ECLI:NL:RBZWB:2017:7236

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
C/02/324719 / HA ZA 16-877
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van notaris voor zorgplicht bij verlijden van akte inzake geldlening

In deze zaak vorderde de commanditaire vennootschap Noblesse CV, vertegenwoordigd door haar beherend vennoot Buse, schadevergoeding van de notaris wegens vermeende tekortkomingen in de zorgplicht bij het verlijden van een notariële akte. De vordering was gebaseerd op de stelling dat de notaris had nagelaten om voldoende onderzoek te doen naar de solvabiliteit van de debiteur en de risico's van de transactie. Noblesse CV had een geldlening verstrekt aan Global Investment Services AG, maar de debiteur had de koopsom niet betaald en was in liquidatie gegaan. De rechtbank oordeelde dat de notaris niet tekort was geschoten in zijn zorgplicht. De notaris had gehandeld in overeenstemming met de wensen van de partijen en had geen reden om te twijfelen aan de solvabiliteit van de debiteur, gezien de ervaring van de vertegenwoordiger van Noblesse. De rechtbank wees de vorderingen van Noblesse af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/324719 / HA ZA 16-877
Vonnis van 8 november 2017
in de zaak van
1. de commanditaire vennootschap
NOBLESSE CV,
gevestigd te Helmond,
2. de stichting
STICHTING OBLIGE,
gevestigd te Helmond,
eiseressen,
advocaat mr. C. van der Most te Arnhem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [plaatsnaam] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [plaatsnaam] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.C.J. Höfelt te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Noblesse (vrouwelijk enkelvoud) en gedaagden zullen gezamenlijk [gedaagden] (mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 april 2017 en alle daarin reeds genoemde stukken;
  • de akte overlegging producties 16 tot en met 19 en de akte overlegging producties 20 en 21 zijdens Noblesse;
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2017 en de bij die gelegenheid overgelegde pleitnota’s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Noblesse vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot:
a. betaling aan Noblesse van een bedrag van € 9.131.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2011 tot en met de dag der algehele voldoening;
b. betaling aan Noblesse van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 6.775,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
c. voldoening van de proceskosten, binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de nakosten ten bedrage van € 131,- dan wel, indien betekening plaatsvindt, ten bedrage van € 199,- en de eventuele verdere executiekosten.
2.2.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Noblesse in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties, wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. De commanditaire vennootschap Noblesse (hierna Noblesse CV) is op 6 januari 2010 opgericht door ondertekening van een cv-contract door 44 commanditaire vennoten (hierna: de vennoten) en één beherend vennoot, de vennootschap opgericht naar het recht van Luxemburg: Buse & Cie Holding S.A., (hierna: “Buse”). De heer [naam vertegenwoordiger] (hierna: [naam vertegenwoordiger] ) is vertegenwoordiger van beherend vennoot Buse. [naam vertegenwoordiger] is voormalig bankier en heeft een groot deel van zijn werkzame leven in het bankwezen gewerkt. De heer [naam A] (hierna: [naam A] ) onderhield namens de vennoten de contacten met [naam vertegenwoordiger] en trad ook namens Noblesse CV naar buiten.
b. Doel van Noblesse CV was de door de vennoten ingebrachte gelden te beleggen in
rentedragende effecten. Buse, in de persoon van [naam vertegenwoordiger] , zou als beherend vennoot de beheersactiviteiten verrichten. In totaal is door de vennoten een bedrag van € 7.938.000 ingebracht. c. Tussen Noblesse CV en de vennootschap opgericht naar Zwitsers recht, Global Investment Services AG (hierna te noemen: “GIS”) is een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen (hierna: “de geldlening”). De geldlening is op 10 juni 2010 door de betrokken partijen ondertekend, waarbij Noblesse CV werd vertegenwoordigd door haar beherend vennoot, Buse. Namens GIS is de geldlening ondertekend door haar bestuurder, de heer [naam bestuurder] (hierna: “ [naam bestuurder] ”).
d. Op grond van de geldlening heeft Noblesse CV aan GIS een bedrag van € 8.135.000 (hierna te noemen: “de hoofdsom”) ter leen verstrekt. De hoofdsom diende te worden aangewend voor de handel in vastrentende effecten. Kort na ondertekening van de geldlening hebben de vennoten in juni 2010 - op verzoek van Buse - gelden overgeboekt naar een bij Deutsche Bank (België) aangehouden rekening van GIS, teneinde uitvoering te geven aan de geldlening. De vennoten hebben ten behoeve van het overboeken van deze gelden aan GIS een Luxemburgse bankrekening geopend bij EEG Bank (Luxembourg) SA. Deze bank heeft de vennoten bij brief van juni 2010 geadviseerd om af te zien van de transactie en schrijft in deze brief:
“We consider It our professional duty to inform you that the above mentioned investment is in our opinion not in line with your investment profile (...)
(...) we have to stress that this investment is highly risk inherent, mainly but not exclusively in consideration of the possible purposes of the loan as described in the loan agreement.”
e. Naar aanleiding van deze brief heeft [naam A] de vennoten bij e-mail d.d. 15 juni 2010
verzocht de exoneratiebrief van EEG Bank (Luxembourg) SA voor akkoord te ondertekenen, waarbij hij heeft bericht:
“EEG wil geen verantwoordelijkheid nemen voor de investering omdat zij niet op de hoogte zijn van de “waarde” van alle gestelde zekerheden.”
f. Op grond van artikel 7 van de overeenkomst van geldlening diende GIS het geleende bedrag vermeerderd met rente uiterlijk op 1 oktober 2010 terug te betalen. Dit is niet gebeurd. Ook is niet voldaan aan de verplichting om zekerheid te stellen, zoals bepaald in artikel 11 van de overeenkomst van geldlening.
g. In 2010 is door de Zwitserse autoriteiten op verzoek van de Belgische autoriteiten een strafrechtelijk onderzoek gestart naar [naam bestuurder] en GIS. Uit een brief d.d. 24 november 2011 van de ‘federale Gerechtelijke Politie’ te Antwerpen blijkt dat in 2010 door de Zwitserse autoriteiten beslag is gelegd op een bankrekening van GIS, welk beslag doel heeft getroffen voor een bedrag van € 7,7 miljoen.
h. Op 27 oktober 2010 is een ‘aanvullende overeenkomst van geldlening’ (hierna: “de aanvullende geldleenovereenkomst”) tot stand gekomen tussen Noblesse CV en GIS. In de aanvullende geldleenovereenkomst is bepaald dat [naam bestuurder] de schuld van GIS zal overnemen, indien de looptijd van de geldlening wordt verlengd tot uiterlijk 1 juli 2011. [naam bestuurder] krijgt vervolgens tot 1 augustus 2011 om de ‘subrogatie’ te voltooien en de schuld van GIS aan Noblesse over te nemen, terwijl GIS vrijwillig zal worden geliquideerd. In de aanvullende geldlening is overeengekomen dat verplichting van [naam bestuurder] om zekerheden aan Noblesse CV te verstrekken op grond van artikel 11 van de geldlening niet meer bestaat. In de aanvullende geldleenovereenkomst is overwogen dat de geldlening € 7.940.000,- bedraagt vermeerderd met rente.
i. De vrijwillige vereffening van GIS is niet geslaagd, de liquidatie van GIS is op 8 april 2011 door de FINMA is uitgesproken.
j. Teneinde het bepaalde in de aanvullende geldleenovereenkomst te realiseren, stuurt [naam vertegenwoordiger] (vertegenwoordiger van beherend vennoot Buse) op 6 juli 2011 een e-mail aan [gedaagden] , waaruit volgt dat het de bedoeling is, dat [naam bestuurder] de schuld van GIS zal overnemen en het openstaande bedrag aan Noblesse CV zal voldoen. Beoogd wordt de transactie in de week van 11 juli 2011 plaats te laten vinden. De opdracht aan [gedaagden] behelst onder meer het tot stand brengen van deze schuldovername en het overmaken van de gedeelten van de koopsom aan de individuele vennoten. In voornoemde e-mail van 6 juli 2011 van [naam vertegenwoordiger] aan [gedaagden] staat onder meer vermeld:
“Jij ontvangt een specificatie van de bedragen van de deelnemers van Noblesse CV, gesplitst in bedrag en rente, kopie van de lening overeenkomst die er is. De vraag aan jou zal niet alleen zijn de bedragen te ontvangen en t. z. t. over te gaan maken deels naar de individuele deelnemers, deels als participatie in een fonds maar ook een stuk
op te maken waarin de kwijting jegens [naam bestuurder] is geregeld.”
k. De concept notariële akte ten behoeve van de overdracht van de vordering - met de titel “Concept akte overdracht vordering d.d. 27 juli 2011” - is op 29 juli 2011 door [gedaagden] aan [naam vertegenwoordiger] en [naam bestuurder] verzonden en is door Noblesse CV geaccordeerd.
Toen [naam vertegenwoordiger] (als vertegenwoordiger van beherend vennoot Buse) en [naam bestuurder] (bestuurder van GIS) op 1 augustus 2011 ten kantore van [gedaagden] verschenen ten behoeve van het passeren van de notariële akte, was de koopsom nog niet op de derdengeldenrekening van [gedaagden] ontvangen. Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagden] met [naam vertegenwoordiger] en [naam bestuurder] besproken of i) gewacht moest worden met het passeren van de akte tot de koopsom op de derdengeldenrekening van [gedaagden] was ontvangen of dat ii) de akte toch moest worden gepasseerd, waarbij in de akte zou worden opgenomen dat betaling uiterlijk op 15 augustus 2011 zou moeten plaatsvinden. [naam vertegenwoordiger] heeft [gedaagden] daarop te kennen gegeven dat Noblesse CV de akte wilde laten passeren en akkoord ging met het uitstel van de betaling van de koopsom en heeft aldus gekozen voor de tweede optie.
l. Op 1 augustus 2011 is de vordering uit hoofde van de geldlening van Noblesse CV op
GIS bij notariële akte overgedragen aan [naam bestuurder] in privé door middel van een cessie.
m. Bij het ondertekenen van deze notariële akte is Noblesse CV vertegenwoordigd door beherend vennoot Buse, die op haar beurt werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] . Uit de notariële akte blijkt dat Noblesse CV aan [naam bestuurder] heeft verkocht:
“de vordering wegens geleend geld ten behoeve van de verkoper en ten laste van Global Investment Services A.G., een vennootschap naar Zwitsers recht (…), rentende op jaarbasis vijftien procent (15%), groot in oorsprong acht miljoen eenhonderd vijf en dertigduizend euro (8. 135.000,00), thans groot zeven miljoen negenhonderd veertigduizend euro
(7.940.000,00), waarvan blijkt uit een onderhandse akte houdende een leningsovereenkomst getekend op tien juni tweeduizend tien en aangevuld bij onderhandse akte getekend op zeven en twintig oktober tweeduizend tien, van welke
akten kopieën aan deze minuut zullen worden gehecht.”In de akte is voorts opgenomen dat de koopsom uiterlijk op 15 augustus 2011 zal worden voldaan op de derdengeldenrekening van [naam B] .
n. [naam bestuurder] heeft de in de akte genoemde koopsom - ondanks vele toezeggingen - nooit voldaan.
o. Het faillissement van GIS is uitgesproken op 17 september 2012.
p. Noblesse heeft [gedaagden] bij brief van 29 juli 2016 aansprakelijk gesteld. [gedaagden] heeft hierop bij brief van 12 oktober 2016 gereageerd en aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.2.
Noblesse legt aan haar vordering ten grondslag - samengevat - dat [gedaagden] in zijn zorgplicht jegens Noblesse c.q. de vennoten tekort is geschoten, dan wel dat hij onrechtmatig jegens de vennoten heeft gehandeld, nu hij volgens Noblesse heeft nagelaten:
- onderzoek te doen naar de relatie tussen de in de notariële akte genoemde koopprijs en de omvang van de gecedeerde vordering;
- de koopsom van de gecedeerde vordering te laten bestaan uit de hoofdsom en de verschuldigde rente, zoals partijen in de aanvullende geldleenovereenkomst waren overeengekomen;
- erop toe te zien dat betaling van de koopsom door [naam bestuurder] gelijktijdig met de levering van de vordering plaats zou vinden. [naam bestuurder] diende pas twee weken later (op 15 augustus 2011) de koopsom te voldoen op de derdengeldenrekening van het kantoor van [gedaagden] ;
- de solvabiliteit van [naam bestuurder] te toetsen;
- te waarborgen dat er afdoende zekerheidsrechten zouden worden gevestigd door [naam bestuurder] om zeker te stellen dat de koopsom ook daadwerkelijk voldaan zal worden, dan wel de overdracht van de vordering te laten plaatsvinden onder ontbindende of opschortende voorwaarde;
- de vennoten te informeren omtrent de cessie en hen te waarschuwen voor de daaraan verbonden risico’s. [gedaagden] heeft de vennoten niet gevraagd of zij het er wel mee eens waren dat de vordering werd gecedeerd, noch of ze ermee instemden dat voor de genoemde koopprijs zou worden gecedeerd zonder zekerheid van betaling (gelijktijdig met de overdracht, dan wel onder verstrekking van zekerheden) en derhalve heeft [gedaagden] medewerking aan de notariële akte verleend, ondanks dat hij bekend was met het feit dat de oorspronkelijke debiteur van de vordering (GIS) verwikkeld was in problemen met de Zwitserse autoriteiten die voor € 7,7 miljoen beslag hadden gelegd op de bankrekening van GIS.
Volgens Noblesse bedraagt de door haar c.q. de vennoten geleden schade, € 9.131.000,- (zijnde het bedrag van de koopsom voor de vordering, vermeerderd met de ten tijde van het passeren van de notariële akte verschuldigde rente van 15%). Doordat de vordering op GIS is gecedeerd aan [naam bestuurder] , was verhaal op GIS niet meer mogelijk. Volgens Noblesse was GIS ten tijde van het verlijden van de notariële akte, een solvabele partij, maar door het handelen van [gedaagden] zijn Noblesse en de vennoten de ingelegde en aan GIS ter leen verstrekte gelden kwijtgeraakt. [gedaagden] is in de visie van Noblesse gehouden deze schade te vergoeden.
3.3.
[gedaagden] voert formeel ten verwere aan, dat Noblesse primair niet ontvankelijk is in haar vorderingen jegens [gedaagde sub 1] (gedaagde sub 1) en [gedaagde sub 3] (gedaagde sub 3), subsidiair dat Noblesse niet-ontvankelijk is in haar vorderingen tegen [gedaagden] en meer subsidiair dat de rechten van Noblesse zijn komen te vervallen grond van art. 6:89 BW omdat zij niet tijdig heeft geklaagd over een vermeend gebrek in de prestatie van [gedaagden] .
Inhoudelijk verweert [gedaagden] zich tegen de vordering, door te betwisten dat hij toerekenbaar tekort is geschoten jegens Noblesse. Volgens [gedaagden] komt aan de vennoten geen beroep toe op beweerdelijke schending van de door Noblesse genoemde zorgplicht, nu deze zorgplicht alleen bestond ten opzichte van Noblesse CV, vertegenwoordigd door haar enig beherend vennoot (Buse) die op haar beurt vertegenwoordigd werd door haar bestuurder [naam vertegenwoordiger] , en niet jegens de stille vennoten, die niet door deze norm worden beschermd, waardoor de vereiste relativiteit ex artikel 6:163 BW ontbreekt.
Voorts weerspreekt [gedaagden] dat er sprake is van wanprestatie of onrechtmatige daad en voert daartoe aan, dat Noblesse ten onrechte stelt dat [gedaagden] niet zou hebben onderzocht of Noblesse de notariële akte wenste te passeren en zich bewust was van de risico’s van de uitgestelde betaling van de koopsom. Volgens [gedaagden] was Noblesse zich hier wel degelijk van bewust, althans haar (indirect) vertegenwoordiger [naam vertegenwoordiger] , aangezien [gedaagden] met hem de mogelijkheden heeft besproken toen op 1 augustus de koopsom nog niet was ontvangen en [naam vertegenwoordiger] namens Noblesse er voor heeft gekozen om de akte te laten passeren, waarbij is bepaald dat de koopsom uiterlijk 15 augustus 2011 moest worden voldaan. Het alternatief - wachten op betaling door GIS, - was volgens [naam vertegenwoordiger] /Noblesse op dat moment onaantrekkelijker omdat GIS sinds 8 april 2011 in liquidatie verkeerde en de vennoten en [naam vertegenwoordiger] geen vertrouwen hadden in de solvabiliteit van GIS, aldus [gedaagden] . Volgens hem gaf [naam vertegenwoordiger] - namens Buse/ Noblesse - de voorkeur aan een vordering op [naam bestuurder] die als meer solvabel werd beschouwd. In de visie van [gedaagden] behoefde hij dan ook niet te wijzen op de risico’s van de uitgestelde betaling van de koopsom, nu tijdens de bespreking op 1 augustus 2011 duidelijk was dat de koopsom nog niet was ontvangen, maar Noblesse er op dat moment vertrouwen in had dat de ontvangst van de koopsom zou volgen. Hetzelfde geldt naar de mening van [gedaagden] voor het verwijt dat hij had moeten waarschuwen voor het feit dat geen zekerheidsrechten door GIS en [naam bestuurder] waren verstrekt, aangezien hij de betreffende documenten inzake de geldlening slechts kreeg voor juiste verwijzingen in de notariële akte en niet om de geldlening te bestuderen of om te onderzoeken of zekerheden waren gesteld. Het verwijt dat [gedaagden] onvoldoende onderzoek zou hebben gedaan naar de hoogte van de koopsom van de vordering, is zijns inziens eveneens onterecht, nu de aanvullende geldleenovereenkomst vermeldde dat de hoofdsom van de geldlening op dat moment € 7.940.000,- bedroeg en [naam vertegenwoordiger] , namens Buse/Noblesse, akkoord was met deze koopsom, zodat hij niet verplicht was om te onderzoeken of die koopsom lager was dan de (kennelijk) uitstaande hoofdsom.
Zo geoordeeld mocht worden dat er sprake is van enige (toerekenbare) tekortkoming of onrechtmatige handelen, voert [gedaagden] meer subsidiair aan, dat het causaal verband tussen de beweerdelijke schade en het gestelde onzorgvuldig handelen ontbreekt. Noblesse zou zich naar zijn mening immers niet in een andere positie hebben bevonden indien hij anders had gehandeld, omdat ook in het geval dat hij de akte niet had gepasseerd of anders had opgesteld, de door Noblesse uitgeleende gelden niet waren terugbetaald. [gedaagden] voert in dat verband aan dat GIS insolvabel was en geen verhaal bood en sinds 8 april 2011 in liquidatie verkeerde en op 17 september 2012 failliet is verklaard.
Indien geoordeeld wordt dat [gedaagden] toch aansprakelijk zou zijn jegens Noblesse en enige schade voor vergoeding in aanmerking komt, dan beroept [gedaagden] zich op eigen schuld aan de zijde van Noblesse, waardoor de schadevergoedingsplicht van [gedaagden] geheel, althans gedeeltelijk, dient te worden verminderd.
In de visie van [gedaagden] behoort de vordering van Noblesse dan ook te worden afgewezen.
3.4.
Gelet op hetgeen hierna op inhoudelijke gronden zal worden overwogen, behoeven de formele verweren geen (nadere) bespreking en beslissing meer.
3.5.
Voor een notaris geldt een bijzondere zorgplicht, inhoudende houdt dat een notaris ten opzichte van zijn cliënt de zorgvuldigheid in acht dient te nemen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Uit artikel 17 van de Wet op het notarisambt (Wna) vloeien concrete zorgplichten voort, zoals - afhankelijk van de omstandigheden van het geval - een bijzondere waarschuwingsplicht voor specifieke aan relevante rechtshandelingen verbonden (financiële) risico’s. De informatieplicht van de notaris is vastgelegd in artikel 43 lid 1 Wna, waarin onder meer is bepaald dat de notaris, voordat hij tot het verlijden van een akte overgaat, aan de verschijnende partijen mededeling doet van de zakelijke inhoud daarvan en de verschijnende partijen zo nodig ook moet wijzen op de gevolgen die uit de inhoud van de akte voortvloeien. De inhoud van de zorgplicht van de notaris hangt mede af van de inhoud van de aan hem gegeven opdracht en van de maatschappelijke achtergrond van de partijen die zich tot hem hebben gewend en van die kennis waarvan mag worden verondersteld dat partijen die bezitten. Indien professionele partijen - zoals [naam vertegenwoordiger] als bestuurder van Buse, zijnde de enig beherend vennoot van Noblesse CV - bij de notaris komen ter vastlegging van een rechtshandeling op grond van een reeds gesloten overeenkomst, is de concrete inhoud van de zorgplicht van de notaris een andere dan in het geval dat tussen partijen slechts contouren van de rechtshandeling vaststaan en de notaris om advies wordt gevraagd om een en ander zo goed mogelijk concreet vorm te geven. In het onderhavige geval dient dus te worden vastgesteld met welke opdracht [naam vertegenwoordiger] en [naam bestuurder] zich tot de notaris hebben gewend en op welke wijze de notaris vervolgens inhoud diende te geven aan zijn zorgplicht. Het is hierbij aan Noblesse, die aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat notaris [naam notaris] is tekortgeschoten in zijn zorgplicht, om concrete feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting te bewijzen waaruit kan worden geconcludeerd dat notaris [naam notaris] in zijn zorgplicht is tekortgeschoten.
3.6
Voorts rust op een notaris - als openbaar ambtenaar - een zorgvuldigheidsplicht die zich niet alleen uitstrekt tot degene die zich tot hem wendt met het verzoek een aan de notaris voorbehouden ambtshandeling te verrichten, zoals het verlijden van een notariële akte, maar die onder omstandigheden ook betrekking kan hebben op derden, wier belangen gemoeid (kunnen) zijn met de voorgenomen ambtshandeling. Relevante omstandigheden zijn in dat verband onder meer de aard van en het inzicht in het belang van de derde(n) en de voorzienbaarheid en de omvang van de schade. In dat kader dient beoordeeld te worden of voornoemde zorgplicht enkel bestond ten opzichte van Noblesse CV, vertegenwoordigd door haar enig beherend vennoot (Buse) die op haar beurt vertegenwoordigd werd door haar bestuurder [naam vertegenwoordiger] , of zich ook uitstrekt tot de stille vennoten, bij gebreke waarvan zij niet door deze norm worden beschermd wegens het ontbreken van de vereiste relativiteit ex artikel 6:163 BW
.
3.7.
Vast staat dat [naam vertegenwoordiger] als bestuurder van Buse - zijnde de enig beherend vennoot van Noblesse CV - notaris [naam notaris] heeft aangezocht ter vastlegging van een rechtshandeling op grond van een reeds gesloten overeenkomst, te weten: de op 27 oktober 2010 gesloten aanvullende overeenkomst van geldlening tussen Noblesse en GIS. Bij de totstandkoming van deze overeenkomst en de inhoud daarvan was notaris [naam notaris] niet betrokken. Notaris [naam notaris] heeft de betreffende documenten inzake de geldlening slechts ontvangen voor een juiste (juridische) verwerking in een notariële akte. Notaris had aan de zijde van Noblesse te maken met een professionele vertegenwoordiger met veel ervaring in het bankwezen in de persoon van [naam vertegenwoordiger] die ook betrokken was bij de voorgeschiedenis van de zaak en de totstandkoming van de voorliggende overeenkomsten.
3.8
Noblesse maakte aan notaris [naam notaris] het verwijt dat hij geen onderzoek heeft gedaan naar de relatie tussen de in de notariële akte genoemde koopprijs en de omvang van de gecedeerde vordering. In de aanvullende geldleningsovereenkomst is als overweging opgenomen dat Noblesse aan GIS een geldsom te leen heeft verstrekt van € 7.940.000,-. Overeengekomen is dat de hoofdsom en het restant van de verschuldigde rente voldaan dienen te worden op de derdengeldenrekening van het notariskantoor. In de notariële verklaring waarbij de vordering wordt overgedragen verklaren partijen dat de vordering wegens geleend geld op GIS in oorsprong € 8.135.000,- bedraagt met een rente op jaarbasis van 15% en dat deze vordering thans € 7.940.000,- bedraagt zoals blijkt uit de aanvullende geldleningsovereenkomst. Vervolgens vindt de verkoop van de vordering plaats voor € 7.940.000,-. De stelling van Noblesse dat [gedaagden] had moeten onderzoeken of de hoofdsom daadwerkelijk nog een bedrag van € 7.940.000,- omvatte dient te worden verworpen. Het was immers de taak van de notaris om de overdracht van de vordering op grond van de aanvullende geldleningsovereenkomst tegen de voorwaarden die partijen wensten in een notariële akte op te nemen. Partijen gingen kennelijk uit van deze hoofdsom. Het moet [naam vertegenwoordiger] ook duidelijk zijn geweest dat de aan de overdracht verbonden koopsom een bedrag van € 7.940.000,- betrof nu dit helder in de verklaring is opgenomen en [naam vertegenwoordiger] gelet op zijn ervaring in staat moet worden geacht dit te begrijpen. Het lag naar het oordeel van de rechtbank niet op de weg van notaris [naam notaris] om de hoogte van vordering en de koopsom die partijen overeenkwamen, voor zover dat al mogelijk was, te controleren, het betrof immers een afspraak tussen partijen. Ook is de notaris niet tekortgeschoten in zijn voorlichtende functie nu de hoogte van de koopsom helder in de notariële verklaring is opgenomen en geen toelichting behoeft.
3.9
Voor zover sprake was van een onjuiste hoogte van de vordering en voor zover aangenomen dient te worden dat op grond daarvan de koopsom een onjuiste hoogte heeft, heeft het opnemen door notaris [naam notaris] van een onjuiste vordering en onjuiste koopsom evenmin tot schade geleid. [naam bestuurder] heeft immers de koopsom in zijn geheel niet betaald. Er is geen sprake van een situatie dat [naam bestuurder] wel de onjuiste koopsom maar niet het meerdere heeft betaald, stellende dat hij niet tot betaling van het meerdere gehouden is vanwege de inhoud van de notariële verklaring. Noblesse kan of kon op grond van het achterwege blijven van de betaling de overeenkomst als vervat in de notariële verklaring wegens de tekortkoming van [naam bestuurder] ontbinden, zodat Noblesse in de situatie kan komen te verkeren zoals voor het aangaan van de overeenkomst als vervat in de notariële akte. Wegens de tekortkoming is dan tevens een vordering op [naam bestuurder] ontstaan. Het opnemen van een bedrag van € 7.940.000,- vormt dus enerzijds geen tekortkoming van notaris [naam notaris] en anderzijds is hierdoor geen schade ontstaan aan de zijde van Noblesse.
3.1
Noblesse verwijt notaris [naam notaris] tevens dat hij er niet op heeft toegezien dat de verschuldigde rente als overeengekomen in de aanvullende geldlening in de notariële verklaring is opgenomen. Notaris [naam notaris] stelt dat Noblesse en [naam bestuurder] buiten [gedaagden] om diverse afspraken hebben gemaakt. Wat er ook van zij, ook op dit punt is de inhoud van de notariële verklaring volstrekt helder en duidelijk, de koopsom bedraagt € 7.940.000,- en dus zonder dat over dit bedrag nog eens een rentevergoeding verschuldigd is. Ook dit was kennelijk de wil van Noblesse vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] , die als oud bankier bekend mag worden verondersteld met het al of niet opnemen van rente bij het aangaan van verplichtingen. Notaris [naam notaris] treft naar het oordeel van de rechtbank geen verwijt ten aanzien van het niet opnemen van rente nu dit kennelijk voortvloeit uit de afspraken van partijen gelet op de heldere bewoordingen van de notariële verklaring. Voorts geldt ten aanzien van dit verwijt eveneens hetgeen de rechtbank heeft overwogen in rechtsoverweging 3.9.. Op de gronden als daar uiteengezet leidt de gestelde fout niet tot schade aan de zijde van Noblesse.
3.11
Een volgend verwijt van Noblesse is dat notaris [naam notaris] er niet op heeft toegezien dat de betaling van de koopsom door [naam bestuurder] gelijktijdig geschiedde met de overdracht van de vordering. [gedaagden] stelt dat toen bleek dat de koopsom niet was ontvangen, notaris [naam notaris] de mogelijkheden met Noblesse heeft besproken namelijk wachten met het passeren van de akte totdat de koopsom was betaald of de akte toch te passeren en daarin op te nemen dat de betaling uiterlijk op 15 augustus 2011 zou moeten plaatsvinden. Noblesse heeft vervolgens gekozen voor de tweede optie. Noblesse heeft deze feitelijke gang van zaken niet weersproken. Daarmee staat vast dat notaris [naam notaris] partijen hebben geconfronteerd met het uitblijven van de betaling en dus in zoverre op de betaling heeft toegezien. Vervolgens heeft hij gelet op het uitblijven van de betaling aan Noblesse de mogelijkheden voorgehouden. Gelet op de staat van liquidatie van GIS gaf Noblesse als vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] er de voorkeur aan de vordering toch over te dragen en een vordering op [naam bestuurder] te verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank treft [gedaagden] ten aanzien van deze gang van zaken geen verwijt. Aan Noblesse was immers duidelijk dat geen betaling was ontvangen en Noblesse heeft vervolgens in die wetenschap de keuze gemaakt de vordering toch over te dragen, omdat zij kennelijk onder de gegeven omstandigheden de voorkeur gaf aan een vordering op [naam bestuurder] . Gelet op de rol van de notaris in een situatie als de onderhavige mede gelet op de kennis en ervaring bij [naam vertegenwoordiger] als vertegenwoordiger van Noblesse, is geen sprake van een tekortkoming van [gedaagden] door de keuze van Noblesse te faciliteren door de akte aan te passen. [gedaagden] heeft nagegaan wat de wil van Noblesse was gegeven de situatie van niet betalen en heeft die wil op juiste wijze verwoord in de notariële verklaring.
3.12
Noblesse verwijt [gedaagden] te hebben nagelaten de solvabiliteit van [naam bestuurder] te onderzoeken alsmede te waarborgen dat er afdoende zekerheidsrechten zou worden gevestigd dan wel de overdracht van de vordering te laten plaatsvinden onder ontbindende of opschortende voorwaarden. [gedaagden] stellen zich op het standpunt dat Noblesse hiermee ten onrechte de opdracht uitbreidt en dat hij niet diende te waarschuwen tegen de inhoud van de aanvullende geldleningovereenkomst waarin deze zekerheden ontbraken. De rechtbank begrijpt het verwijt aldus dat door het onverwachte uitblijven van betaling de overdracht van de vordering slechts diende plaats te vinden na een onderzoek naar de solvabiliteit van [naam bestuurder] dan wel na het opnemen van zekerheden in de gewijzigde notariële verklaring. [gedaagden] heeft er in dit verband op gewezen dat gelet op de ontvangen informatie ervan werd uitgegaan dat de betaling spoedig zou volgen en [naam vertegenwoordiger] [naam bestuurder] vertrouwde. Ook ten aanzien van dit punt overweegt de rechtbank dat [naam vertegenwoordiger] als vertegenwoordiger van Noblesse gelet op zijn kennis en ervaring in het bankwezen er niet door de notaris op behoefde te worden gewezen dat de mogelijkheid van een solvabiliteitsonderzoek bestaat en dat ter zekerheid van de betaling van een geldsom zekerheidsrechten kunnen worden verkregen. Noblesse gaf kennelijk ook zonder een dergelijk onderzoek en zonder zekerheidsrechten de voorkeur aan een vordering op [naam bestuurder] in plaats van op het in liquidatie verkerende GIS.
Er was sprake van een korte betalingstermijn van twee weken. Noblesse verwijt [naam notaris] c.s geen opschortende of ontbindende voorwaarden te hebben opgenomen in de notariële verklaring. Indien sprake is van een toerekenbare tekortkoming kan reeds ingevolge de wet de overeenkomst worden ontbonden. Het nalaten van het opnemen van een opschortende of ontbindende voorwaarde heeft onder de gegeven omstandigheden geen gevolgen gehad. Ter comparitie heeft notaris [naam notaris] in dit verband nog verklaard dat [naam vertegenwoordiger] door [gedaagden] op de hoogte is gesteld dat de koopsom niet is voldaan. Volgens notaris [naam notaris] heeft [naam vertegenwoordiger] geen juridische actie ondernomen ondanks een advies daartoe. Naar het oordeel van de rechtbank treft [gedaagden] gelet op het bepaalde in de wet in geval van een tekortkoming geen verwijt dat hij ter zake geen voorwaarde heeft opgenomen in de notariële verklaring. Overigens geldt ook ten aanzien van deze verwijten van Noblesse dat de gestelde fouten niet tot schade hebben geleid om redenen als uiteengezet in rechtsoverweging 3.9.
3.13
Gelet op al het vorenoverwogene in onderling verband en samenhang beschouwd, kan niet worden geconcludeerd dat notaris [naam notaris] niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht.
3.14.
In het licht van het vorenstaande is er ook geen sprake van schending van een zorgplicht door notaris [naam notaris] jegens de stille vennoten van Noblesse CV, aangezien een dergelijke schending is gestoeld op hetzelfde handelen/nalaten van notaris [naam notaris] waarvan hiervoor reeds is overwogen dat deze handelwijze in de gegeven omstandigheden geen schending van een zorgplicht behelst en ook niet tot schade heeft geleid. Derhalve kan in het midden blijven of de zorgplicht van de notaris enkel bestond ten opzichte van Noblesse CV - vertegenwoordigd door haar enig beherend vennoot (Buse) die op haar beurt vertegenwoordigd werd door haar bestuurder [naam vertegenwoordiger] - of dat deze zich ook uitstrekte tot de stille vennoten. Het betoog van Noblesse CV dat [gedaagden] had moeten controleren of de stille vennoten van Noblesse CV instemden met de keuzes van de beherend vennoot dient te worden verworpen. Uit de aard van de rechtsfiguur van een commanditaire vennootschap moet een notaris ervan uitgaan dat de beherend vennoot namens de commanditaire vennootschap en derhalve ook in het belang van de stille vennoten optreedt en bijzondere omstandigheden waardoor dat in de onderhavige situatie anders was, waren naar het oordeel van de rechtbank niet aanwezig. Het handelen van de beherend vennoot en de gevolgen van de notariële verklaring in de situatie zoals die zich aandiende, nopen niet tot een andere conclusie.
3.15.
Gezien al het vorenstaande, behoeven de overige geschilpunten tussen partijen geen (nadere) bespreking en beslissing meer. Noblesse zal als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op een bedrag van:
- griffierecht: € 3.903,00
- salaris advocaat:
€ 6.422,00(2x tarief VIII ad € 3.211,-)
Totaal: € 10.325,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van Noblesse af;
4.2.
veroordeelt Noblesse hoofdelijk in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op een bedrag van € 10.325,00;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2017.