De volgende dag heeft de raadsman van verzoeker [verzoeker 1] een e-mail gestuurd naar het kabinet rechter-commissaris met de navolgende inhoud:
Inzake [naam] hadden wij gisteren namiddag contact inzake het verhoor in [namen landen].
U gaf aan dat de Rechter-commissaris 3 opties voorstelde, nu de [namen landen] autoriteiten in de week van 13-17 november ons zouden kunnen ontvangen. Verplaatsen zou de Rechter-commissaris niet willen vragen omdat anders ‘wij mogelijk niet meer mogen komen’.
Ik heb inmiddels met cliënt gesproken en hij deelt mijn mening die ik u al aangaf.
Deze getuige is voor de verdediging van groot belang. Al jaren geleden is gevraagd deze te horen en alstoen afgewezen omdat onvoldoende vast zou staan dat deze ‘relevant zou kunnen verklaren’. De verdediging heeft de Rechtercommissaris verzocht (toen we naar [namen landen] gingen) deze getuige toch te horen, om perikelen in de toekomst te voorkomen. Dit is geweigerd. Vervolgens blijkt bij de laatste rogatoire commissie dat deze getuige wel degelijk relevant kan verklaren. Sterker nog, de getuige verwijst bij vele vragen specifiek naar haar. Dit komt voor verdachte niet als een verrassing; immers heeft hij bij voortduring aangegeven dat deze getuige als administratief verantwoordelijke relevant was.
Het kan dus niet zo zijn dat ondervragingsrechten van de verdediging thans (al te eenvoudig) terzijde worden geschoven, in acht genomen de moeite en openheid die de verdediging gedurende vijf jaren heeft betracht om deze getuige in persoon te kunnen bevragen.
In dit kader merkte ik u al op dat vervanging onmogelijk is in dit [naam] dossier. Mijn kantoorgenote die enige kennis van het dossier draagt is met zwangerschapsverlof. En anderzijds geldt dat dan evenzeer voor de Rechter-commissaris, die mij eerder schreef dat de rogatoire commissie dit jaar moest plaatsvinden,omdat hij per 1 januari het kabinet verlaat. Indien en voorzover vervanging mogelijk is in dit dossier in zijn optiek, geldt dit toch evenzeer voor hem?
Een vragenlijst is zoals ik u aangaf niet aan de orde. Ik wens ter plekke vragen te kunnen stellen aan de getuigen, ‘door’ te kunnen vragen en te kunnen inspringen op ontwikkelingen ter plekke, mogelijk ook door het afzien van het stellen van bepaalde vragen aan de hand van (de loop van) het verhoor. Dit mogelijkheid wordt cliënt ontnomen bij deze gang van zaken. Een videoverbinding is illusoir; juist gezien de beperkte mogelijkheden daartoe (en onbeveiligde skype o.a.) is eerder hiervan afgezien door de Rechter-commissaris te [namen landen]. Los daarvan heb ik aangegeven dat ik die week daar geen enkele mogelijkheid voor heb. Ik ben 50 uur bezig met de zitting van de WIM zaak en de avonduren worden benut voor ontwikkelingen naar aanleiding van zittingsdagen, besprekingen (al dan niet met dient). Het alsdan bijwonen van een videoverhoor is - nog los van de onmogelijkheid van voorbereiding - agendatechnisch maar ook ‘uit humaan oogpunt’ illusoir.
Ten slotte merk ik op enige tijd geleden de Rechter-commissaris stukken te hebben verstrekt waarbij ik aangaf ervan uit te gaan dat hiermee rekening werd gehouden. Hier is niet (laat staan afwijzend) op bericht.
Bij cliënt ontstaat dan ook de vraag, wat er is gebeurd naar aanleiding van deze stukken en informatie. De verdediging mag er gevoeglijk vanuit gaan dat per omgaande contact is gezocht met de liaison Officier en met de [namen landen] autoriteiten om te voorkomen dat er zou gebeuren wat er thans gebeurt? Namelijk het komen van een bericht in november om vervolgens - door de Rechter-commissaris - tegengeworpen te krijgen dat men geen andere datum wil vragen om (kortgezegd) de [namen landen] autoriteiten ‘niet voor het hoofd te stoten’?
Kunt u omgaande informeren over de ondernomen activiteiten naar aanleiding van mijn e-mail? Tevens ontvang ik dan ook graag kopie van het rechtshulp verzoek en overige stukken.
Immers, indien geen actie is ondernomen (waarbij tevens geen verhinderingen zijn gevraagd), wordt de schijn van partijdigheid in deze bij verdachte gewekt; namelijk het ten onrechte buiten spel zetten van aanwezigheid van de verdediging en slechts omwille van een aanstaand vertrek binnen een Kabinet ‘doordrukken’ van een rogatoire commissie, wetende dat de verdediging hierbij niet aanwezig zal kunenn zijn.
Bij gebreke van een (inhoudelijk afdoende) reactie uiterlijk heden, dient de verdediging ervan uit te gaan dat geen actie is ondernomen na voormelde berichtgeving/e-mail bericht en zal zij genoodzaakt zijn morgen een wrakingsverzoek in te dienen, ter voorkoming van een later (tegenwerpen) van ontijdigheid. De verdediging zou dit oprecht betreuren.