4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 20 juni 2017, omstreeks 03:00 uur, begeven verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich, naar aanleiding van een melding van een verdachte grijze auto, naar de [straatnaam 1] in Waspik. Getuigen hebben gezien dat een man twee keer is uitgestapt en 5 respectievelijk 15 minuten is weggeweest, terwijl de motor van de auto bleef draaien. Ter plaatse zien [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een grijze personenauto, te weten een BMW, in hun richting rijden en ze geven de auto een stopteken. De bestuurder van de BMW stopt en identificeert zich op verzoek van de verbalisanten als [verdachte] , zijnde verdachte.
Bij controle van de BMW blijkt dat de kentekenplaat met het kenteken [kenteken 1] , die aan de voorzijde van de BMW is bevestigd, met elastiekjes over een andere kentekenplaat met het kenteken [kenteken 2] is bevestigd. Ook aan de achterzijde van de BMW is een kentekenplaat met het kenteken [kenteken 3] met elastiekjes bevestigd over een andere kentekenplaat met het kenteken [kenteken 2] . De kentekenplaat met kenteken [kenteken 3] staat als gestolen geregistreerd.
Verbalisant [verbalisamt 3] ziet op de bijrijdersstoel, onder een zwarte jas een en een zwarte baseballpet, een gedeelte van de loop van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. [verbalisamt 3] ziet dat het op een vuurwapen gelijkend voorwerp vanaf de bestuurdersstoel voor inzet gereed is. Verdachte is hierop aangehouden ter zake van de Wet wapens en munitie. Het wapen is onderzocht door het bureau Wapens, Munitie en Explosieven. Het betreft een vuurwapen, te weten een (op scherp staand) pistool, merk CZ, model 83, kaliber 7.65 mm, als bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen verkeert in goede staat van onderhoud, functioneert naar behoren en is direct voor gebruik geschikt. Daarnaast zijn in de houder van het pistool negen patronen van het kaliber 7.65 mm aangetroffen.
De personenauto is nader onderzocht. In het voertuig is onder de bestuurdersstoel, in een blauwe plastic zak, een anderhalve liter fles van het Sloveense merk Cockta gevuld met benzine aangetroffen. Voorts wordt geconstateerd dat het slot aan de bestuurderszijde schade heeft en dat er krassen en scheuren in en op het slot zitten. Na controle van het chassisnummer [chassisnummer] van de BMW blijkt dat de BMW staat geregistreerd als gestolen en dat op 21 maart 2017 aangifte is gedaan van diefstal van deze personenauto.
Uit onderzoek aan het navigatiesysteem in de BMW blijkt dat het meest recente adres
dat in het navigatiesysteem is ingevoerd het adres [adres 1] te Waspik betreft. In dit kader is een onderzoek ingesteld naar dit adres en naar de nabij gelegen woningen. Hieruit is het adres [adres 3] te Waspik naar voren gekomen. Op dit adres woont [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft antecedenten op het gebied van productie en handel in harddrugs, alsmede op het gebied van wapenbezit. Naar voren is gekomen dat eind 2016 in de richting van [slachtoffer] bedreigingen zijn geuit, waarbij een vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer] is gezet. [slachtoffer] rijdt in een zware Peugeot, model 107 en rijdt daarmee via de [straatnaam 2] in Waspik langs het kapelletje van en naar zijn werk.
Getuige [getuige] verklaart dat verdachte bij hem in de woning, gelegen aan de [adres 2] te Nijmegen, heeft verbleven. Verdachte zou tien dagen bij hem in de woning verblijven, maar dit is verlengd. Verdachte zou daarna weer terug naar Bosnië gaan.
Bij verdachte en in de auto is geen telefoon aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in Nederland was om werk te zoeken. In Nijmegen heeft verdachte, één of twee dagen na zijn aankomst, twee Marokkaanse mannen ontmoet waarvan er één een beetje zijn taal sprak. Zij hebben werk voor verdachte, waarbij verdachte een man die in een zwarte Peugeot rijdt, moet volgen om zodoende te achterhalen waar deze man naartoe gaat. Volgens verdachte gaven deze mannen hem de opdracht om bij het kapelletje in Waspik te gaan staan, omdat de man daar in zijn Peugeot voorbij zou rijden. De mannen hebben aan verdachte eenmaal een foto op de telefoon getoond van de man die verdachte moest volgen. Het zou een man zijn die crimineel was. De Peugeot zou zwart zijn, maar verdachte weet niet welk type het was. De mannen hebben de BMW aan verdachte beschikbaar gesteld, die verdachte op een parkeerplaats in Nijmegen kon ophalen als hij de man zou gaan observeren. De auto was open en de sleutels lagen in de auto. Het adres was al ingetoetst in het navigatiesysteem. Ook de kentekenplaten en de fles benzine lagen al in de auto. Ter plaatse (in Waspik) moest verdachte de kentekenplaten verwisselen, omdat de te volgen man anders de BMW zou herkennen. Het vuurwapen bevond zich in de auto zodat verdachte, in het geval hij zich bedreigd zou voelen, hiermee in de lucht kan schieten.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij slechts eenmaal contact met zijn opdrachtgevers heeft gehad, dat hij de auto steeds terug heeft gezet op de parkeerplaats, dat hij zijn bevindingen op een papiertje schreef en dat er de keer erna, als hij de auto weer ophaalde,
€ 50,- in de auto lag en de auto was volgetankt. Verdachte is daar 4 á 5 keer geweest en heeft de man 2 keer gezien. Verdachte beschikt niet over gegevens van zijn opdrachtgevers en er zijn geen afspraken gemaakt over hoe vaak of wanneer verdachte zou moeten posten.
Feit 1: voorbereidingshandelingen
Ingevolge artikel 46 Wetboek van Strafrecht is er sprake van strafbare voorbereiding wanneer de dader opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft, bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld.
In de rechtspraak zijn criteria ontwikkeld om vast te stellen of er sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen- en middelen. Er moet worden beoordeeld of de voorbereidingsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kennelijk bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf, zoals bedoeld in artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Uit de rechtspraak volgt dat een drietal criteria maatgevend is om te bepalen of een voorwerp ‘kennelijk is bestemd’ tot het begaan van het beoogde misdrijf, te weten:
De uiterlijke verschijningsvorm van de voorbereidingsmiddelen;
Het gebruik daarvan;
Het ‘misdadige’ doel dat verdachte met het gebruik voor ogen had.
Dit betekent dat niet alleen
de aarden
het gebruikvan het voorwerp op zichzelf doorslaggevend is, maar dat ook
de intentievan verdachte meeweegt bij het bewijs van de kennelijke bestemming. Het opzet is hierin gelegen dat er moet worden vastgesteld dat verdachte de voorwerpen overeenkomstig de kennelijke bestemming wilde gebruiken.
De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9358. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich in de nacht van 20 juni 2017 in een gestolen BMW voorzien van valse kentekenplaten bevindt met onder handbereik een geladen en gebruiksklaar vuurwapen. Onder de bestuurdersstoel bevindt zich een anderhalve liter fles gevuld met benzine. Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, maken dat de aangetroffen voorwerpen naar hun uiterlijke verschijningsvorm en gebruik dienstig kunnen zijn voor een misdadig doel.
Verdachte heeft weliswaar een verklaring gegeven voor wat hij op dat tijdstip in Waspik deed, maar deze verklaring is alles behalve concreet en verifieerbaar. Zo beschikte verdachte naar zijn zeggen niet over gegevens van zijn opdrachtgevers en zijn er geen afspraken gemaakt over hoe vaak, wanneer en met welk (concreet) doel verdachte de persoon in kwestie zou moeten volgen. Evenmin zou verdachte weten wie deze persoon was en waar hij woonde. Er zou aan hem slechts eenmaal een foto zijn getoond. Daarnaast zou hij weten dat deze man in een zwarte Peugeot rijdt, maar ook van deze Peugeot waren bij verdachte volgens hem geen gegevens bekend. Bovendien heeft verdachte geen verklaring gegeven voor het feit waarom hij een geladen en gebruiksklaar wapen binnen handbereik had liggen terwijl hij alleen maar een adres zou behoeven te achterhalen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de aanwezigheid van verdachte aldaar, op dat moment en onder de gegeven omstandigheden niet kan worden verklaard door andere dan criminele motieven.
De vaststelling dat verdachte erop uit is geweest om een misdrijf te plegen en zich daarbij heeft opgehouden in de omgeving van de woning van [slachtoffer] , terwijl hij zich heeft voorzien van een geladen vuurwapen, een gestolen (vlucht)auto met valse kentekenplaten en benzine, brengt echter op zichzelf nog niet mee dat de criminele motieven waren gelegen in het ombrengen van die [slachtoffer] .
Hoewel uit de stukken volgt dat [slachtoffer] op enig moment in het verleden is bedreigd, de navigatie in de gestolen BMW was ingesteld op het adres van de buren van [slachtoffer] , [slachtoffer] in een zwarte Peugeot rijdt en via de [straatnaam 2] in Waspik langs het kapelletje van en naar zijn werk rijdt, vormen ook deze aanwijzingen onvoldoende grond voor de conclusie dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte van plan was [slachtoffer] op 20 juni 2017 te liquideren. Het dossier bevat ook geen andere concretere aanknopingspunten in de zin van bijvoorbeeld tapgesprekken of telefoonverkeer die in die richting wijzen. Daar komt bij dat [slachtoffer] ook niet weet wie hem om het leven zou willen brengen en om welke reden.
De rechtbank overweegt dat zich in het dossier weliswaar aanwijzingen bevinden dat verdachte betrokken is bij de voorbereiding van een ernstig strafbaar feit, maar dat op grond hiervan niet kan worden vastgesteld dat het opzet van verdachte was gericht op het voorbereiden van een moord. Hoewel de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de man slechts moest volgen om een adres te achterhalen volstrekt ongeloofwaardig acht en zij geen enkele twijfel heeft over de criminele intenties van verdachte, is het voorgenomen doel dat verdachte voor ogen zou hebben op basis van het dossier onvoldoende geconcretiseerd en bepaalbaar, nu de omstandigheden waaronder verdachte is aangetroffen ook ruimte openlaten voor andere criminele doeleinden dan moord.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen aan verdachte onder 1 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Feit 2: het voorhanden hebben van een wapen met bijbehorende munitie
Op 20 juni 2017 te Waspik wordt op de bijrijdersstoel van een grijze BMW, waarvan verdachte de bestuurder is, een geladen wapen aangetroffen en in beslag genomen.
Het wapen is onderzocht door het bureau Wapens, Munitie en Explosieven. Het betreft een (op scherp staand) centraalvuur pistool van het merk CZ, model 83, kaliber 7.65 mm, te weten een wapen als bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen verkeert in goede staat van onderhoud, functioneert naar behoren en is direct voor gebruik geschikt. Daarnaast zijn bij het pistool negen centraalvuur eenheidspatronen van het kaliber 7.65 mm aangetroffen. Deze munitie is geschikt voor vuurwapens als bedoeld in categorie III.
De rechtbank is op basis van de gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een wapen, te weten een pistool van het merk CZ, model 83, kaliber 7.65 mm dat op de bijrijdersstoel in de BMW is aangetroffen, met bijbehorende munitie, voorhanden heeft gehad.
Feit 3: opzetheling
Op 21 maart 2017 te Herten, gemeente Roermond, is een personenauto weggenomen, te weten een grijze BMW 5er Reihe met het Belgische kenteken [kenteken 4] .
Op 20 juni 2017 te Waspik wordt verdachte als bestuurder aangetroffen in een grijze BMW. Aan de voorzijde van de auto bevindt zich een kentekenplaat met het kenteken [kenteken 1] . Deze kentekenplaat is met elastiekjes over een andere kentekenplaat met het kenteken [kenteken 2] bevestigd. Ook aan de achterzijde van de auto bevindt zich een kentekenplaat met het kenteken [kenteken 3] , die met elastiekjes is bevestigd over een andere kentekenplaat met het kenteken [kenteken 2] .De kentekenplaat met kenteken [kenteken 3] blijkt tussen 9 en 10 juni 2017 in Drunen te zijn gestolen.
Bij onderzoek van de BMW is door de verbalisanten geconstateerd dat deze BMW voor diefstal gesignaleerd staat. Daarnaast wordt in en op het slot aan de bestuurderszijde schade geconstateerd. Ook op de klep van de kofferbak aan achterzijde van de BMW wordt schade opgemerkt en zijn lijmresten aangetroffen. Uit de aangifte van [aangever 1] blijkt dat achter op de BMW een spoiler hoort te zitten. De verbalisanten constateren dat zich op de kofferbak aan de achterzijde van de BMW geen spoiler meer bevindt.
Verdachte heeft verklaard dat hij met de BMW, welke bij de COOP supermarkt te Nijmegen stond geparkeerd, meermalen naar Waspik is gereden. De auto was altijd open en de sleutels lagen in de auto net als het geladen wapen. Wanneer hij bij het kapelletje in Waspik arriveerde, moest hij de kentekenplaten, welke in de achterbak van de auto lagen, aan de voorzijde en aan de achterzijde over de andere kentekenplaten bevestigen. Wanneer verdachte weer terug naar Nijmegen reed, moest hij de kentekenplaten er weer af halen. Vervolgens moest verdachte de auto achterlaten op de parkeerplaats bij de COOP supermarkt te Nijmegen.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verdachte wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Deze vraag wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord.
Vaststaat dat de BMW en de kentekenplaat met het kenteken [kenteken 3] zijn gestolen. Daarnaast is verdachte als bestuurder in het gestolen voertuig aangetroffen. Ook staat vast dat het slot van de BMW aan de bestuurderszijde is geforceerd en zijn op de kofferbak lijmresten aangetroffen op de plaats waar de spoiler van het voertuig heeft gezeten.
Nu verdachte naar zijn zeggen meerdere keren gebruik heeft gemaakt van de auto, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte de schade aan het slot en de klep van de kofferbak moet hebben gezien. Daar komt bij dat uit de wijze waarop en de omstandigheden waaronder verdachte de auto tot zijn beschikking heeft gekregen en heeft gebruikt, reeds kan worden afgeleid dat verdachte wist dat de auto van misdrijf afkomstig was. De verklaring van verdachte dat hij dit niet wist en dat hij er anders nooit in zou hebben gereden, acht de rechtbank gelet op voornoemde omstandigheden dan ook volstrekt onaannemelijk. Gelet op het gebruik van de gestolen kentekenplaat in samenhang bezien met het gebruik van de auto heeft verdachte ten minste de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook deze kentekenplaat van misdrijf afkomstig was.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzetheling van de BMW en een kentekenplaat.