Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de belanghebbende als ondernemer kan worden aangemerkt voor de heffing van omzetbelasting. De belanghebbende, die sinds 2011 diverse activiteiten ontplooit, waaronder het aanbieden van adviesdiensten, het schilderen van kunst en het verkopen van antieke voorwerpen, heeft in de onderhavige tijdvakken geen antiek of schilderijen verkocht en geen advies verleend. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet aan zijn bewijslast heeft voldaan dat hij economische activiteiten verricht. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van ondernemerschap voor de omzetbelasting, omdat de activiteiten van de belanghebbende niet voldoen aan de criteria van een duurzame economische activiteit. De beroepen van de belanghebbende worden ongegrond verklaard, en de naheffingsaanslagen omzetbelasting worden bevestigd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.