ECLI:NL:RBZWB:2017:5016

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
02/700012-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Burgh
  • A. Hermans
  • J. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van dodelijk ongeval door onvoldoende causaal verband met alcoholgebruik

Op 10 augustus 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 13 april 2012 in Oisterwijk. Bij dit ongeval kwam een voetganger om het leven na een aanrijding met de auto van de verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn alcoholgebruik, niet op een aanmerkelijke wijze onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld. De omstandigheden van het ongeval, waaronder de duisternis, de snelheid van de auto en de zichtbaarheid van de voetgangers, maakten het voor een nuchtere bestuurder ook moeilijk om tijdig te reageren. De rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het alcoholgebruik van de verdachte en het ongeval, waardoor hij werd vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Wel werd hij schuldig bevonden aan het rijden onder invloed van alcohol, wat resulteerde in een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De uitspraak benadrukt de complexiteit van verkeerszaken waarbij alcoholgebruik en ongevallen betrokken zijn, en de noodzaak om alle omstandigheden zorgvuldig te wegen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/700012-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]
raadsman mr. R.B. Milo, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 8 november 2013 en 27 juli 2017, waarbij de officieren van justitie, respectievelijk mr. Van Delft en mr. Huizenga, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij, op 13 april 2012, te omstreeks 21.15 uur, bij duisternis, in de gemeente
Oisterwijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto, Volvo),
na het gebruik van alcoholhoudende drank,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende over de weg, de Van Tienhovenlaan (ter plaatse
een smalle, beperkt verlichte weg) en naderend, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, twee, zich "rechts" op/langs de rijbaan van die weg, hem,
verdachte, tegemoetkomende voetgangers, welke voetgangers vergezeld waren door
een (loslopende) hond,
- ( gelet op de toen daar heersende duisternis) niet, althans niet behoorlijk,
te anticiperen op het zich op die weg bevindende (overige) verkeer
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende, het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (tijdig) af te remmen
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, met dat motorrijtuig "naar links" uit te wijken, teneinde een
botsing/aanrijding te vermijden/te voorkomen, op het moment dat hij,
verdachte, voornoemde hond en/of voornoemde voetgangers tot op (zeer) kort
afstand was genaderd,
(mede) tengevolge waarvan hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met
voormelde, zich op die weg bevindende, hond en/of (vervolgens) met voormelde,
zich op die weg bevindende, voetgangers,
waardoor een van genoemde voetgangers, te weten: [slachtoffer] , werd
gedood,
zulks terwijl hij, verdachte, toen daar, dat motorrijtuig (personenauto)
heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn, verdachte's, adem, bij een onderzoek, als bedoeld in
artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 785
microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde
lucht bleek te zijn;
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daraan betekenis is
gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij, op 13 april 2012, te omstreeks 21.15 uur, bij duisternis, in de gemeente
Oisterwijk, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo),
zulks terwijl hij, verdachte, toen daar, verkeerde onder invloed van
alcoholhoudende drank,
met dat motorrijtuig rijdende op de weg, de Van Tienhovenlaan (ter plaatse een
smalle, beperkt verlichte weg) en naderend, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting, twee, zich "rechts" op/langs de rijbaan van die weg, hem,
verdachte, tegemoetkomende voetgangers, welke voetgangers vergezeld waren door
een (loslopende) hond,
- ( gelet op de toen daar heersende duisternis) niet, althans niet behoorlijk
heeft geanticipeerd op het zich op die weg bevindende (overige) verkeer
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende, het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (tijdig) heeft afgeremd
en/of
- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende, gezien zijn, verdachte's,
rijrichting "naar links" is uitgeweken, teneinde een botsing/aanrijding te
vermijden/voorkomen, op het moment dat hij, verdachte, voornoemde hond en/of
voornoemde voetgangers tot op (zeer) korte afstand was genaderd, (mede)
tengevolge waarvan hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met
voormelde, zich op die weg bevindende, hond en/of (vervolgens) met voormelde,
zich op die weg bevindende voetgangers, waarbij voormelde hond werd
weggeslingerd en/of waarbij beide voetgangers ten val zijn gekomen, waarbij
een van voormelde voetgangers, te weten: [slachtoffer] werd gedood,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 april 2012, in de gemeente Oisterwijk, als bestuurder
van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994, 785 microgram, in elk geval hoger dan 220
microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 april 2012, in de gemeente Oisterwijk, als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl
hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in
combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de processen-verbaal (van bevindingen) aangaande de aanrijding, de slachtoffers, de verkeersongevalsanalyse en de alcoholtest. Bovendien ziet zij haar visie ondersteund door de bevindingen in het NFI-rapport. De officier van justitie is van mening dat het ontstane ongeval verband houdt met het forse alcoholgebruik van verdachte, door welk alcoholgebruik een vertraging in zijn reactietijd is opgetreden. Een nuchtere en alerte bestuurder had volgens de officier van justitie – op een afstand van 26 meter, waarbij de slachtoffers zichtbaar waren, en rekening houdend met een reguliere reactietijd tussen ongeveer 1,11 en 1,62 seconden – nog tijdig kunnen remmen dan wel kunnen uitwijken en daarmee een aanrijding met de slachtoffers kunnen vermijden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en het subsidiair tenlastegelegde. In zijn optiek kan het causaal verband tussen het rijgedrag van verdachte en het verkeersongeval niet worden aangetoond. Niet kan worden vastgesteld dat het alcoholgebruik van verdachte een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het ongeval. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat op het rijgedrag van verdachte, technisch beschouwd, niets is aan te merken, dat de exacte plaats van de aanrijding niet is vast komen te staan, dat in de verkeersongevalsanalyse een aantal voorbehouden en aannames zijn gemaakt en dat de voetgangers vanaf 26 meter niet geheel doch deels zichtbaar zijn geweest. Daarnaast wijst hij er op dat de reactietijd die voor een alerte bestuurder ten tijde van het tenlastegelegde zou gelden in combinatie moet worden bezien met de afstand die de voetgangers per seconde in de richting van de auto hebben afgelegd. Het ongeval zou naar de mening van de raadsman onvermijdelijk zijn geweest voor iedere automobilist.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 13 april 2012 omstreeks 21:15 uur heeft er op de Van Tienhovenlaan in Oisterwijk een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een personenauto in aanrijding is gekomen met twee voetgangers en een hond. Als gevolg van de hierbij opgelopen verwondingen is mevrouw [slachtoffer] komen te overlijden. De bestuurder van het bij het ongeval betrokken voertuig was verdachte.
Artikel 6 en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte van het ongeval een verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, dus of er op zijn minst genomen sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid, komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Daarbij kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Bij de beoordeling van die vraag gaat de rechtbank uit van de volgende omstandigheden die volgen uit het dossier, in het bijzonder het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 16 november 2012:
  • Ten tijde van de aanrijding heerste er duisternis. De aanrijding vond plaats op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Tienhovenlaan, gelegen buiten de bebouwde kom van Oisterwijk in een bosrijk gebied, waar op de plaats van het ongeval geen straatverlichting aanwezig was, waardoor het zeer donker was. Verdachte voerde dimlicht. De voetgangers (het overleden slachtoffer en haar echtgenoot [naam echtgenoot] ) droegen donker gekleurde kleding zonder reflectiemateriaal en droegen geen voorwerpen met zich mee waardoor zij voor andere weggebruikers goed of beter waarneembaar werden. Er is vastgesteld dat onder deze omstandigheden de voetgangers op een afstand van 26 meter gedeeltelijk zichtbaar werden voor verdachte.
  • De Tienhovenlaan is een verharde weg met eenrichtingsverkeer voor motorrijtuigen. Er waren geen markeringen op het wegdek aanwezig. Voor, op en voorbij de plaats van het ongeval was de weg recht. De verharde weg was ongeveer 3,60 meter breed en was aan beide zijden omzoomd door dicht naast de verharde weg staande eikenbomen. Naast de linker berm, bezien vanuit de verdachte, liep een onverhard voetpad van 1,20 m breed. Het voetpad (zandpad) was van de verharde weg gescheiden door voornoemde rij bomen. De voetgangers liepen op de verharde weg. Zij liepen naast elkaar aan de rechterzijde van de weg, bezien vanuit het perspectief van verdachte. De voetgangers en verdachte bevonden zich dus aan dezelfde kant van de weg als verdachte. De hond van de voetgangers liep voor hen uit, in het midden van de weg. De personenauto en de voetgangers kwamen elkaar tegemoet. De voetgangers zijn niet uitgeweken toen zij het voertuig van verdachte zagen naderen.
  • De aangetroffen sporen passen bij het beeld dat de personenauto met de voorzijde frontaal op de hond botste en met de rechtervoorzijde frontaal op het slachtoffer botste.
  • Op het weggedeelte gold een snelheidslimiet van 80 kilometer per uur. Verdachte reed bij aanvang van het remmen minimaal 53 kilometer per uur en maximaal 54 kilometer per uur. Bij een snelheid van 54 kilometer per uur legde verdachte 15 meter per seconde af (54.000 meter per uur / 3.600 seconden per uur = 15 meter per seconde).
  • Voor, tijdens of na de botsing met de hond remde de personenauto krachtig af, waarbij de rechtervoorband een rem/regelspoor aftekende. Uit het bandenspoor (regelspoor) kan opgemaakt worden dat er een nood- of paniekremming was uitgevoerd en dat er door de bestuurder naar links was uitgeweken. Tevens kan daaruit opgemaakt worden dat de remweg van verdachte tenminste 10,10 meter bedroeg.
  • De reactietijd van een alerte bestuurder, te weten een bestuurder die gevaar verwacht en niet onder invloed van alcohol verkeert, ligt tussen de 1,11 (2% waarde) en 1,62 (92% waarde) seconde.
Uit de verklaring van [naam echtgenoot] volgt dat de hond voor hen op de weg liep, dat deze zich bij het zien van de auto omdraaide en naar hen kwam toegelopen en dat de hond daarbij midden op de weg liep.
Tevens is gebleken dat verdachte ten tijde van de aanrijding onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte heeft dit ook bekend. De bij verdachte gemeten waarde betrof 785 microgram alcohol per uitgeademde liter lucht, meer dan driemaal de toegestane hoeveelheid.
Op grond van het voorgaande en bij gebreke aan andersluidende informatie gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte met voor ter plaatse geldende gepaste snelheid over de rijbaan heeft gereden, terwijl hij de dimlichten van zijn auto aan had staan. Het is de rechtbank niet gebleken dat er zich een omstandigheid heeft voorgedaan waarop verdachte zijn rijgedrag had moeten aanpassen ofwel had moeten anticiperen op een bijzondere verkeerssituatie. De rechtbank overweegt voorts dat bij een snelheid van 54 kilometer per uur (15 meter per seconde) en bij een reactietijd van 1,11 seconde, er gedurende de reactietijd 16,65 meter wordt afgelegd. Bij een reactietijd van 1,62 seconde bedraagt die afstand 24,3 meter. Gelet op de afstand van 26 meter, waarbinnen de voetgangers in het schijnsel van het dimlicht (deels) zichtbaar waren, betekent dit dat ook een nuchtere, alerte bestuurder de voetgangers al zeer dicht is genaderd, voordat hij kan reageren. Onder deze omstandigheden is tijdig remmen – mede gezien de remweg van tenminste 10,10 meter – ook voor een nuchtere en alerte bestuurder naar het oordeel van de rechtbank vrijwel onmogelijk. De vraag is vervolgens of verdachte het ongeval had kunnen voorkomen door tijdig uit te wijken. Nog daargelaten dat de voetgangers pas op een laat moment voor verdachte zichtbaar waren en de weg ter plaatste smal was en aan weerszijde omzoomd door eikenbomen, liep er ook nog een hond midden op de weg. Deze hond liep voor de voetgangers uit. Verdachte kon de hond niet meer ontwijken en na deze aanrijding is bijna onmiddellijk de aanrijding met de voetgangers ontstaan. Aan het remspoor is te zien dat verdachte na de aanrijding met de hond nog is uitgeweken naar links, maar dat mocht niet meer baten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ook een nuchtere en alerte bestuurder de voetgangers onder deze omstandigheden niet tijdig had kunnen ontwijken.
Met betrekking tot de vraag wat de invloed is geweest van het alcoholgebruik door verdachte op het rijgedrag overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat verdachte met meer dan het wettelijk toegestane alcoholgehalte zijn auto heeft bestuurd. Uit informatie van het NFI volgt dat het gebruik van ethanol (alcohol) leidt tot een verlenging van de reactietijd van de bestuurder van een auto. Wat deze toename van de reactietijd is bij een concentratie ethanol zoals bij verdachte is gemeten, heeft het NFI niet kunnen vaststellen.
Volgens vaste jurisprudentie is echter de enkele vaststelling van het gebruik van alcohol doorgaans onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Nu voor het overige niet kan worden vastgesteld dat verdachte als verkeersdeelnemer tekort is geschoten en het waarschijnlijk is te achten dat een bestuurder die niet onder de invloed was van alcohol de aanrijding ook niet had kunnen voorkomen, is het enkele alcoholgebruik van verdachte onvoldoende om te kunnen komen tot de vaststelling dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig dan wel aanmerkelijk onoplettend heeft gehandeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Alle feiten en omstandigheden overziend is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vastgesteld kan worden dat sprake is van een betreurenswaardig ongeval dat veel verdriet heeft veroorzaakt bij de nabestaanden van [slachtoffer] , maar dat niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat het verkeersongeval ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden aan verdachtes schuld te wijten is in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Weliswaar leidt het onder invloed van alcohol besturen van een auto in algemene zin tot verkeersonveilige situaties, maar onder de gegeven omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat het rijgedrag als zodanig in dit concrete geval gevaarzettend of hinder veroorzakend is geweest. Verdachte zal derhalve ook worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Artikel 8 Wegenverkeerswet 1994
Aangezien verdachte ten aanzien van het tweede subsidiair tenlastegelegde feit (het rijden onder invloed van alcohol) een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie [1] ;
- het proces-verbaal met betrekking tot de ademanalyse [2] ;
- het ademanalyseformulier [3] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
tweede subsidiair:
hij,op
of omstreeks13 april 2012, in de gemeente Oisterwijk, als bestuurder
van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994, 785 microgram
, in elk geval hoger dan 220
microgram,alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting van 27 juli 2017 gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, het tijdsverloop in deze zaak en de (gewijzigde) persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte op te leggen een voorwaardelijke geldboete naast een rijontzegging waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd dat het rijbewijs al ingevorderd is geweest. Hij verwijst in dit verband naar de straffen die doorgaans worden opgelegd voor rijden onder invloed en de inhoud van het meest recente reclasseringsrapport.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een auto bestuurd na gebruik van een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank. Het gaat om tenminste driemaal de toegestane hoeveelheid alcohol. Hoewel de relatie tussen het alcoholgebruik en het ongeval niet is bewezen, heeft de verdachte de verkeersveiligheid in algemene zin ernstig in gevaar gebracht.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) past bij een alcoholgehalte van 785 µg/l een geldboete van € 850,00 en als bijkomende straf een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 7 maanden.
Verdachte heeft spijt betuigd. Hij heeft verder onderkend dat hij een probleem heeft met het gebruik van alcohol. Hij heeft daarvoor professionele hulp gezocht, die nog steeds voortduurt. Uit de rapporten van de reclassering blijkt dat verdachte daarbij veel inzet heeft getoond en vooruitgang heeft geboekt. Gelet op deze omstandigheden, het blanco strafblad en de zeer lange duur van deze strafzaak, acht de rechtbank het niet meer op zijn plaats dat verdachte na bijna vijf jaar opnieuw de mogelijkheid tot autorijden wordt ontzegd. De rechtbank zal daarom een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van zes maanden, waarop de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering kan worden gebracht, te weten ook zes maanden. Gelet op de ernst van de overtreding zal de rechtbank wel conform de oriëntatiepunten de geldboete van € 850,00 opleggen, bij niet-betaling te vervangen door 17 dagen hechtenis.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het veroorzaken van een dodelijk ongeval. Nu de rechtbank slechts het rijden onder invloed van alcohol bewezen acht, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
tweede subsidiair:overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 850,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
17 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgh, voorzitter, mr. Hermans en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 augustus 2017.
De griffier en mr. Vliegenberg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 2012079784 van de Politie Midden en West Brabant, Team Noodhulp, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 43.
2.Het proces-verbaal bedienaar ademanalyse, pagina 54-55 van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het ademanalyseformulier opgenomen op pagina 56 van voornoemd eindproces-verbaal.