4.3Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
[slachtoffer 4]heeft verklaard dat hij op 15 september 2015 met drie andere mannen op bezoek was bij [slachtoffer] in diens woning aan de [adres 2] in Tilburg. Omstreeks 16.15 uur ging de bel, [slachtoffer] ging naar de voordeur en plots hoorde hij [slachtoffer] schreeuwen. Meteen daarna ging de tussendeur open, werd [slachtoffer] op de grond geduwd en kwamen er twee jongens achter elkaar de woonkamer in. De kleinere overvaller bleef bij [slachtoffer] staan en de langere overvaller stond bij de stoel waar [slachtoffer 4] op zat.
De overvallers zeiden tegen [slachtoffer] dat hij zijn goud moest afgeven en een van hen schopte hem ook nog twee keer (pagina 449/450). De overvallers hadden ieder een pistool in hun handen (pagina 450). [slachtoffer] heeft zijn ringen en een stuk of vier kettingen, goud van kleur, afgegeven. Eerst ging de ene overvaller naar boven, maar die kwam terug omdat er een deur op slot zat. Daarna ging de andere overvaller naar boven met [slachtoffer] . De achterblijvende overvaller had de handen van de andere aanwezigen, met uitzondering van [slachtoffer 4] , met duct tape geboeid. Tevoren moesten zij hun spullen afgeven. [slachtoffer 4] zag een van de andere aanwezigen geld op de tafel leggen en hij legde zijn legitimatiebewijs, zijn pasjes en telefoon en € 50,-- op de tafel.
Kort daarna hoorde hij boven gestommel alsof er gevochten werd en daarna een knal. De overvaller die boven was kwam heel snel naar beneden, de overvallers pakten de spullen die op tafel lagen en gingen weg.
[slachtoffer 4] liep snel met een van de anderen naar boven, zag een huls liggen op de overloop en [slachtoffer] lag op de grond in een kamer.
ten aanzien van feit 2:
In een aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 4]verklaard dat de € 50,-- bestond uit twee briefjes van € 20,-- en een briefje van € 10,--, die hij op tafel gooide net als zijn telefoon. De daders pakten alleen het geld.
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
[slachtoffer 3]heeft verklaard dat hij op 15 september 2015 met drie andere mannen op bezoek was bij [slachtoffer] in zijn woning aan de [adres 2] in Tilburg. Er werd aangebeld en [slachtoffer] ging naar de voordeur. Kort daarna hoorde [slachtoffer 3] dat [slachtoffer] paniekerig sprak. [slachtoffer] werd in de woonkamer op de grond gegooid, geschopt en gekneveld door een negroïde man van circa 1.80 meter en een Marokkaanse man van circa 1.90 meter lang. Er waren twee pistolen.
De Marokkaanse man hield [slachtoffer 3] en de andere drie onder schot en zei: “dit is een overval, blijf rustig zitten, wij doen de rest”.
De negroïde man schopte [slachtoffer] en sloeg hem met zijn pistool. Hij gaf dat pistool daarna aan de Marokkaan.
De overvallers vroegen [slachtoffer] naar de taser met zaklamp. Volgens [slachtoffer 3] moest je inside kennis hebben om te weten dat er een taser in de woning aanwezig was.
Een van de overvallers was naar boven gegaan met de sleutels die ze van [slachtoffer] hadden ontfutseld. Ze waren ontevreden over de buit. Daarna deed de negroïde man [slachtoffer] tape om en nam hem mee naar boven. Na enkele minuten hoorde [slachtoffer 3] dat er boven gevochten werd op leven en dood en het gevecht eindigde met een knal.
De overvallers waren heel rustig, zij openden zelf de trapkast waar de weed in werd bewaard, legden pakketjes op tafel en later werden die in een zwarte rugzak gedaan. Er was, ook na het schietincident, geen paniek. De overvallers gingen weg en [slachtoffer 3] ging de tape bij zichzelf afdoen, waarna hij naar boven ging en zag dat [slachtoffer] gewond op de vloer lag.
Aanvullend verklaart [slachtoffer 3]dat de taser eerst door een van de anderen verstopt was, maar deze legde de taser op tafel, waarna de overvallers deze meenamen.
De negroïde man riep “waar is het geld, juwelen”, waarna [slachtoffer] zijn trui omhoog deed en de overvaller een ketting van zijn hals rukte. [slachtoffer] pakte geld uit zijn broekzak en dat pakte de overvaller van hem af.
De Marokkaan pakte een rol tape uit de rugzak. Eerst werd [slachtoffer] getapet door de neger.
Daarna tapete de Marokkaan twee anderen en hemzelf, maar toen hij [slachtoffer 4] wilde tapen was de rol op. Zij waren aan de voorkant getapet, maar [slachtoffer] zijn handen waren achter zijn rug getapet.
Nadat de overvallers waren vertrokken ging [slachtoffer 3] met de anderen naar boven. Hij zag [slachtoffer] op de grond liggen en hoorde hem kreunen. [slachtoffer 3] zag dat de tape nog om de rechterhand zat van [slachtoffer] , maar de rest was losgerukt en [slachtoffer] had beide handen voor zijn lichaam.
[slachtoffer 5]heeft verklaard dat hij met drie anderen in de woning was van zijn oom, genaamd [voornaam 1] [slachtoffer] . Twee jongens kwamen met ieder een pistool de woning binnen, zijn oom moest eerst sleutels geven van de kast, waarna uit die kast spullen werden gehaald. Daarna moest [slachtoffer] zijn goud afgeven, werd zijn portemonnee afgepakt en werd hij getapet. Vervolgens werd [slachtoffer 2] getapet met duct tape en [slachtoffer 5] zelf moest zijn handen naar voren doen en er werd tape omheen gedraaid. Daarna was de tape op.
Nadat zijn oom zijn ringen en halskettingen had afgegeven moesten alle anderen hun spullen op tafel leggen. [slachtoffer 5] had zijn horloge op tafel gelegd en zijn paspoort, met daarin zijn geld, maar de overvallers namen alleen het horloge mee.
Zijn oom werd mee naar boven genomen door de Antilliaanse man. Hij hoorde gestommel en twee schoten. De Antilliaan kwam naar beneden. Ze liepen samen weg, lachend en pratend alsof er niets gebeurd was.
De daders hadden direct naar de kast gevraagd waar de weed in werd bewaard dus ze wisten waar ze moesten zoeken.
[slachtoffer 2]heeft verklaard dat hij met drie anderen in de woning van [slachtoffer] was toen er werd aangebeld. [slachtoffer] deed open en kwam binnen met twee jongens die ieder een pistool in hun hand hadden. Toen [slachtoffer] op de grond lag zeiden de twee mannen “ik wil jullie geld en sieraden”.
Eerst werd [slachtoffer] getapet, daarna werd [slachtoffer 5] getapet, vervolgens werd hij zelf getapet en daarna [slachtoffer 3] . Bij [slachtoffer 4] was de tape op. [slachtoffer 2] had zelf geen spullen afgegeven.
[slachtoffer] lag in de achterste slaapkamer. Op de overloop lag de huls.
ten aanzien van feit 1:
Verbalisant [naam verbalisant]kwam op 15 september 2015 (de rechtbank leest in zijn proces-verbaal de datum 19 als zijnde 15, gelet ook op de datum van het proces-verbaal) na een melding om 16.33 uur met collega’s bij het pand [adres 2] te Tilburg. Hij zag op de eerste verdieping naast een slaapkamer in een lege kamer een man op de grond liggen. De man lag op zijn rug, kreunde en bewoog zijn armen. Op de linkerzijde van de buik zag [naam verbalisant] een klein gaatje, waar lichtelijk bloed uit kwam.
Vervolgens zag [naam verbalisant] op de overloop voor de badkamerdeur een huls liggen. Hij heeft deze opgepakt en in de slaapkamer gelegd. Vervolgens heeft hij bijstand verleend aan het verschenen ambulancepersoneel bij de reanimatie, maar na circa 15 minuten gaf het ambulancepersoneel aan dat de reanimatie beëindigd kon worden.
De collega van [naam verbalisant] , verbalisant [naam verbalisant 2]zag dat het slachtoffer niet reageerde op het aanspreken door collega [naam verbalisant] . Hij zag dat het slachtoffer op zijn hoofd een wond had waar bloed omheen zat.
Verbalisant [naam verbalisant 3]heeft vastgesteld dat het slachtoffer bleek te zijn [voornaam 2] [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] wonende [adres 2] , [postcode] Tilburg.
Er is sectie verricht op het lichaam van [voornaam 2] [slachtoffer]. Hieruit blijkt dat sprake was van een inschotverwonding links aan de borstkas eindigend in een kogel gelokaliseerd ter hoogte van de lies. Het schotkanaal liep door de romp en raakte zowel inwendige organen als grote bloedvaten. Het overlijden wordt verklaard door het massale bloedverlies en daardoor opgelopen weefselschade. De deskundige concludeert dat het overlijden het gevolg is van algehele weefselschade door bloedverlies opgelopen als gevolg van een inschot aan het lichaam. Verder werden aan het behaarde hoofd huidletsels met onderhuidse bloeduitstortingen als gevolg van inwerkend stomp botsend geweld aangetroffen. Deze letsels kunnen zijn ontstaan door het meermalen slaan met een voorwerp of door vallen of stoten. Deze verwondingen waren niet van betekenis voor het intreden van de dood.
Verbalisanten [naam verbalisant 4] [naam verbalisant 5] , [naam verbalisant 6] en [naam verbalisant 7]hebben op 15 en 16 september 2015 een sporenonderzoek ingesteld in het pand [adres 2] te Tilburg. Zij zagen in de woonkamer naast de rechter achterpoot van de salontafel een stuk duct tape liggen dat zij hebben veilig gesteld (AAIU4756NL).
Het NFIheeft het stuk tape met nummer AAIU4756NL onderworpen aan een DNA-onderzoek. In de bijlage van dat rapportis vastgesteld dat het op het stuk tape met nummer AAIU4756NL aangetroffen DNA-profiel met een matchkans kleiner dan één op één miljard matchte met het referentiemonster van [mededader 1] (geboren op [geboortedatum] ).
De politie trof op de telefoon van verdachte [mededader 1]een foto aan van het pand [adres 2] te Tilburg (pagina 695), alsmede screenshots (pagina’s 692, 693 en 694) waarop ene [alias] meedeelt dat iemand de “doekoe” in zijn zak heeft en zeker 150 gram goud aan kettingen en ringen heeft, en verder de indeling van de woning [adres 2] omschrijft met de vindplaats van de “wierie” in een kast en dat de sleutel van die kast in zijn borstzak zit.
Voorts trof de politie vele sms- en mms-berichten aan tussen de verdachten [verdachte] en [mededader 1] op de telefoon van [mededader 1]waarbij in relatie tot de woning [adres 2] te Tilburg (waarvan [verdachte] op 7 september 2015 een foto doorstuurt naar [mededader 1] ) (pagina 702), [mededader 1] vraagt: “Afgezaagde of kleine bro?” (pagina 701) waarop [verdachte] antwoordt “Kleins” en vervolgens [verdachte] meedeelt aan [mededader 1] dat “die man alleen een taser heeft”, er daarna (pagina 702) over en weer wordt gesproken over een tip die pas is gekregen, niet precies bekend is hoeveel “wierie” er zal zijn maar dat hij verkoopt en er al meer dan “vijfkop” aan goud is. [mededader 1] WhatsAppt vervolgens naar [verdachte] dat hij “zwz met hem mee gaat.”
Verdachteheeft verklaard dat hij op 15 september 2015 met een mededader naar de woning aan de [adres 2] in Tilburg was gegaan om daar geld, sieraden en andere spullen te stelen waarvan hij vooraf al wist waar ze zouden liggen. Verdachte had een pistool bij zich en dat was doorgeladen.
Verdachte had bij binnenkomst de bewoner in zijn gezicht geslagen. Met die bewoner, van wie de handen op de rug waren getapet, was hij vervolgens naar de bovenverdieping gegaan. De bewoner wrikte zich los en viel hem aan. Verdachte had hem geslagen en tijdens het gevecht ging zijn pistool af.
Weer beneden had verdachte alle spullen in een tas gedaan en het pistool in zijn jaszak, waarna hij met een mededader de woning had verlaten.