ECLI:NL:RBZWB:2017:434
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid rechter-commissaris bij bezwaarschrift inzake onthouding processtukken
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een bezwaarschrift ingediend door de raadsman van de verdachte tegen de beslissing van de officier van justitie om bepaalde processtukken niet ter inzage te geven. De officier van justitie had op 10 januari 2017 aan de verdachte medegedeeld dat de ter inzage gegeven stukken niet volledig waren en dat de kennisneming van bepaalde processtukken werd onthouden. De raadsman heeft hiertegen op 11 januari 2017 bezwaar gemaakt bij de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte in het voorbereidend onderzoek verzoeken kan indienen op basis van artikel 30 van het Wetboek van Strafvordering. Echter, aangezien de zaak al ter zitting was gebracht op 14 juli 2016, was er geen sprake meer van de fase van voorbereidend onderzoek. Het verzoek van de raadsman, dat betrekking had op een eerdere beslissing van de rechtbank, diende daarom voorgelegd te worden aan de rechtbank zelf. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat hij in deze fase niet bevoegd was om op het verzoek te beslissen.
Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris het verzoek doorverwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank voor verdere behandeling. Deze beslissing is genomen op 17 januari 2017 door mr. I.M.A. Hinfelaar, rechter-commissaris.