A) is toegestaan. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van een overtreding van het Activiteitenbesluit.
Het voorgaande betekent dat het college een beginselplicht tot handhaving heeft tenzij sprake is van een concreet zicht op legalisering of van bijzondere omstandigheden. Daarvan is de rechtbank echter niet gebleken. Zo is met de geluidsmaatregelen die in het kader van de nieuwe omgevingsvergunning worden genomen geen sprake van een concreet zicht op legalisering van de bestaande situatie. Deze geluidsmaatregelen zien immers op de nieuwe situatie en niet op legalisering van de bestaande situatie. Evenmin is de rechtbank gebleken van bijzondere omstandigheden. Zo blijkt uit het advies van [naam adviesbureau1] van 18 februari 2015 dat het mogelijk is om maatregelen aan de roerinstallaties door te voeren, waardoor de geluidshinder kan worden gereduceerd. Deze maatregelen betreffen onder meer het laten reviseren van de motoren. Niet gebleken is dat het doorvoeren van deze maatregelen niet in redelijkheid van [naam eiser1] kunnen worden gevraagd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het college was gehouden om handhavend op te treden tegen de overtreding van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit als gevolg van de roerinstallaties.
Uit een door de Omgevingsdienst uitgevoerd geluidsonderzoek van 21 april 2017 en het verhandelde ter zitting blijkt dat op dit moment met een tijdschakelaar de werkzaamheid van de roerinstallaties in de nachtperiode wordt beperkt. In het geluidsonderzoek is geconcludeerd dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van de roerinstallaties inclusief tijdschakelaar 29 tot 32 dB(A) bedraagt en daarom wordt voldaan aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Het college vertrouwt erop dat [naam eiser2] zich zal houden aan de gemaakte afspraken op dit punt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter onvoldoende om af te zien van handhavend optreden. Het college zal ook ten aanzien van de geluidshinder afkomstig van de roerinstallaties moeten borgen dat wordt voldaan aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Uit het geluidsonderzoek blijkt immers dat zonder het nemen van maatregelen, in dit geval het beperken van de werkzaamheid van de roerinstallaties met een tijdschakelaar, sprake is van een overtreding van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit.
10. [naam eiser1] heeft verder nog gesteld dat het college in bestreden besluit I ten onrechte geen proceskosten voor de bezwaarfase heeft toegekend. Het college heeft erkend dat het ten onrechte in bestreden besluit I geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. In zoverre is sprake van een gebrek in bestreden besluit I. Het college heeft ter zitting toegezegd dat het alsnog zal overgaan tot vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte proceskosten.
11. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat bestreden besluit I meerdere gebreken kent. De rechtbank zal daarom het beroep van [naam eiser1] gegrond verklaren en bestreden besluit I vernietigen, voor zover daarbij het college geen inhoudelijke beslissing heeft genomen op het handhavingsverzoek van [naam eiser1] inzake het plaatsvinden van meer dan drie aan- en afvoerbewegingen per week, het ontbreken van een leiding voor de afvoer van spoel- en schrobwater, het veroorzaken van bodemvervuiling door lekkende mestputten en het veroorzaken van geluidshinder door ventilatoren en roerinstallaties en het college geen proceskostenvergoeding aan [naam eiser1] heeft toegekend voor de bezwaarfase.
Gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 6 tot en met 9 is overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding de rechtsgevolgen van bestreden besluit I in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Bij het nemen van het nieuwe besluit zal naar het oordeel van de rechtbank door het college eveneens aandacht moeten worden besteed aan de geluidsbelasting van de ventilatoren en de roerinstallaties tezamen. De rechtbank stelt voor het nemen van een nieuw besluit een termijn van 10 weken.
12. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan [naam eiser1] te worden vergoed.
13. De rechtbank zal het college veroordelen in de door [naam eiser1] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495, en wegingsfactor 1).
Het beroep van [naam eiser2] (zaaknummer BRE 17/711 GEMWT)
14. Het beroep van [naam eiser2] is gericht tegen bestreden besluit II. [naam eiser2] stelt zich op het standpunt dat het college in bestreden besluit II ten onrechte geen onderzoek heeft uitgevoerd naar de mogelijkheden, kosten en benodigde begunstigingstermijn voor het beëindigen van de overtreding van het Activiteitenbesluit als gevolg van de ventilatoren. De voorzieningenrechter heeft in voornoemde uitspraak van 12 september 2016 nadrukkelijk overwogen dat een dergelijk nader onderzoek door het college moet worden uitgevoerd. Verder wijst [naam eiser2] op de bijzondere omstandigheden van zijn geval. Zo kunnen volgens [naam eiser2] eventuele benodigde aanpassingen aan de ventilatoren niet worden benut in de nieuwe situatie, die zal ontstaan als gevolg van de verleende omgevingsvergunning. Tot slot brengt [naam eiser2] naar voren dat de begunstigingstermijn te kort is.
15. Met betrekking tot de ventilatoren heeft het college naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter aan [naam eiser2] bij bestreden besluit II een last onder dwangsom opgelegd. Daarbij is [naam eiser2] gelast om binnen 6 weken na de verzend-datum van de brief de overtreding van de op grond van Activiteitenbesluit geldende geluidsnormen in de nachtperiode als gevolg van de ventilatoren te beëindigen en beëindigd te houden.
De rechtbank stelt vast dat uit het geluidsonderzoek van de Omgevingsdienst van 10 december 2014 blijkt dat in de nachtperiode sprake is van een overschrijding van de geluidsnormen als gevolg van de ventilatoren, als bedoeld in artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit. De ventilatoren zorgen namelijk in de nachtperiode voor een geluidsbelasting op de gevel van de woning van [naam eiser1] van 38 dB(A), terwijl op grond van dit artikellid van het Activiteitenbesluit een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van maximaal 35 dB(A) is toegestaan. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van een overtreding van het Activiteitenbesluit.