In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M. Schelstraete, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, die door de deurwaarder executoriaal beslag hebben laten leggen op twee paarden. Eiser vordert de opheffing van dit beslag, stellende dat de paarden zijn eigendom zijn en dat hij niet bekend is met enige grond voor de beslaglegging. De deurwaarder heeft het beslag gehandhaafd op basis van een vonnis van een eerdere zaak, waarin gedaagde sub 3 betrokken was. Eiser heeft diverse documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn eigendom, waaronder paspoorten en betalingsbewijzen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagden niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de paarden eigendom zijn van gedaagde sub 3. Eiser heeft overtuigend aangetoond dat hij de eigenaar is van de paarden, onder andere door te stellen dat hij het paard [naam paard 1] zelf heeft gefokt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van eiser bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van gedaagden bij handhaving daarvan. De vordering van eiser is toegewezen, en het beslag is opgeheven. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten.