Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiseres sub 1] ,
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 juli 2017 met de daarin vermelde stukken,
- de akte vermeerdering van eis, tevens houdende akte in het geding brengen van producties, genummerd 21 t/m 28,
- de bij brief van 3 oktober 2017 van de zijde van [gedaagden] in het geding gebrachte productie genummerd 6,
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 5 oktober 2017.
2.Het geschil
€ 126.967,08 te vermeerderen met een bedrag van € 9.262,88, derhalve in totaal een bedrag van € 136.229,96, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat
bedrag ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3.De beoordeling
€ 50.000,-- tegen finale kwijting wordt afgewezen, waarbij de advocaat van [eiseressen] een nieuw tegenvoorstel heeft geformuleerd tot betaling van
€ 125.000,-- ter afkoop van de volledige schade van [eiseressen] ; dit aanbod was geldig tot eind 2014, waarbij is medegedeeld dat bij gebreke van acceptatie hiervan door [naam vennootschap] , [eiseressen] zich vrij zouden achten [naam vennootschap] in rechte te betrekken.
23 januari 2015 heeft de heer [naam adviseur] , financieel adviseur, namens [naam vennootschap] verzocht om uitstel voor een inhoudelijke reactie namens [naam vennootschap] .
HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989 ( [naam A] ) en HR 8 december 2006, ECLI:NL: HR:2006 (Ontvanger/R.). In de kern houdt het zogenoemde ‘ [naam B] ’ de eis in dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden (vgl.
HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627 (RCI Financial Services) en HR 24 maart 2017:ECLI:NL:HR:2017:484. Het tweede gevalstype betreft het geval dat de aansprakelijk gestelde bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. HR 24 maart 2017:ECLI:NL:HR:2017:484).
12 maart 2014 - nadat in opdracht van [eiseressen] een expertiserapport van het door [naam vennootschap] verrichte werk is opgesteld - herhaaldelijk door [eiseressen] gesommeerd tot vergoeding van de herstelkosten en gevolgschade van [eiseressen] Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer van [gedaagden] , zoals opgenomen in de conclusie van antwoord, waarin zij onder verwijzing naar de financiële cijfers van [naam vennootschap] over de jaren 2012 t/m 2014 stelt dat de bewuste cijfers de verlieslatende situatie van [naam vennootschap] weergeven van toen er nog helemaal geen geschil met [eiseressen] bekend was en dat zij eerst eind 2014 begin 2015 bekend werd met de financiële situatie van [eiseressen] omdat zij toen geconfronteerd werden met een vordering van [eiseressen] Gelet op de door [eiseressen] in het geding gebrachte brief van 12 maart 2014 (prod. 6 bij dagvaarding) van de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseressen] aan de rechtsbijstandsverzekeraar van [gedaagden] geldt dat de (middellijk) bestuurders van [naam vennootschap] vanaf medio bekend waren met de klachten van [eiseressen] en vanaf
12 maart 2014 met de concrete claim van [eiseressen] Verder staat vast dat partijen vanaf voormelde datum minnelijke onderhandelingen hebben gevoerd en dat [gedaagden] vanaf 30 december 2014 diverse keren hebben verzocht om uitstel om te reageren op een door [eiseressen] gedaan aanbod.
HR 26 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1084 en vgl. HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:740) is immers het profiteren van andermans wanprestatie pas onrechtmatig indien aan twee cumulatieve vereisten is voldaan:
€ 100.000,--) hebben prijsgegeven geldt, in het licht van de betwisting door [eiseressen] , dat de inhoud hiervan niet in rechte kan worden vastgesteld.
eigendom toebehoorden aan [naam vennootschap] . In de visie van [eiseressen] zou zonder de bewuste overdracht [eiseressen] voldoende verhaal hebben gehad voor haar vordering, althans op enig moment later.
€ 2.842,00(2 punten × tarief € 1.421,00)
4.De beslissing
15 november 2017.