Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 tenlastegelegde feiten;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2017, stond de verdachte terecht voor zijn vermeende betrokkenheid bij een doodslag en afpersing met geweld. De rechtbank oordeelde dat het enkele optreden van de verdachte als chauffeur onvoldoende was om hem als medeplichtig te beschouwen aan de gepleegde misdrijven. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van zijn mededaders, maar de rechtbank vond dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de criminele activiteiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij medeplichtig was aan de feiten, en sprak hem integraal vrij. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.