In deze zaak heeft eiseres, werkzaam bij de politie, een verzoek ingediend tot benoeming in de functie van Medewerker Intake & Service en om een waarnemingstoelage. De korpschef heeft deze verzoeken afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in overwegende mate de werkzaamheden verricht die bij deze functie horen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de korpschef op haar bezwaarschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef op 9 januari 2017 alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen, waardoor eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel over het niet tijdig nemen van een beslissing. De rechtbank heeft het beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft verder overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij in overwegende mate werkzaamheden verricht als Medewerker Intake & Service. De korpschef heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres werkzaamheden verricht die vergelijkbaar zijn met de functie van Assistent Intake & Service (schaal 5). Eiseres heeft echter niet voldoende onderbouwd dat zij de gevraagde functie daadwerkelijk vervult. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de korpschef veroordeeld in de proceskosten van eiseres, alsook het griffierecht aan haar te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 6 september 2017.