ECLI:NL:RBZWB:2017:7883

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
02-800868-09
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Van der Burgh
  • mr. Schotanus
  • mr. Froger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van de TBS en voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de verdachte, geboren in 1980, en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en ADHD, en dat er een laag tot matig recidivegevaar bestaat. De rechtbank heeft de termijn van de TBS met één jaar verlengd, op basis van het advies van de TBS-instelling en de reclassering, die beiden positief stonden tegenover de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De rechtbank heeft echter ook benadrukt dat de verdachte nog niet lang genoeg samenwoont met haar partner om te concluderen dat het recidivegevaar laag is. De rechtbank heeft de verpleging van overheidswege beëindigd onder strikte voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering, behandeling bij een forensische polikliniek, en het verbod op alcohol- en druggebruik. De rechtbank heeft de voorwaarden als noodzakelijk beschouwd om de verdachte te ondersteunen in haar resocialisatie en om het recidivegevaar te minimaliseren. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/800868-09
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 28 november 2017
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van:
[Verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .

1.Destukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het adviesrapport van FPC Van der Hoeven Kliniek (hierna: de TBS-instelling), dat strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met één jaar en tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, van 24 oktober 2017;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [Verdachte] ;
- de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS met verpleging van overheidswege met één jaar van 2 november 2017;
- het maatregelenrapport van Reclassering Nederland, dat strekt tot beëindiging van de verpleging van overheidswege onder de daarin geformuleerde voorwaarden, van 17 november 2017.

2.Deprocesgang

Bij vonnis van 16 augustus 2010 is [Verdachte] wegens een poging tot moord door de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en TBS met verpleging van overheidswege.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de poging tot moord een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De TBS met verpleging van overheidswege is op 23 december 2010 aangevangen, waarvan de termijn vanaf dat moment steeds is verlengd. De termijn van de TBS met verpleging van overheidswege is laatstelijk bij beslissing van de rechtbank van 16 december 2016 verlengd met één jaar.
Tijdens het onderzoek in de openbare raadkamer van deze rechtbank op 28 november 2017 is de officier van justitie, mr. Snoeks, gehoord. Tevens is [Verdachte] gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. J.J. Lieftink, advocaat te Almere.
Voorts zijn [naam 1] , GZ-psycholoog en Hoofd behandeling van FPC Van der Hoeven Kliniek, en [naam 2] , reclasseringswerker, als deskundigen gehoord.

3.Het advies van de TBS-instelling

De TBS-instelling heeft in haar rapport geadviseerd de termijn van de TBS te verlengen met één jaar en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Dit advies heeft de TBS-instelling onder meer gebaseerd op het volgende.
[Verdachte] lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, die onder meer wordt gekenmerkt door een aandachtstekortstoornis en de neiging tot het aangaan van afhankelijkheidsrelaties. Tevens lijdt zij aan ADHD en is er in het verleden sprake geweest van middelenmisbruik en een posttraumatische stressstoornis.
[Verdachte] heeft laten zien dat zij inzicht heeft in haar problematiek. Zij heeft inmiddels goed zicht op de factoren die in het verleden een rol hebben gespeeld bij het (delict)gedrag en haar identiteit is zichtbaar versterkt. Voorts heeft zij laten zien dat zij beter haar grenzen kan aangeven en schakelt zij de hulp in van het behandelingsteam indien nodig. Door het relatief stabiele verloop van de afgelopen tijd is haar psychiatrische medicatie stopgezet, waarna haar stemming stabiel is gebleven. Recent is zij ingetrokken bij haar partner in Nijmegen, hetgeen ook positief is verlopen. De komende periode staat in het teken van het wennen aan haar nieuwe woonsituatie en het aanbrengen van structuur in haar leven in een nieuwe woonomgeving. Van belang is dat [Verdachte] zichzelf niet verliest in de relatie met haar partner en dat zij niet te afhankelijk van hem wordt. Er vinden maandelijks relatiegesprekken plaats en er is inmiddels sprake van psychotherapeutische ondersteuning vanuit Kairos (de forensische polikliniek). Daarnaast is er ondersteuning van een financieel mentor en zijn de contacten met een jobcoach en de reclassering reeds opgestart. Bij het wegvallen van het TBS-kader wordt het recidiverisico ingeschat als laag tot matig, maar naar verwachting zal [Verdachte] in dat geval snel overvraagd worden waardoor het recidiverisico op relationeel geweld op langere termijn kan toenemen, met name indien sprake is van een afhankelijkheidsrelatie waarin een vermeende afwijzing plaatsvindt. Nu [Verdachte] nog maar kort samenwoont met haar partner, is de situatie thans nog niet bestendig genoeg om van een laag recidiverisico te kunnen spreken. Bij problemen in of het stuklopen van de relatie bestaat de mogelijkheid dat [Verdachte] terugvalt in haar oude gedragspatronen. Het recidiverisico wordt bij een voorwaardelijk beëindiging van de dwangverpleging van overheidswege tevens ingeschat als laag tot matig. De TBS-instelling acht het evenwel niet noodzakelijk dat de behandeling vanuit de kliniek wordt voortgezet, omdat verwacht wordt dat [Verdachte] zich ook binnen een voorwaardelijke beëindiging zal houden aan de afspraken.
Ter terechtzitting heeft deskundige [naam 1] hieraan nog het volgende toegevoegd. [Verdachte] heeft laten zien dat ze tijdig aan de bel trekt en hulp vraagt. [Verdachte] is stabieler en betrouwbaar in afspraken. Vanuit haar stoornis kunnen strubbelingen in relaties problemen opleveren voor [Verdachte] . Zij houdt zich tot nu toe goed staande in de relatie met haar partner en behoudt haar eigen identiteit, maar zij woont nog tekort met hem samen om te kunnen beoordelen of het ook goed blijft gaan indien het TBS-kader wegvalt. De komende periode zal moeten blijken of [Verdachte] ook zelfstandig hulp zal blijven zoeken en accepteren als dit nodig is, hetgeen wel wordt verwacht.

4.Het advies van de reclassering

In overleg met de TBS-instelling heeft de reclassering een maatregelenrapport opgesteld.
Uit dit rapport blijkt dat [Verdachte] haar grenzen heeft leren herkennen en accepteren. Er is sprake van ziektebesef en -inzicht. [Verdachte] heeft zicht op haar valkuilen en beseft dat ze een gestructureerd leven nodig heeft. Ook aanvaardt zij behandeling en hulpverlening. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag in een gestructureerde omgeving met begeleiding en toezicht. Dit risico zal echter toenemen als er sprake is van een verlies van overzicht, een afhankelijkheidsrelatie en een gevoel van afwijzing. De reclassering acht het passend dat de focus nu komt te liggen op de resocialisatie van [Verdachte] . Zij woont pas sinds kort in bij haar partner, maar de hulpverlening is van dien aard en omvang dat er tijdig ingegrepen kan worden, indien er zich problemen voordoen. Het traject naar een passende dagbesteding en ondersteuning in financiële zaken is ingezet en de verwachting is dat zij de ondersteuning zal aanvaarden. De reclassering heeft derhalve geadviseerd om de verpleging van overheidswege te beëindigen onder de in het rapport geformuleerde voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft deskundige [naam 2] , reclasseringswerker, hieraan nog toegevoegd dat met de in het rapport geformuleerde voorwaarden het risico op recidive voldoende wordt ondervangen. [Verdachte] heeft laten zien dat zij ondersteuning accepteert en dat zij ziektebesef en -inzicht heeft. Daarom staat de deskundige positief tegenover een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij haar vordering om de TBS met één jaar te verlengen gebleven. Na de ter zitting door de deskundigen gegeven toelichting, heeft de officier van justitie gevorderd de verpleging van overheidswege onder de voorwaarden als genoemd in het maatregelenrapport te beëindigen.

6.Het standpunt van de verdediging

[Verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard zich te kunnen vinden in het advies van de TBS-instelling en de reclassering. [Verdachte] heeft zich voorts bereid verklaard tot naleving van alle in het maatregelenrapport genoemde voorwaarden.
De raadsman van [Verdachte] heeft verzocht het advies van de TBS-instelling en de reclassering te volgen en derhalve de termijn van de TBS met één jaar te verlengen en de verpleging van overheidswege onder de in het maatregelenrapport genoemde voorwaarden te beëindigen.
De raadsman kan zich vinden in de voorgestelde voorwaarden, maar heeft opgemerkt dat het opnemen van de voorgestelde time-outplaatsing als voorwaarde een schending van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) oplevert, omdat de beslissing daarover, gelet op artikel 509jbis van het Wetboek van Strafvordering, bij de rechtbank ligt.

7.Het oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat de termijn van de TBS uitsluitend kan worden verlengd, indien is voldaan aan het gevaarscriterium zoals bedoeld in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen inhoudt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de termijn van de TBS eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dat gevaar moet voortvloeien uit een psychische stoornis die aanwezig was ten tijde van het delict waarvoor de TBS is opgelegd.
Gelet op het adviesrapport van de TBS-instelling is bij [Verdachte] nog steeds sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis en ADHD. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat bij [Verdachte] nog altijd sprake is van de stoornissen, waaraan het indexdelict is gerelateerd.
Uit bovengenoemde rapportages leidt de rechtbank af dat het recidivegevaar moet worden beschouwd als laag tot matig indien het kader van de TBS wegvalt. De rechtbank begrijpt dat het recidivegevaar hoofdzakelijk is gelegen in mogelijke problemen in en het mogelijk stuklopen van de relatie tussen [Verdachte] en haar partner. In dat geval kan het recidiverisico op relationeel geweld op langere termijn toenemen, doordat zij in dat geval mogelijk terugvalt in haar oude gedragspatronen. Volgens de TBS-instelling en de reclassering woont zij nog te kort samen met haar partner om thans te kunnen spreken van een laag recidiverisico. Volgens de deskundigen functioneert [Verdachte] weliswaar stabiel, zoekt zij tijdig hulp en is er sprake van ziektebesef en -inzicht, maar afgewacht moet worden in hoeverre [Verdachte] deze positieve ontwikkeling zelfstandig kan doorzetten. Ook moet er nog structuur worden aangebracht in haar leven in de nieuwe woonomgeving. De rechtbank onderschrijft het voorgaande.
Zowel de TBS-instelling als de reclassering zijn van mening dat [Verdachte] al enige tijd binnen het kader van de TBS psychiatrisch stabiel functioneert en haar afspraken nakomt. Voorts zijn zij van mening dat het recidivegevaar zoals hiervoor omschreven wordt ondervangen door de voorgestelde voorwaarden in het maatregelenrapport. [Verdachte] houdt zich goed aan de afspraken en verwacht wordt dat zij dit ook zal doen in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de termijn van de TBS wordt verlengd. Hoewel als uitgangspunt geldt dat de termijn wordt verlengd met twee jaar, ziet de rechtbank gelet op de eensluidende adviezen van de deskundigen aanleiding om de termijn te verlengen met één jaar.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verpleging van overheidswege op grond van hetgeen hierboven is overwogen kan worden beëindigd onder de voorwaarden zoals omschreven in het maatregelenrapport. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, in de wijze waarop de voorwaarde van de time-out is geformuleerd geen schending van artikel 5 EVRM. De time-outplaatsing is immers gebaseerd op vrijwilligheid en [Verdachte] heeft ter zitting verklaard bereid te zijn zich ook aan deze voorwaarde te conformeren. Mocht het onverhoopt tot een gedwongen, onvrijwillige opname komen, dan zal te allen tijde een wettelijk vastgelegde rechterlijke toets plaatsvinden. De rechtbank zal de time-outplaatsing uitdrukkelijk opnemen als voorwaarde, omdat zij deze noodzakelijk acht. De rechtbank overweegt daarbij dat deze voorwaarde [Verdachte] een vangnet biedt en daardoor ook in haar belang is.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 38e en 38g van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [Verdachte] met één jaar;
- beëindigt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk;
- verbindt daaraan de volgende voorwaarden:
- dat [Verdachte] zich moet melden bij Reclassering Nederland aan de [straatnaam 1] te Nijmegen en dat zij zich moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij zij zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft en haar medewerking dient te verlenen aan huisbezoeken;
- dat [Verdachte] een behandeling volgt bij Forensisch psychiatrische polikliniek Kairos te Nijmegen of soortgelijke forensische polikliniek, zolang de reclassering dat nodig acht, waarbij [Verdachte] zich houdt aan het behandelaanbod- en afspraken zoals gesteld door de behandelende instelling, waarvan relatietherapiegesprekken, forensisch psychiatrische begeleiding en psychotherapie een onderdeel vormen;
- dat [Verdachte] geen alcohol en/of drugs gebruikt, zolang de reclassering dat nodig acht, waarbij de reclassering dat, indien nodig, kan controleren middels blaastesten of het inzetten van urinecontroles waaraan [Verdachte] haar medewerking dient te verlenen;
- dat [Verdachte] zinvolle dagbesteding / werk heeft en de ondersteuning vanuit de trajectbegeleiding van Pluryn daarin aanvaardt;
- dat [Verdachte] haar financiële situatie stabiel houdt en meewerkt met budgetbegeleiding verzorgt door Interlokaal Nijmegen;
- dat [Verdachte] openheid over de voortgang van haar behandeling en begeleiding geeft;
- dat [Verdachte] Reclassering Nederland toestemming geeft om contact te hebben met relevante personen in haar omgeving, zoals hulpverleners, behandelaren, partner, familie etc.;
- dat [Verdachte] openheid van zaken geeft over het verloop van haar relatie;
- dat [Verdachte] bijzondere situaties zoals ziekte en arbeidsproblemen en dergelijke meldt aan Reclassering Nederland;
- dat [Verdachte] direct bijzonderheden meldt aan Reclassering Nederland, van welke aard ook, die begeleiding kunnen belemmeren;
- dat [Verdachte] ieder half jaar een recente pasfoto aanlevert bij Reclassering Nederland;
- dat [Verdachte] zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeeft en daarover vooraf met de reclassering overleg voert, en het openbaar ministerie beslist;
- dat [Verdachte] , mocht de reclassering dit noodzakelijk achten, zich vrijwillig laat opnemen bij de Van der Hoeven kliniek voor een periode van zeven weken - met een eenmalige verlenging van maximaal zeven weken - bij eventuele signalen van afglijden/terugval, met als doel te onderzoeken of het verantwoord is om het traject van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voort te zetten.
- draagt Reclassering Nederland op aan [Verdachte] hulp en steun te verlenen bij naleving van de voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van der Burgh, voorzitter, mr. Schotanus en
mr. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 november 2017.
Mr. Froger is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.