Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst oplevert dat daardoor in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is gerechtvaardigd. [Eiser] beroept zich op persoonlijke en financiële omstandigheden, doch die zijn niet zodanig zwaarwegend dat daardoor het belang van Laurentius bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde dient te wijken. Het feit dat [Eiser] door de ontruiming dakloos wordt, is inherent bij een ontruiming en een omstandigheid die reeds door de kantonrechter in het verstekvonnis van 8 september 2014 is meegewogen.Hetgeen [Eiser] aan feiten en omstandigheden heeft aangevoerd levert derhalve onvoldoende grond op voor het oordeel dat er serieus rekening mee moet worden gehouden dat de ontbinding en ontruiming niet zou zijn uitgesproken als [Eiser] in de procedure zou zijn verschenen. Ook de omstandigheid dat de mogelijkheid van het bieden van een terme de grâce niet kan worden uitgesloten is daartoe niet voldoende, omdat de rechter niet verplicht is om op het verzoek tot het gunnen van een zodanige termijn in te gaan en in de herhaling van het tekortschieten ook een grond kan worden gevonden om van het aanbieden daarvan af te zien.
€ 527,--
4.De beslissing
6 februari 2017.