Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
h.o.d.n. [naam 1] ,
1.De procedure
d. het op 14 augustus 2017 ter griffie ontvangen verbeterde verzoekschrift van [verzoeker] ;
2.De feiten
3.Het verzoek
[naam 3] , die de verhuurder is van de auto en die zich niet (beroepsmatig) bezighoudt met autoreparaties. Ter zitting heeft [verzoeker] aanvullend nog aangevoerd dat een rapportage ontbreekt waaruit kan worden afgeleid dat juist door toedoen van [verzoeker] de motor van de bedrijfsauto defect is geraakt. Het betrof een oude auto, die al diverse mankementen vertoonde, aldus [verzoeker] .
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
Tevens staat vast dat [verzoeker] vóór zijn indiensttreding melding heeft gemaakt van zijn “ondernemerschap”. In het door hem overgelegde curriculum vitae (productie 7 bij het verzoekschrift) staat onder het kopje WERKERVARING immers vermeld:
“Ondernemerseptember 2016 tot heden• Webdesign• SEO, SEA• Online marketing campagnes (content en social media)”.
[verweerder] heeft tijdens de zitting op vragen van de kantonrechter desgevraagd verklaard geen aanleiding te hebben gezien om [verzoeker] tijdens het sollicitatiegesprek hierover nader aan de tand te voelen. De door [verzoeker] gedreven onderneming leek namelijk niet zo heel erg veel voor te stellen, aldus [verweerder] . Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter echter moeilijk te rijmen het gewicht dat [verweerder] ten tijde van het ontslag op staande voet kennelijk aan die nevenwerkzaamheden toekende. Mede gelet op het feit dat het ontslag op staande voet een ultimum remedium is, dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij uitzondering mag worden gegeven, had van [verweerder] mogen worden verwacht dat hij, als hij daadwerkelijk van mening was dat de nevenwerkzaamheden van [verzoeker] in het kader van “ [naam 2] ” nauw verbonden waren aan de werkzaamheden van [naam 1] , een minder verstrekkende maatregel jegens [verzoeker] had getroffen, zoals het geven van een officiële waarschuwing onder de mededeling met de nevenwerkzaamheden te stoppen. Dat gold in dit geval temeer gelet op het feit dat [verweerder] [verzoeker] bij brief van 8 juni 2017 reeds had laten weten per
16 september 2017 niet met hem verder te gaan.
,2013-2014, 33 818, C, p. 113).
Nu hiervoor geoordeeld is dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, komt [verzoeker] een billijke vergoeding toe.
€ 4.500,- bruto. Daarin wordt geacht te zijn inbegrepen het inkomensverlies van 2,5 maand-salarissen van [verzoeker] (2,5 x € 1.382,89).
In artikel 7:686a lid 1 BW is geen specifieke regeling gegeven voor de verschuldigdheid van de wettelijke rente over de billijke vergoeding. De kantonrechter zal daarom bepalen dat [verweerder] de wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking, voor zover op dat moment nog niet is betaald door [verweerder] . In dat geval geldt dat [verweerder] in verzuim is met de betaling daarvan.
“een aanspraak op ten onrechte niet genoten loon kan worden verdisconteerd in de billijke vergoeding.”(Kamerstukken II 2013-2014, 33818, 7, pag. 55 en Kamerstukken I 2013-2014, 33818, C, pag. 92). Nu de billijke vergoeding mede is gerelateerd aan het salaris dat [verzoeker] zou hebben ontvangen over de periode van 7 juli 2017 tot en met 16 september 2017, wijst de kantonrechter een separate vergoeding vanwege onregelmatige opzegging af in verband met de overlap van deze vergoedingen.
“(…) Schades aan de bedrijfsauto welke schuld is van de werknemer, wordt het eigen risico van de autoverzekering ingehouden op de eerst volgende salaris betaling (…)”,niet voldoet aan de voorwaarden die in artikel 7:661 lid 2 BW worden gesteld. Gesteld noch gebleken is immers dat [verzoeker] verzekerd was voor eventuele schades, hetgeen op grond van de wet een vereiste is waaraan moet worden voldaan. Dit betekent dat artikel 7:661 lid 1 BW in dit geval onverkort van toepassing is en dat artikel 5 lid 3 van de arbeidsovereenkomst buiten toepassing blijft.
[naam 3] [verweerder] aansprakelijk heeft gesteld voor de schade aan de bedrijfsauto, omdat deze met een te grote hoeveelheid motorolie zou zijn bijgevuld (zie productie 3 bij het verweerschrift), kan niet die betekenis worden toegekend die [verweerder] daaraan kennelijk toegekend wil zien. [naam 3] was de eigenaar van de auto en uit niets is gebleken dat [naam 3] ter zake deskundig is om de oorzaak van de schade aan de bedrijfsauto zelf vast te kunnen stellen, zoals [verzoeker] naar voren heeft gebracht. Een deskun-digenrapport van bijvoorbeeld de ANWB heeft [verweerder] niet overgelegd. Bovendien heeft [verzoeker] ter zitting onweersproken aangevoerd dat het een oude auto betrof (17 jaar oud) waar al het een en ander aan mankeerde.
€ 1.100,- netto aan achterstallig salaris worden toegewezen, vermeerderd met de eveneens verzochte wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50% omdat (volledige) betaling van het salaris niet tijdig heeft plaatsgevonden.
6.De beslissing
- een bedrag van € 823,- aan proceskosten;