Op 1 november 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij een bedrag van € 7.000,-- aan dwangsommen werd ingevorderd. Deze dwangsommen waren opgelegd wegens overtredingen van de last onder dwangsom die in 2012 was opgelegd, waarbij eiseres was gelast om het illegale gebruik van een gedeelte van haar pand te staken. Tijdens de zitting op 29 september 2017 heeft eiseres aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was tot invordering over te gaan, omdat de last onder dwangsom was opgelegd onder een ander bestemmingsplan. Eiseres betwistte ook de feitelijke constatering van overtredingen door verweerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhuur van het pand voor recreatief verblijf in strijd is met de geldende beheersverordening. De rechtbank oordeelde dat eiseres drie dwangsommen had verbeurd, en dat het beroep gegrond was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de invordering van zeven dwangsommen betrof en heeft de invordering vastgesteld op € 3.000,-- plus wettelijke rente. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 495,--. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.