4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer ]heeft aangifte gedaan en heeft onder meer als volgt verklaard. Hij was ten tijde van het incident als agent werkzaam bij het politieteam Dongemond, locatie Oosterhout. Op 25 november 2014 was hij om 07.00 uur begonnen met de noodhulpdienst. Zijn collega [naam 1] bestuurde het opvallende dienstvoertuig, hij was bijrijder en zij waren beiden gekleed in herkenbaar politie-uniform.
Even na 09.00 uur reden zij richting Oosterhout toen [naam 1] hem een blauwe Mercedes ML, een M55 AMG, aanwees, waarin iemand zou rijden die volgens [naam 1] nog boetes open zou hebben staan. [naam 1] keerde de politiebus en ze reden achter de betreffende auto aan richting de [straatnaam] . [naam 1] en [slachtoffer ] raakten de Mercedes even kwijt, maar zagen deze weer rijden. Even later stokte het verkeer en bleek de Mercedes op de rijbaan stil te staan. Toen zij uiteindelijk achter de Mercedes reden schakelde [slachtoffer ] de rode “stop politie” transparant aan de voorzijde van hun dienstvoertuig in.
Nadat [slachtoffer ] zag dat de Mercedes zijn snelheid verhoogde, werden de optische- en geluidssignalen ingeschakeld en lichtte [slachtoffer ] de meldkamer in over de achtervolging. Plots verkleinde de afstand en leek de Mercedes te zijn stilgevallen. [naam 1] ging de zich tussen de politiebus en de Mercedes bevindende auto’s over de linker rijbaan voorbij en zette de politiewagen met de neus zodanig schuin in de richting van de groenstrook voor de Mercedes dat deze zijn weg rechtdoor niet meer zou kunnen vervolgen. [slachtoffer ] kwam bij het uitstappen ten val recht voor de Mercedes, stond op en rende naar het rechter voorportier van die auto, maar de deur zat op slot. Hij sloeg op het zijraam en de bestuurder maakte een gebaar van “ik wil wel meewerken maar de auto werkt niet mee.” Tegelijkertijd stond [naam 1] bij de linker voordeur en zag [slachtoffer ] dat hij ook op het zijraam sloeg en hoorde [slachtoffer ] dat [naam 1] naar hem riep dat hij een lifehammer moest pakken om de ruit in te slaan. [slachtoffer ] liep langs de Mercedes maar moest oversteken naar de politiebus en hoorde nog voor hij bij het dienstvoertuig was de Mercedes plots volop geluid en toeren maken. Hij zag dat de bestuurder indraaide richting hem en zijn kant op kwam rijden terwijl de bestuurder hem recht in de ogen keek. [slachtoffer ] dacht: “die gaat over mij heen rijden”, omdat dit voor de bestuurder de enige mogelijkheid was om daar weg te kunnen komen. [slachtoffer ] had echt het idee dat de bestuurder hem plat zou rijden, maar kon op tijd opzij de berm inspringen. [slachtoffer ] zag dat de Mercedes wegreed, pakte zijn dienstwapen en schoot op de Mercedes. Hij zag vervolgens dat [naam 1] met gestrekte armen stond en hoorde later dat deze ook op de Mercedes had geschoten.
Uiteindelijk blokkeerde verderop een vuilniswagen de rijbaan waardoor de Mercedes niet verder kon rijden en vluchtte de bestuurder, maar deze werd later door collega’s aangehouden.
[slachtoffer ] heeft later op een situatieschetsingetekend op welke plaats de Mercedes en de politiebus stonden, alsmede wat toen de positie was van hem en van zijn collega [naam 1] .
[naam 1]heeft verklaard dat hij wist dat verdachte wel eens auto’s gebruikte van autobedrijf [naam 2] . Op 25 november 2014 was hij met zijn collega [slachtoffer ] belast met een noodhulpdienst en reed [naam 1] in een opvallend dienstvoertuig richting Oosterhout toen hij omstreeks 09.00 uur een Mercedes ML 55 AMG zag rijden, die op naam bleek te staan van autobedrijf [naam 2] . [naam 1] wilde daarom controleren of de bestuurder daarvan niet verdachte zou zijn, die vele duizenden euro’s boetes open had staan. Nadat hij zag dat de bestuurder erg veel leek op verdachte, keerde [naam 1] de auto, teneinde de bestuurder van de Mercedes te controleren.
[naam 1] verloor even daarna de Mercedes korte tijd uit het oog en toen hij uiteindelijk achter die auto reed werd het stopteken aan de voorzijde van het politievoertuig ingeschakeld. Omdat de Mercedes toch wegreed, seinde [naam 1] vervolgens met zijn groot licht en omdat de Mercedes bleef wegrijden, werden de optische- en geluidssignalen in werking gesteld. [naam 1] hoorde dat [slachtoffer ] contact zocht met de meldkamer terwijl hij de [straatnaam] opreed en de Mercedes steeds harder ging rijden.
[naam 1] heeft verklaard dat de snelheid van de Mercedes lager werd en dat de auto stil stond. Hij parkeerde het dienstvoertuig achter de Mercedes en de agenten stapten uit. [naam 1] zag dat verdachte achter het stuur zat. [naam 1] en [slachtoffer ] riepen dat verdachte moest uitstappen, maar verdachte startte de auto en reed weg.
Toen uiteindelijk de Mercedes stilstond, reed [naam 1] het dienstvoertuig linksom langs de Mercedes heen en zette het dienstvoertuig met de rechterachterwielkas juist voor de linker voorkant van de Mercedes, waarna [naam 1] en [slachtoffer ] naar die auto gingen. [naam 1] liep naar de bestuurderszijde van die Mercedes en zag dat de bestuurder inderdaad verdachte was. [slachtoffer ] stond aan de andere kant van de Mercedes en beide agenten riepen dat verdachte de deur moest openen. Verdachte zei dat hij dat zou doen, maar bleef aan zijn contactslot en stuur rommelen, ondanks dat [naam 1] een paar keer op zijn raam sloeg met een zaklampje in zijn hand.
[naam 1] zag dat de autoruit niet kapot ging en riep naar [slachtoffer ] dat hij de lifehammer moest pakken. Op het moment dat [naam 1] zag dat [slachtoffer ] terugliep naar het dienstvoertuig hoorde [naam 1] dat de motor van de Mercedes weer startte. Op dat moment was [slachtoffer ] nog net niet voor het midden van de Mercedes en stond hij, naar schatting van [naam 1] , twee à drie meter voor de voorkant van de Mercedes. [naam 1] zag dat [slachtoffer ] zich omdraaide en naar de bestuurder van de Mercedes keek. Hij hoorde dat er hard gas werd gegeven en zag dat de Mercedes hard vooruit reed richting [slachtoffer ] . [naam 1] zag dat de Mercedes precies reed over de plaats waar [slachtoffer ] zojuist stond en hij zag zijn collega daar niet meer staan, zodat hij dacht dat die auto [slachtoffer ] had geraakt dan wel had overreden. Op dat moment pakte [naam 1] zijn dienstwapen en vuurde een schot af op het linker achterspatbord van de Mercedes. Meteen daarna zag hij [slachtoffer ] staan, die eveneens op de wegrijdende Mercedes vuurde. Hij zag dat [slachtoffer ] op dat moment zo’n 4 à 5 meter bij hem vandaan stond.
De Mercedes reed weg, is gestopt voor een vuilniswagen, die de weg blokkeerde en verdachte is gevlucht uit de auto. Verdachte is vervolgens aangehouden door andere collega’s.
[naam 1] is ervan overtuigd dat als [slachtoffer ] niet was weggesprongen voor de Mercedes hij ernstig of zelfs fataal letsel zou hebben opgelopen door zo’n zware, snelle auto.
Ook [naam 1] heeft op een situatieschetsingetekend op welke plaats de Mercedes en de politiebus zich bevonden en op welke positie hij en zijn collega [slachtoffer ] op dat moment stonden.
Verbalisant [Verbalisant ]heeft het portofoonverkeer rondom dit incident uitgewerkt en heeft vastgesteld dat tijdens de achtervolging en vóórdat er was geschoten de sirenes van het dienstvoertuig hoorbaar waren.
Verdachteheeft verklaard dat hij op 25 november 2014 veel bekeuringen had openstaan en nog ongeveer € 13.000,-- moest betalen. Hij reed die dag omstreeks 09.00 uur op de [straatnaam] te Oosterhout en bemerkte dat een hem tegemoetkomende politiebus was gekeerd en achter hem kwam rijden. Verdachte reed in een Mercedes ML 55 AMG die hij had geleend van de eigenaar van autobedrijf [naam 2] . Die auto viel steeds stil.
Op een bepaald moment haalde de politieauto hem links in, terwijl verdachte op de rechterrijbaan stilstond, omdat de Mercedes was stilgevallen.
Verdachte zag twee politieagenten naar de Mercedes waarin hij zat toekomen en zij begonnen ieder aan een kant tegen een zijraam van die auto slaan. Op het moment dat de Mercedes weer startte, reed verdachte naar voren en vervolgens werd er op hem geschoten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de in het voorgaande opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de politieauto, met daarin [slachtoffer ] en [naam 1] , de auto waarin verdachte zat heeft “klemgereden” om hem tot stoppen te dwingen. De rechterachterzijde van de politieauto stond ter hoogte van de linker voorzijde van de Mercedes. De politieauto stond schuin vóór de Mercedes, waarbij de punt van de politieauto schuin naar rechts voor wees. Voorts stelt de rechtbank vast dat, hoewel eerst [naam 1] links en [slachtoffer ] rechts van de Mercedes stonden en op de ramen tikten, de positie van [slachtoffer ] op het moment van het wegrijden van de Mercedes aldus was, dat hij zich aan de voorzijde van de auto waarin verdachte zat, bevond. Zowel [slachtoffer ] als [naam 1] verklaren immers kort na het incident onafhankelijk van elkaar dat [naam 1] [slachtoffer ] heeft gemaand een lifehammer te pakken, die in de politieauto lag. Deze lezing vindt bovendien steun in de verklaring van verdachte zelf, waar hij heeft verklaard dat – op het moment dat er op de ramen werd gebonkt – hij één van de politieagenten heeft horen zeggen ‘dat daar een hamertje voor was’. Uit de verklaringen van [slachtoffer ] en [naam 1] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer ] vervolgens ook daadwerkelijk naar de politieauto liep.
Op dat moment maakte de Mercedes volop toeren, draaide de Mercedes in de richting van [slachtoffer ] en reed hij richting [slachtoffer ] , die weg moet springen om te voorkomen dat hij zou worden geraakt.
Verdachte heeft weliswaar betwist dat hij is weggereden op het moment dat [slachtoffer ] vóór de Mercedes stond en dat de politiebus schuin voor de Mercedes stond, maar de rechtbank volgt deze lezing van verdachte niet. Niet alleen vindt de lezing van beide politieagenten ten aanzien van de positie van [slachtoffer ] op het moment van starten – te weten dat [slachtoffer ] een lifehammer ging pakken en zich aldus naar de politiewagen die schuin vóór de Mercedes stond begaf – steun in de verklaring van verdachte zelf, zoals in voorgaande alinea beschreven, maar ook versterken de verklaringen van [naam 1] en [slachtoffer ] elkaar onderling op dit punt.
Het feit dat verdachte heeft verklaard in eerste instantie niet te hebben gemerkt dat de politie hem wilde laten stoppen, acht de politie – gelet op het feit dat (zelfs) via de portofoon in de meldkamer politiesirenes zijn te horen – niet aannemelijk.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen afgelegd door [slachtoffer ] en [naam 1] , op welk punt door de verdediging verweer is gevoerd, overweegt de rechtbank als volgt. In het algemeen volgt uit de wet, met name artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, dat aan een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal bijzondere bewijskracht wordt verleend omdat verbalisanten over het algemeen geen belang hebben om een voorstelling van zaken te geven die niet (volledig) conform de werkelijkheid is. Deze situatie doet zich echter in deze zaak niet voor nu het bewijs steunt op verklaringen die ten overstaan van andere verbalisanten zijn afgelegd en zijn neergelegd in een proces-verbaal door die andere verbalisanten. De rechtbank verwerpt dit verweer dan ook.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer ] en [naam 1] betrouwbaar zijn, omdat zij elkaar onderling versterken en op belangrijke punten gelijkluidend zijn. De omstandigheid dat op ondergeschikte punten – zoals het feit dat [naam 1] verklaart dat in het voortraject een extra keer is gestopt – de verklaringen niet (geheel) overeen komen, brengt geenszins met zich dat deze over het geheel genomen als onbetrouwbaar terzijde geschoven zouden moeten worden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met de Mercedes heeft geprobeerd op de voor die auto staande agent [slachtoffer ] in te rijden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag geplaatst of dit handelen van verdachte dient te worden beschouwd als een poging tot doodslag van agent [slachtoffer ] zoals verdachte primair wordt verweten.
Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Zij overweegt daarbij dat de snelheid van een auto die vanuit stilstand optrekt, ook al gaat het om een snelle Mercedes, nog niet heel erg hoog kon zijn, mede gelet op de korte afstand tussen de Mercedes en de positie waar [slachtoffer ] zich op dat moment bevond. Zij spreekt verdachte dan ook vrij van het (impliciet) primair ten laste gelegde.
Impliciet subsidiair onder het primair ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het - voornemen om - met een zwaar (personen)voertuig tegen een persoon te rijden brengt onmiskenbaar de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich. Verdachte is desondanks op voornoemde wijze weggereden. Deze gedraging is naar haar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het gevolg (zwaar lichamelijk letsel) dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zoals impliciet subsidiair onder het primair ten laste gelegde is omschreven.