Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 juni 2017 en de daarin vermelde stukken,
- de conclusie na tussenvonnis van [gedaagde] ,
- de antwoordconclusie na tussenvonnis van VGZ,
- het extract uit het audientiëblad van de rolbehandeling van 11 oktober 2017 waarin het verzoek tot het houden van pleidooi van [gedaagde] is afgewezen.
2.De verdere beoordeling
€ 7.105,00(5 punten × tarief € 1.421,00)
3.De beslissing
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;