In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij Orionis Walcheren, en het dagelijks bestuur van deze organisatie. De eiser had een disciplinaire maatregel opgelegd gekregen, waarbij hij voor onbepaalde tijd in een andere functie werd geplaatst. De eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een arbeidsovereenkomst heeft op basis van de Wet sociale werkvoorziening en het Burgerlijk Wetboek, en dat hij geen ambtenaar is in de zin van de Ambtenarenwet. Dit betekent dat de brief van 4 november 2016, waarin de disciplinaire maatregel werd opgelegd, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren, en dat door het bezwaar inhoudelijk te behandelen, een verkeerde beslissing was genomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.