3.1Op grond van de enerzijds gestelde en anderzijds niet of onvoldoende weersproken stellingen alsmede de overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende vast:
- De heer [naam C] , hierna ook te noemen: ‘de man’ of ‘vader’, is geboren op [geboortedatum] 1926. Hij was gehuwd met [naam D] , die is overleden op [datum overlijden 2] . [naam B] was hun enig kind.
- Op 18 juli 2013 is door notaris X te [plaatsnaam A] een akte verleden, houdende een samenlevingsovereenkomst tussen de man en mevrouw [naam E] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [plaatsnaam C] (Ghana).
- Mevrouw [naam E] verbleef afwisselend in Ghana, waar ook haar kinderen woonden, en in Nederland. De man verbleef in 2013 ook enkele weken in Ghana.
- Op 28 maart 2014 heeft de man bij notariskantoor X te [plaatsnaam A] een testament gemaakt, inhoudend dat zijn zoon enig erfgenaam zou zijn, onder de last van enige legaten, waaronder ten behoeve van mevrouw [naam E] .
- Op 11 juni 2014 vertrok mevrouw [naam E] voor ongeveer twee maanden naar Ghana. De man had een ticket om op 17 juli eveneens naar Ghana te vliegen en om op 8 augustus 2014 terug te keren naar Nederland. Mevrouw [naam E] zou bij haar terugkeer in september haar kinderen meebrengen.
- Op 6 juli 2014 mailde de man aan mevrouw [naam E] :
“Nu 9 september nadert ga ik er toch tegen opzien, zo’n druk gezin te krijgen. (…) nu het dichterbij komt gaat het mij veel te zwaar lijken (…)
Maar 17 julie kom ik naar jou en de kinderen dan kunnen we er over praten en elkaar in de ogen kijken. Ik hoop dat je mij kan begrijpen, Ik verlang er erg naar bij jou jullie te zijn veel liefs van je [naam C] (…)”
- Mevrouw [naam E] antwoordde diezelfde dag:
“Schat, ik begrijp jouw volkomen. Kom now maar dan praten we Maar uit (…)”
- Op 7 juli 2014 mailde de man om 06.19 uur:
“(…) ik ben erg blij dat je niet boos ben, maar jou kan ik niet missen, we gaan er rustig over praten.(…)”en om 16.18 uur:
“(…) hierbij stuur ik je voorlopig de laatste mail daar ik zoal ik al zij enkele dagen naar een oude vriend ga die niet best meer is (…) dan heb ik ook weer een goede daad verricht.
Morgen nog negen dagen ik hoop dat we enkele hele fijne weken hebben ik verlang er erg naar,
nou lieve schat als ik terug ben hoor je het direct (…) je [naam C] .”
- Op 12 juli 2014 belde mevrouw [naam E] naar de zoon met de mededeling dat zij geen contact met de man kon krijgen. De zoon belde naar de vriend die vader zou bezoeken en vernam dat vader daar niet was noch geweest was. Hij deed aangifte van vermissing.
- Op 14 juli 2014 bleek de man weer thuis. Bij hem was mevrouw [naam A] , tot dat moment onbekend voor de zoon. De man vertelde dat hij met haar een weekje naar Rwanda was geweest, waar hij mooie natuur had gezien.
- Op 23 juli 2014 heeft de zoon op verzoek van de man aan mevrouw [naam E] een mail gezonden, waarin de relatie met haar werd beëindigd.
- Op 7 oktober 2014 wijzigde de man zijn testament aldus - kort samengevat - dat hij zijn zoon tot enig erfgenaam en tot executeur benoemde. De akte werd verleden door een notaris van kantoor X. De man was in de akte vermeld als ongehuwd.
- Van 26 november tot 1 december 2014 was de man opgenomen in het ziekenhuis.
- Bij brief van 15 december 2014 bevestigde notariskantoor Y te [plaatsnaam A] aan de man een afspraak voor een gesprek over zijn nalatenschap op 18 december 2014. Die bespreking heeft niet plaatsgevonden.
- De man werd opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. Hij overleed daar op [datum overlijden 3] .
- Na het overlijden van zijn vader vond de zoon in het huis een ongedateerd getypt briefje met de tekst:
“ [naam C] [adres, geboortedatum]
Zoon [naam B] [diens adres]
Twee kleinzoons
[naam A] [adres, geboortedatum]
Twee dochters en een zoon
Kennen elkaar al drie jaar en wonen al een jaar samen. [naam A] . wil mij tot mijn dood thuis verzorgen. Dat ik dus niet naar een bejaarden huis ga.
Wij denken ook aan trouwen ivb. De belasting.
Ik denk na mijn overlijden de nalaten schap als volgt te verdelen,
50 % naar [naam A] . 40 % naar mijn zoon 10 % naar de kerk – Protestantse Wijkgemeente [plaatsnaam A] (adres)”
Voorts was er een handgeschreven briefje van vader waarin stond:
“(…) AOW Hoeveel/Pensioen? Huwelijkse voorwaarden i.v.b. schuld (…)”
-De uitvaart van de man is door de zoon geregeld.
- De zoon heeft mevrouw [naam A] verzocht de auto van vader, die zij in bezit had, af te geven. Daarop heeft zij hem een codicil gestuurd, gedateerd 2 december 2014, waarin de man heeft verklaard de auto aan haar te schenken. De zoon heeft vervolgens eraan meegewerkt dat de auto op 20 maart 2015 ten name van [naam A] werd gesteld.
- Bij brief van haar advocaat van 20 december 2016 heeft mevrouw [naam A] aan de zoon meegedeeld dat zij op 10 juli 2014 zonder het vooraf maken van huwelijkse voorwaarden met [naam C] gehuwd was, dat haar aldus in ieder geval de helft van de huwelijksgemeenschap toekwam, en dat zij informatie wenste te verkrijgen met betrekking tot de boedel.