De Raad legt aan het verzoek ten grondslag dat het gezag van de ouders dient te worden beëindigd aangezien de minderjarigen zodanig opgroeien dat zij in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en de ouders niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarigen aanvaardbaar te achten termijn. De Raad adviseert om de GI tot voogdes te benoemen over de kinderen.
De Raad heeft daarbij naar voren gebracht dat de kinderen langdurig getuige zijn geweest van huiselijk geweld tussen de ouders, zij getuige zijn geweest van de psychoses van de moeder en de daarmee gepaarde angst, alsmede van het gegeven dat de opvoedsituatie bij de ouders onvoorspelbaar en onveilig is geweest. Beide kinderen hadden bij de aanvang van de plaatsing in het pleeggezin forse sociaal-emotionele problemen. Zij hebben bij de ouders moeten overleven in een onveilige en onvoorspelbare opvoedingsomgeving. De voor de kinderen noodzakelijke stabiliteit en voorspelbaarheid wordt geboden in het pleeggezin. De pleegouders zijn in staat om – zo nodig met hulp – te voorzien in de behoeften van de kinderen. Met name bij [naam 2] is sprake van forse kindeigen problematiek waarvoor zij behandeling nodig heeft. Beide kinderen hebben meer dan gemiddeld behoefte aan begrenzing.
De draagkracht en de mogelijkheden van de moeder worden volgens de Raad beperkt door haar persoonlijke problematiek, haar beperkte leervermogen, haar verslaving, de communi-catieproblemen en de ex-partnerstrijd met de vader en zijn partner, het gebrek aan een toereikend ondersteunend netwerk, financiële problemen, haar beperking in het vasthouden van pedagogische adviezen en het gebrek aan inzicht in de specifieke behoeften van de kinderen, gerelateerd aan hetgeen zij hebben meegemaakt in hun leven. De moeder is onvoldoende in staat de minderjarigen te begrenzen en hen veiligheid te bieden tijdens de contacten. Het lukt de moeder niet aan te sluiten bij de behoeften van de minderjarigen en zij is afhankelijk van de sturende rol van de omgangbegeleider. Zij valt terug in het gebruik van drugs en de strijd met de vader en zijn partner blijft voortduren. Hoewel de persoonlijk begeleider van de moeder aangeeft dat de moeder leerbaar is wanneer adviezen concreet en duidelijk worden gegeven, beklijven deze adviezen niet lang. De moeder komt verder de afspraken ten aanzien van de omgang goed na en zij geniet van de contacten met de minderjarigen. Zij ziet dat de minderjarigen zich goed ontwikkelen in het pleeggezin.
De vader heeft onvoldoende inzicht in de specifieke behoeften van de minderjarigen. Hij weigert zijn toestemming te geven voor de noodzakelijke hulpverlening aan [naam 2] waarbij hij de prioriteit legt bij een mogelijke beeldvorming dat hij is betrokken bij seksueel misbruik in plaats van de zorgelijke signalen die [naam 2] laat zien in haar gedrag. De vader is moeilijk bereikbaar voor de hulpverlening en hij neemt geen eigen initiatief om contact met de hulpverlening op te nemen om zich te laten informeren of ondersteuning te vragen. Het regelen van praktische zaken lukt alleen als de hulpverleners ingrijpen. Er is geen adequate communicatie tussen de ouders mogelijk en hulpverlening heeft hierin niet tot een verbete-ring geleid. Hoewel de vader over een jaar voor de kinderen wenst te zorgen, is dit volgens de Raad niet in het belang van de minderjarigen.
De Raad is van mening dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen is verstreken. De ouders hebben een gebrek aan draagkracht, inzicht en mogelijkheden (leerbaarheid) door hun persoonlijke problematiek. Zij kunnen ondanks de ingezette hulp voor hun persoonlijke problematiek en de hulpverlening voor de minderjarigen niet tegemoet komen aan de behoeften van de minderjarigen. Er is daarbij geen sprake van onwil, maar van onmacht. De kinderen hebben door de ingrijpende gebeurtenissen geen veiligheid ervaren in hun relatie met hun ouders, zodat dit onvoldoende basis vormt om de kinderen te laten profiteren van de voor hun noodzakelijke hulpverlening. De ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen kan door de ouders niet worden afgewend gezien het gegeven dat de ernst van de problema-tiek van de kinderen als gevolg van de ingrijpende gebeurtenissen in hun voorgeschiedenis de capaciteiten van de ouders overstijgt alsmede dat de ouders onvoldoende inzicht hebben in de ernst van de problematiek en deze ook niet (h)erkennen.
De kinderen profiteren zichtbaar van hetgeen de huidige pleegouders hen bieden. De pleeg-ouders bieden hen affectie, steun en bescherming, fysiek zijn en emotionele beschikbaarheid en sluiten op responsieve en sensitieve wijze aan bij de behoeften van de kinderen waarbij zij hun eigen stress goed kunnen reguleren. De pleegouders staan open voor begeleiding en pas-sen adviezen toe van hulpverleners. De contacten met de hulpverlening en de ouders verlo-pen goed. Op lange termijn kunnen de minderjarigen in het huidige pleeggezin opgroeien hetgeen van belang is ten aanzien van de stabiliteit die nodig is voor de verwerking van alle ingrijpende gebeurtenissen. Dit geeft naar de toekomst de kinderen voldoende tijd om in te groeien in het gezin en hun basis te verstevigen.
De Raad acht het tot slot in het belang van de kinderen wanneer de GI tot voogdes wordt benoemd. Verder dient de omgang zoals deze op dit moment plaatsvindt tussen de ouders en de kinderen te worden voortgezet. Uitbreiding op basis van individuele mogelijkheden van de ouders kan mogelijk het loyaliteitsconflict versterken. Ook zal dit afhankelijk zijn van de effecten van de hulpverlening op de kinderen die draagkracht van hen vraagt. Omgang moet dus op maat blijven plaatsvinden, aldus de Raad.