ECLI:NL:RBZWB:2017:496

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2017
Publicatiedatum
31 januari 2017
Zaaknummer
C/02/311583 / HA ZA 16-111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Maarschalkerweerd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertegenwoordigingsbevoegdheid en schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid in een koopovereenkomst met de gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [Eiser] en de Gemeente Roosendaal over de totstandkoming van een koopovereenkomst. [Eiser] vorderde levering van een pand dat de gemeente te koop had aangeboden, terwijl de gemeente betwistte dat er een geldige overeenkomst was gesloten. De rechtbank onderzocht of de vertegenwoordigers van de gemeente, [Naam A] en [Naam B], bevoegd waren om de koopovereenkomst aan te gaan. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat deze personen de bevoegdheid hadden om namens de gemeente te handelen, en dat er ook geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was gewekt die [Eiser] gerechtvaardigd had kunnen vertrouwen. Hierdoor werd de vordering van [Eiser] afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd het door [Eiser] gelegde conservatoir beslag opgeheven, en werd verklaard dat [Eiser] onrechtmatig had gehandeld door dit beslag te leggen. De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid tot het sluiten van koopovereenkomsten bij het college van burgemeester en wethouders ligt, en dat de burgemeester de vertegenwoordiging kan opdragen aan een aangewezen persoon. De uitspraak onderstreept het belang van duidelijke mandatering en de risico's van het vertrouwen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van ambtenaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/311583 / HA ZA 16-111
Vonnis van 25 januari 2017
in de zaak van
[Eiser],
wonende te [Plaatsnaam] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. V.G.G. Veldhuis te Roosendaal,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROOSENDAAL,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K. Meijering te Breda.
Partijen zullen hierna [Eiser] en Gemeente Roosendaal genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 mei 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gemeente Roosendaal is eigenaar van een woning met bijbehorende opstallen gelegen aan de [Adresgegevens] en kadastraal bekend [Kadastrale gegevens] , alle gedeeltelijk (hierna: ‘het pand’).
2.2.
Gemeente Roosendaal heeft het pand in 2014 te koop aangeboden met tussenkomst van makelaardij [Naam makelaardij] . In de verkoopbrochure die de makelaar heeft opgemaakt staat onder meer – en voor zover hier relevant – het navolgende:
“Belangstellenden worden in de gelegenheid gesteld op het object één schriftelijk bod uit te brengen. Het bod dient in eengeslotenenvelop te worden ingediend op het kantoor van notaris [Naam notaris] , [Adresgegevens notaris] vóór of tijdens de zitting waarop de inschrijfbiljetten worden geopend en openbaar gemaakt. Deze zitting zal plaatsvinden op 18 december 2014 op het stadskantoor, Stadserf 1 te Roosendaal van 14.00 uur tot 15.00 uur.
Op de envelop dienen te worden vermeld de naam van de bieder en “Inschrijving [Adresgegevens] ”.
Wij willen u erop attenderen dat de Algemene Voorwaarden voor inschrijving van toepassing zijn. De gemeente Roosendaal behoudt de vrijheid om zonder opgaaf van reden niet op de aanbieding in te gaan.”
2.3.
[Eiser] heeft een bod uitgebracht op het pand door middel van het indienen van een inschrijfbiljet. In het inschrijfbiljet van [Eiser] en dan met name in de bijgevoegde bijlage 1 staat onder meer – en voor zover hier relevant – het navolgende:
“Naar aanleiding van de publicatie van de verkoop bij inschrijving van [het pand, toevoeging rechtbank] breng ik bij deze een uiterst bod uit van € 251.000,- kosten koper (…)
Onder de volgende voorwaarden:
  • Oplevering (eigendomsoverdracht) uiterlijk 31 december 2015
  • Keuze notaris: aan koper.
  • De onroerende zaak dient uiterlijk bij uiteindelijke eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen te bezitten die nodig zijn voor het gebruik als verblijf en horeca (B&B)
  • Uit het taxatierapport wat in opdracht van de gemeente is gemaakt adviseerd de taxateur onder artikel 1. sub d om vóór verkoop een nader bouwkundig onderzoek te laten uitvoeren.
  • Uit deze bouwtechnische keuring, die koper laat uitvoeren, blijken:
geen directe noodzakelijke voorzieningen groter dan € 3.000,-
  • Levering ontruimd, vrij van huur en andere gebruiksrechten en aanspraken wegens huurbescherming.
  • Objecten en ondergronden niet zijn verontreinigd.
  • Recht op vrij uitzicht. De erfgrenzen aansluitend aan het parkgedeelte mogen nimmer worden afgezet door middel van hoge hagen, muren en/of afrasteringen/schuttingen die hierdoor het vrije uitzicht doen versperren.
  • Geldigheidsduur van bod: tot maandag 23 december 2014, 17.00 uur.”
2.4.
[Naam notaris] heeft proces-verbaal opgemaakt van het openen van de biedingsenveloppen. In dat proces-verbaal staat – onder meer en zover hier relevant – het navolgende:
“Op achttien december tweeduizend veertien om ongeveer vijftien uur, heb ik, (…) mij bevonden ten gemeentehuize van de gemeente Roosendaal (…) waarbij ik (…)
Het volgende heb geconstateerd
(…)
Het hoogste bod ten bedrage van tweehonderd eenenvijftigduizend euro (€ 251.000,00) is uitgebracht door de heer [Eiser] (…)”
2.5.
Op 22 december 2014 heeft [Naam A] (hierna: ‘ [Naam A] ’), werkzaam bij Gemeente Roosendaal als vastgoedmanager, telefonisch contact gehad met de zoon van [Eiser] .
2.6.
Op 23 december 2014 heeft [Naam B] (hierna: ‘ [Naam B] ), werkzaam bij Gemeente Roosendaal als senior juridisch beleidsmedewerker, [Eiser] per e-mail onder meer – en voor zover hier relevant – het navolgende bericht:
“Zoals gisteren telefonisch aan uw zoon, [Eiser] al is bericht, heeft de gemeente besloten uw bod van € 251.000 te aanvaarden. Verder is afgesproken, dat u en uw zoon op 5 januari a.s. om 13.30u op het stadskantoor zullen verschijnen om nader te overleggen over de specifieke voorwaarden van deze transactie.”
2.7.
Vanaf januari 2015 heeft overleg plaatsgevonden tussen Gemeente Roosendaal en [Eiser] .
2.8.
Op raadsvragen d.d. 6 november 2015 betreffende de stand van zaken van de verkoop van het pand heeft wethouder [Naam C] onder meer – en ze voor zover hier relevant – het navolgende antwoord:
“Deze woning is nog niet geleverd. Koper weigert tot dusverre om de koopovereenkomst ondertekenen. (…)”
2.9.
Op 29 januari 2016 heeft [Eiser] conservatoir beslag tot levering gelegd op het pand.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[Eiser] vordert samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Gemeente Roosendaal tot levering van het pand binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat Gemeente Roosendaal daarmee in gebreke blijft en tevens te verklaren voor recht dat Gemeente Roosendaal toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op 22 december 2014 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot het pand, met veroordeling van Gemeente Roosendaal in de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten.
[Eiser] stelt dat de koopovereenkomst met betrekking tot het pand tot stand is gekomen op 22 december 2014 (op die datum heeft [Naam A] namens Gemeente Roosendaal het bod van [Eiser] onvoorwaardelijk aanvaard), althans op 23 december 2014 (op die datum heeft [Naam B] namens Gemeente Roosendaal de aanvaarding van het bod van [Eiser] bevestigd per e-mail). [Naam A] en/of [Naam B] waren/was bevoegd om de koopovereenkomst namens de gemeente te sluiten, althans Gemeente Roosendaal heeft de schijn gewekt dat deze heren bevoegd waren de koopovereenkomst namens Gemeente Roosendaal te sluiten en [Eiser] heeft daar gerechtvaardigd op mogen vertrouwen. Gemeente Roosendaal schiet derhalve toerekenbaar tekort in de nakoming van de koopovereenkomst, doordat zij het pand tot op heden niet aan [Eiser] heeft geleverd.
3.2.
Gemeente Roosendaal voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Gemeente Roosendaal vordert – samengevat – bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad opheffing van het door [Eiser] gelegde beslag en verklaring voor recht dat het beslag onrechtmatig is gelegd, met veroordeling van [Eiser] in proces- en nakosten en rente.
3.5.
[Eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Omdat [Eiser] stelt dat de koopovereenkomst tussen Gemeente Roosendaal en hemzelf op 22 december 2014 telefonisch tot stand is gekomen door aanvaarding van het aanbod van [Eiser] door [Naam A] namens Gemeente Roosendaal, hetgeen is bevestigd op 23 december 2014 door middel van de e-mail van die datum van [Naam B] aan [Eiser] , zal de rechtbank allereerst de vraag moeten beantwoorden of [Naam A] , dan wel [Naam B] bevoegd was de gemeente te vertegenwoordigen bij het aanvaarden van de koopovereenkomst.
4.2.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 160 lid 1 sub e van de Gemeentewet de bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente bij het college berust. De bevoegdheid tot een bepaalde privaatrechtelijke rechtshandeling te besluiten kan zijn gedelegeerd of gemandateerd.
4.3.
In artikel 171 lid 1 van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester bevoegd is de gemeente in en buiten rechte te vertegenwoordigen. In artikel 171 lid 2 van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging kan opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.
4.4.
Gemeente Roosendaal stelt dat geen besluit is genomen tot het sluiten van de koopovereenkomst met [Eiser] . [Eiser] heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat wel een dergelijk besluit is genomen. De rechtbank stelt verder vast dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat [Naam A] en/of [Naam B] bevoegd waren/was tot het aangaan van de koopovereenkomst op basis van mandatering of delegatie en evenmin blijkt dat [Naam A] en/of [Naam B] een volmacht had de burgemeester te vertegenwoordigen tot het aangaan van een koopovereenkomst. De stelling van [Eiser] dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Naam A] en/of [Naam B] eventueel achteraf zou zijn geheeld is speculatief en niet onderbouwd met stukken. De rechtbank is op voormelde gronden van oordeel dat [Naam A] en/of [Naam B] niet bevoegd waren/was om namens Gemeente Roosendaal de koopovereenkomst te sluiten. Van een koopovereenkomst die door bevoegde vertegenwoordiging tot stand is gekomen is aldus geen sprake.
4.5.
De volgende vraag die ter beoordeling voorligt is of de gemeente toch is gebonden, omdat [Eiser] zich jegens Gemeente Roosendaal met succes op schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan beroepen. Artikel 3:61 lid 2 van het BW bepaalt:
"Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan."Voor toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook plaats zijn ingeval de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vertegenwoordiger op grond van feiten en omstandigheden die
voor risico van de vertegenwoordigdekomen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
4.6.
Van belang is aldus of [Eiser] op grond van een verklaring of gedraging van de gemeente (dat wil zeggen: het wel bevoegde orgaan), althans op grond van feiten en omstandigheden die aan het bevoegde orgaan van Gemeente Roosendaal kunnen worden toegerekend heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat [Naam A] en/of [Naam B] bevoegd was de koopovereenkomst aan te gaan.
4.7.
[Eiser] stelt dat het bevoegde orgaan van Gemeente Roosendaal de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Naam A] en/of [Naam B] heeft gewekt, althans dat hij ervan uit kon gaan dat een overeenkomst tot stand was gekomen op grond van de volgende omstandigheden:
[Naam B] vermeldt uitdrukkelijk in zijn e-mail dat besluitvorming omtrent het sluiten van de koopovereenkomst heeft plaatsgevonden;
De wijze waarop Gemeente Roosendaal het verkooptraject heeft ingezet (door middel van een inschrijvingsprocedure via een notaris en op basis van een verkoopbrochure van een makelaar) laat aan duidelijkheid weinig te wensen over;
Het aanbod is voor het verstrijken van de door Gemeente Roosendaal gestelde termijn door de gemeente schriftelijk aanvaard;
De voorwaarden die [Eiser] stelde waren redelijk en hij mocht ervan uitgaan dat Gemeente Roosendaal aan met name de bestemmingswijziging, zou meewerken;
Wethouder Lok heeft [Eiser] voorafgaand aan het hele verkooptraject gezegd dat hij voor alles met betrekking tot het bodehuisje [het pand] bij [Naam A] moest zijn;
[Naam B] is bij het gehele traject betrokken geweest en heeft [Eiser] ook de verkoopbrochure toegestuurd;
Gemeente Roosendaal is een professionele partij, [Eiser] hoefde dus niet te twijfelen aan de uitlatingen en intenties van Gemeente Roosendaal, noch aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de handelende personen;
[Naam B] is senior jurist en had de juridische portee van de inhoud van zijn e-mail moeten begrijpen.
Uit de uitlating van wethouder Lok blijkt dat hij van mening is dat [Eiser] de koper is van het pand.
4.8.
Met inachtneming van de gemotiveerde betwisting van de zijde van Gemeente Roosendaal dat voornoemde omstandigheden een beroep op gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid niet rechtvaardigen, oordeelt de rechtbank als volgt.
Ad 1.Het onder 1 omschreven handelen is geen handelen van het bevoegde orgaan van Gemeente Roosendaal. Gesteld noch gebleken is dat het een omstandigheid is die voor risico van het bevoegde orgaan van Gemeente Roosendaal dient te komen.
Ad 2., 3. en 4.Deze omstandigheden zeggen niets over (schijn van) vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Naam B] en/of [Naam A] .
Ad 5.Een wethouder is niet het bevoegde orgaan als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet, althans artikel 171 Gemeentewet, zodat geen sprake is van een gedraging van het bevoegde orgaan. Gesteld noch gebleken is dat het een omstandigheid is die voor risico van het bevoegde orgaan van Gemeente Roosendaal dient te komen. De inhoud van de boodschap zegt voorts niet dat [Naam A] , in afwijking van voornoemde wettelijke bepalingen, bevoegd was de koopovereenkomst aan te gaan namens Gemeente Roosendaal. Het is gebruikelijk dat contacten met de gemeente niet rechtstreeks met de burgemeester en/of het college van B&W verlopen, maar via ambtenaren. Dat neemt niet weg dat, als het aankomt op besluitvorming en het verrichten van rechtshandelingen, de bevoegde organen uitsluitend bevoegd zijn. De gestelde mededeling maakt dus niet dat sprake zou zijn van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Ad 6.Het onder 6 omschreven handelen is geen handelen van het bevoegde orgaan van Gemeente Roosendaal. Gesteld noch gebleken is dat het een omstandigheid is die voor risico van het bevoegde orgaan van Gemeente Roosendaal dient te komen. Net als voor de onder 5 genoemde omstandigheid geldt dat het gebruikelijk is dat contacten met de gemeente niet rechtstreeks met de burgemeester en/of het college van B&W verlopen, maar via ambtenaren. Dat neemt niet weg dat, als het aankomt op besluitvorming en het verrichten van rechtshandelingen, het college dan wel de burgemeester uitsluitend bevoegd zijn. Ook de onder 6 genoemde omstandigheid maakt niet dat sprake zou zijn van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Ad 7.Gemeente Roosendaal is een gemeente. Uit de wet blijkt de bevoegdheidsverdeling. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onbegrijpelijk waarom de professionaliteit van een organisatie invloed heeft op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van aldaar werkzame personen.
Ad 8.Uit het feit dat [Naam B] een senior jurist is, blijkt juist dat hij niet het bevoegde orgaan van Gemeente Roosendaal is.
Ad 9.Een wethouder is niet het bevoegde orgaan als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet, althans artikel 171 Gemeentewet, zodat geen sprake is van een gedraging van het bevoegde orgaan. Voorts blijkt uit de uitlating van wethouder Lok juist dat hij van mening is dat de koopovereenkomst niet tot stand is gekomen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat [Naam A] en/of [Naam B] niet bevoegd waren/was het bevoegde orgaan van de gemeente te vertegenwoordigen bij het sluiten van de koopovereenkomst en dat evenmin sprake is van een door het bevoegde orgaan van de gemeente gewekte schijn (en een gerechtvaardigd vertrouwen zijdens [Eiser] ) dat sprake was van vertegenwoordigingsbevoegdheid. De gemeente is derhalve niet aan de koopovereenkomst gebonden. Gezien het vorenstaande liggen de vorderingen van [Eiser] – die alle hun grondslag vinden in de gestelde koopovereenkomst - voor afwijzing gereed. Het geschil in conventie kan verder onbesproken worden gelaten.
4.10.
[Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Roosendaal worden begroot op:
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.523,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is – bij gebreke van enig verweer daartegen – eveneens toewijsbaar.
in reconventie
4.11.
[Eiser] heeft blijkens het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag dezelfde feiten en omstandigheden aan dit verzoek ten grondslag gelegd als aan haar vordering in conventie. Nu die vordering is afgewezen, is beslag gelegd voor een niet-bestaande vordering. Het beslag zal dan ook worden opgeheven. De gevorderde verklaring voor recht is - bij gebrek aan verweer daartegen - eveneens toewijsbaar. Omdat een verklaring voor recht naar haar aard niet in aanmerking komt voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de verklaring voor recht niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.12.
[Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Roosendaal worden begroot op nihil.
in conventie en in reconventie
4.13.
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover zijn – bij gebreke van enig verweer – toewijsbaar op de in de beslissing te melden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [Eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Roosendaal tot op heden begroot op € 1.523,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
in reconventie
5.3.
heft op het op 29 januari 2016 gelegde conservatoir beslag tot levering op de in 2.1. genoemde onroerende zaken toebehorende aan Gemeente Roosendaal,
5.4.
verklaart voor recht dat [Eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Gemeente Roosendaal door voornoemd beslag te (doen) leggen,
5.5.
veroordeelt [Eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Roosendaal tot op heden begroot op nihil,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [Eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [Eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis voor zover het de beslissingen onder 5.2, 5.3, 5.5 en 5.6 betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Maarschalkerweerd en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2017. [1]

Voetnoten

1.type: