ECLI:NL:RBZWB:2017:8730

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
C/02/319574 / HA RK 16-167
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gelde maken van een gemeenschappelijk goed in het kader van schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2017 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot gelde maken van een gemeenschappelijk goed, zoals bedoeld in artikel 3:174 BW. Verzoekster, de bewindvoerder van [naam A], heeft verzocht om toestemming om een onroerend goed, dat deel uitmaakt van de nalatenschap van de overleden moeder van [naam A] en de verweerders, te verkopen. Dit verzoek is gedaan in het kader van de schuldsanering van [naam A], die sinds september 2013 loopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een gemeenschappelijk goed en dat er een voor rekening van de gemeenschap komende schuld is, namelijk de hypotheken op het onroerend goed. De rechtbank oordeelt dat verzoekster voldoende belang heeft bij een spoedige verkoop, gezien de omstandigheden van de schuldsanering en het feit dat de verweerders niet meewerken aan de verkoop. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoekster toegewezen, waardoor zij gemachtigd is om het onroerend goed te gelde te maken zonder medewerking van de verweerders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rekestnummer: C/02/319574 / HA RK 16-167
Beschikking van 19 april 2017
in de zaak van
[naam bewindvoerder]
in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de schuldsanering van
[naam A],
kantoorhoudende te Breda,
verzoekster,
advocaat mr. N.P.T. van Rijen,
tegen

1.[verweerder sub 1] ,

wonende te [plaats A] ,
verweerder,
verschenen in persoon,
2.
[verweerder sub 2],
wonende te [plaats B] ,
verweerder,
advocaat mr. J.M.P. Schobbers-Deinum.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift tot machtiging te gelde maken van een gemeenschappelijk goed ex art. 3:174 BW, ter griffie ingekomen op 10 augustus 2016, met producties genummerd 1 tot en met 3,
  • het faxbericht van 10 augustus 2016 van mr. Van Rijen, met gecorrigeerd voorblad van het verzoekschrift,
  • het faxbericht van mr. Van Rijen van 19 augustus 2016, met bijlagen,
  • de brief van mr. Van Rijen van 4 oktober 2016, met bijlage,
  • de (aangetekende) brieven van de griffier van deze rechtbank van 7 oktober 2016,
  • het faxbericht van mr. Schobbers-Deinum van 20 oktober 2016 waarin zij zich stelt voor [verweerder sub 2] ,
  • de (aangetekende) brieven van de griffier van deze rechtbank waarin zitting is bepaald op 19 december 2016,
  • het faxbericht van mr. Van Rijen van 8 december 2016 waarin om aanhouding van de zaak wordt verzocht,
  • het faxbericht van 12 december 2016 van de griffier van deze rechtbank dat de zaak wordt aangehouden tot 16 januari 2017,
  • het faxbericht van mr. Van Rijen van 12 januari 2017 waarin nogmaals aanhouding wordt verzocht,
  • de brief van 30 januari 2017 van de griffier van deze rechtbank waarin een verdere aanhouding wordt toegestaan tot 13 februari 2017,
  • de brief van mr. van Rijen van 10 februari 2017 waarin om voortzetting van de zaak wordt verzocht,
  • de brieven van 23 februari 2017 van de griffier van deze rechtbank waarin een nieuwe zittingsdatum wordt bepaald,
  • het verweerschrift ex artikel 3:174 BW, ter griffie ingekomen op 16 maart 2017, met producties genummerd 1 tot en met 4,
  • het faxbericht van mr. Van Rijen van 17 maart 2017, met producties genummerd 4 tot en met 6,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 20 maart 2017.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de bewindvoerder te machtigen tot het mede namens gerekwestreerden als deelgenoten te gelde maken van het onroerend goed (de vrijstaande woning met een stuk grond gelegen te [postcode] [plaats B] aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente [plaats B] , sectie [nummer kadaster] ) , althans onder voorwaarden door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
b. de bewindvoerder te machtigen daartoe een makelaar en/of andere derden in te schakelen ten laste van de opbrengst van de woning;
c. te bepalen dat deze beschikking in de plaats komt van de noodzakelijke toestemmingen van gerekwestreerden tot het verzochte onder a. en b. en dat de beschikking in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van het onroerende goed noodzakelijke toestemmingen en/of handtekeningen van gerekwestreerden;
d. gerekwestreerden te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2.
Verweerders (hierna: [verweerders] ) voeren verweer en verzoek afwijzing van het verzoek. Verweerder sub 2 (hierna: [verweerder sub 1] ) verzoekt de rechtbank daarnaast om verzoekster in de kosten te veroordelen.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoekster legt aan het verzoek – samengevat – ten grondslag dat zij bij vonnis van 11 september 2013 als bewindvoerder is benoemd in de schuldsanering van mevrouw [naam A] (hierna: [naam A] ). De moeder van [naam A] en verweerders is in augustus 2007 overleden; [naam A] en [verweerders] zijn de enige erfgenamen en hebben allen de nalatenschap zuiver aanvaard. Tot de nalatenschap behoort de woning aan de [adres] te [plaats B] . De woning is in 2007 getaxeerd op een waarde van € 700.000,00 en in september 2016 op een waarde van € 775.000,00. Op de woningen rusten twee hypotheken van in totaal € 165.000,00. Tot de boedel van [naam A] behoort onder meer het 1/3e aandeel in de nog onverdeelde nalatenschap. De bewindvoerder kan, om de schuldsanering tot een goed eind te brengen, het aandeel van [naam A] in de nalatenschap verkopen, ofwel de woning wordt in het geheel verkocht en de opbrengst wordt verdeeld. Voor deze laatste optie is medewerking van alle erfgenamen nodig. Verkoop van het aandeel van [naam A] zal beduidend minder opbrengen omdat de koper een minderheidsaandeel zal verkrijgen. Ook blijft [naam A] dan nog steeds hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheekschuld. [naam A] is na het overlijden van moeder in de woning blijven wonen en heeft de bewindvoerder steeds ten onrechte voorgehouden dat de woning namens de erfgenamen te koop stond. Verder is gebleken dat erfgenamen trachten een deel van (de grond bij) de woning te verhuren. [naam A] heeft tot juni 2016 geen aanstalten gemaakt om te verhuizen.
Voor de afwikkeling van de schuldsanering is het van belang dat de woning wordt verkocht. Eén van de hypotheekgevers (Accountenz Breda) heeft de executieverkoop in gang gezet, maar is bereid om enige tijd te geven voor een onderhandse verkoop. Verzoekster heeft aan [verweerders] medegedeeld dat zij voornemens is tot verkoop over te gaan. [verweerders] is in de gelegenheid gesteld om het aandeel van [naam A] in de woning over te nemen, maar daartoe ontbreken de middelen.
Verzoekster heeft recht en belang bij het verzoek nu [verweerders] niet meewerkt aan een spoedige verkoop van de woning en dit ook niet voor de toekomst valt te verwachten. Een vordering kan op grond van 3:174 BW worden toegewezen ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld, in dit geval de hypotheekschulden. De hypotheekschulden zijn relatief laag en de woning heeft een overwaarde. De hypotheekschulden kunnen volledig worden afgelost en er zal een bedrag resteren ter voldoening van de gezamenlijke schuldeisers van [naam A] . Voorts is er sprake van een gewichtige reden. [naam A] en [verweerders] laten de nalatenschap sinds de zuivere aanvaarding in september 2007 onverdeeld. Ondanks diverse toezeggingen aan de bewindvoerder staat de woning niet te koop en zijn de deelgenoten voornemens een deel van het perceel te verhuren. Dit is niet gewenst en ook niet in het belang van de schuldeisers van [naam A] .
Deelgenoten zijn in beginsel slechts gezamenlijk bevoegd tot handelingen die betrekking hebben op een gemeenschappelijk goed. In bepaalde gevallen kan hiervan worden afgeweken. Nu tussen de deelgenoten geen overeenstemming kan worden bereikt over verkoop van de woning, zal het aandeel in de nalatenschap door middel van een rechterlijke machtiging te gelde worden gemaakt, zonder dat daarvoor medewerking van de deelgenoten is vereist. Verzoekster stelt dat zij in haar hoedanigheid van bewindvoerder zelfstandig beschikkingsbevoegd is om het voorliggende verzoek te doen.
3.2.
[verweerder sub 1] voert verweer en stelt – samengevat – het volgende. Na het overlijden van erflaatster zijn de erfgenamen in eerste instantie overeengekomen om de woning niet te verkopen met het oog op een op handen zijnde projectontwikkeling. In september 2013 is [naam A] in de schuldsanering gekomen. [verweerder sub 1] en zijn broer staan volledig buiten dit traject. Begin 2016 is [verweerders] ermee bekend geworden dat verzoekster het aandeel van [naam A] in de onroerende zaak wenst te verkopen. [verweerders] heeft te kennen gegeven het aandeel van [naam A] niet over te kunnen nemen, maar heeft wel medewerking verleend. Inmiddels is een gedeelte van de onroerende zaak onder ontbindende voorwaarden aan een derde partij verkocht voor een bedrag € 255.000,00. Dit is ruim voldoende om de vordering van de hypotheekhouders te kunnen voldoen. Ten aanzien van het nog resterende perceel zijn verregaande onderhandelingen gaande op basis van exclusiviteit. Deze exclusiviteit loopt tot 22 april 2017. Verzoekster is met beide overeenkomsten bekend en heeft hier ook medewerking aan verleend.
[verweerder sub 1] betwist dat er sprake is van spoedeisendheid; de schuldsanering loopt reeds sinds september 2013, terwijl pas in februari 2016 voor het eerst melding wordt gemaakt van verkoop van het onroerend goed. Daarnaast ontbreekt het belang omdat het voorste deel van het perceel inmiddels is verkocht en over het achterste deel verregaande onderhandelingen gaande zijn. Een verzoek tot machtiging ten gelde maken kan worden toegewezen ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld, in dit geval de hypotheekschulden. De hypotheekschulden kunnen volledig worden voldaan uit de verkoop van het voorste perceel. Verzoekster wenst eigenlijk verdeling van de nalatenschap, zodat er geld voor de boedel van [naam A] vrijkomt en zij stelt dat het belang van de gezamenlijke schuldeisers van [naam A] een gewichtige reden is voor toewijzing van het verzoek. [verweerder sub 1] betwist dit. Ook de wens om tot verdeling van een nalatenschap te komen kan niet als gewichtige reden worden aangemerkt; daarvoor staat de weg van 3:185 BW open. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
3.3.
Namens verzoekster is ter zitting – samengevat – nog het volgende aangevoerd. Bij aanvang van het schuldsaneringstraject is aan verzoekster medegedeeld dat de onroerende zaak te koop zou staan, zodat er aanvankelijk geen actie hierop is ondernomen. Nadat verzoekster ermee bekend werd dat de onroerende zaak niet te koop stond en zelfs mogelijk zou worden verhuurd, is zij hiermee direct aan de slag gegaan. Verzoekster bestrijdt dat zij geen belang meer zou hebben in verband met de koopovereenkomst ten aanzien van het voorste perceel. Er is nog geen passeerdatum bekend en er heeft nog geen overdracht plaatsgevonden. Voorts kan de koopovereenkomst eenzijdig worden ontbonden als de beoogde huurovereenkomst niet tot stand komt. Hieraan is geen einddatum verbonden. Ten aanzien van het achterste perceel zijn onderhandelingen gaande, maar ook daar is veel onzekerheid in verband met benodigde toestemming van de gemeente. Er is wel sprake van een gewichtige reden omdat het nu gaat om de verkoop van de onroerende zaak ten behoeve van de schuldeisers en niet om de verdeling van de nalatenschap. De tweede hypotheekhouder is op eigen initiatief met de executie aangevangen en de mogelijkheid bestaat dat dit alsnog zal worden doorgezet. Dit is niet in het belang van de schuldeisers. Verzoekster is bereid om de onderhandelingen tot het verstrijken van de exclusiviteitstermijn af te wachten, maar daarna zal een verkoop aan moeten vangen. Verzoekster staat daarbij niet onwelwillend tegenover samenwerking met verweerders.
3.4.
Namens [verweerder sub 1] is ter zitting – samengevat – nog het volgende aangevoerd. Erfgenamen hebben er na het overlijden van moeder bewust voor gekozen om het onroerend goed aan te houden in afwachting van de mogelijke ontwikkelingen ter plaatse. Verweerders worden door de schuldsanering van [naam A] vanaf de zijlijn geconfronteerd met de verkoop, maar zijn daarna actief op zoek gegaan naar kopers. Zij zijn hierin ook geslaagd: het voorste deel is verkocht en over het achterste deel zijn verregaande onderhandelingen gaande. Kopers van het voorste deel zijn ook aan de overeenkomst gebonden, ondanks dat er geen passeerdatum is afgesproken, zodat er niets meer te gelde te maken valt. De schuldsanering van [naam A] loopt al bijna ten einde. De hypotheekhouders kunnen uit de verkoop van het voorste perceel worden voldaan. In de nalatenschap zijn verder ook geen schulden. De eerste hypotheekhouder wordt betaald. De tweede hypotheek is een schuld van [naam A] , die ook alleen aan haar toebedeeld moet worden en waarvoor een betalingsregeling was getroffen. Als bekend wordt dat er executoriaal verkocht gaat worden, dan heeft dat een drukkende werking op de verkoopprijs. Ten aanzien van het voorste perceel vindt er begin april 2017 een gesprek plaats met de gemeente, die zich welwillend heeft opgesteld. Als er goedkeuring van de gemeente komt, kan op korte termijn worden geleverd. De plannen voor het achterste perceel zijn eveneens in lijn met het bestemmingsplan.
3.5.
Verweerder sub 1 sluit zich bij het verweer van [verweerder sub 1] aan en heeft daarop geen nadere aanvullingen.
3.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3:174 BW kan een machtiging worden verleend tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed ter voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen. Vaststaat dat er sprake is van een gemeenschappelijk goed nu door verzoekster gesteld en door verweerders is erkend dat [naam A] en [verweerders] tezamen de onroerende zaak in onverdeelde eigendom hebben verkregen en dat er sprake is van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld, namelijk de op de onroerende zaak rustende hypotheken. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de voorwaarden van het wetsartikel, zodat het verzoek in beginsel kan worden toegewezen.
3.7.
Door [verweerders] wordt aangevoerd dat er geen belang bij het verzoek is, omdat het voorste perceel inmiddels is verkocht en met betrekking tot het achterste perceel onderhandelingen gaande zijn. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster nog steeds belang heeft bij het verzoek. Ten aanzien van het voorste perceel is weliswaar een koopovereenkomst gesloten, maar de daarin opgenomen ontbindende voorwaarden maken het mogelijk dat de overeenkomst eenzijdig door de koper kan worden ontbonden, terwijl er geen termijn is opgenomen waarbinnen uiterlijk een beroep op deze ontbindende voorwaarde kan worden gedaan. Over het achterste perceel zijn exclusieve onderhandelingen gaande. De termijn van deze exclusiviteit loopt tot 22 april 2017. Verzoekster heeft verklaard er geen bezwaar tegen te hebben om deze termijn af te wachten. Van een overeenkomst is echter nog geen sprake. In beide gevallen is verkoop en levering (mede) afhankelijk van de medewerking van een derde partij, waarop verkopers geen invloed hebben. Nu de machtiging wordt verzocht in verband met een lopend schuldsaneringstraject, is de rechtbank van oordeel dat verzoekster voldoende belang heeft bij een spoedige verkoop. Daarbij neemt de rechtbank tevens in overweging dat het schuldsaneringstraject al met een jaar is verlengd en het ook in het belang van [naam A] is dat tot een spoedige afwikkeling van het traject kan worden gekomen. Uit de stellingen van [verweerders] blijkt weliswaar voldoende dat zij, nadat zij ermee bekend zijn geworden dat de executie in gang zou worden gezet, hun medewerking hebben verleend door zelf op zoek te gaan naar kopers, maar dat doet niet af aan het zwaarwegende belang van verzoekster om de verkoop te bewerkstelligen, indien de pogingen van [verweerders] falen.
3.8.
Gelet op het bovenstaande zal het verzoek tot machtiging op na te melden wijze worden toegewezen. In de omstandigheid dat de bewindvoerder voor verkoop toestemming van de rechter-commissaris nodig heeft, ziet de rechtbank voldoende waarborg dat met een verkoop een zo hoog mogelijke opbrengst zal worden gerealiseerd. De aan verzoekster te verlenen machtiging tot het te gelde maken van het onroerende goed behelst naar haar aard een zelfstandige bevoegdheid van verzoeksters jegens derden, alsmede de bevoegdheid om de overige deelgenoten te vertegenwoordigen bij de verkoop en de levering van het onroerende goed.
3.9.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 289 Rv een proceskostenveroordeling uit te spreken.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
machtigt verzoekster om de vrijstaande woning met een stuk grond gelegen te [postcode] [plaats B] aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente [plaats B] , sectie [nummer kadaster] , te gelde te maken zonder dat zij hiervoor de medewerking van verweerders nodig heeft,
4.2.
machtigt verzoekster om ten behoeve van het te gelde maken een makelaar of andere derden in te schakelen ten laste van de opbrengst van de woning,
4.3.
verstaat dat deze beschikking in de plaats komt van de noodzakelijke toestemmingen van gerekwestreerden tot het onder 4.1. en 4.2. genoemde en dat de beschikking in de plaats komst van de voor de eigendomsoverdracht en levering van het onroerende goed noodzakelijke toestemmingen en/of handtekeningen van gerekwestreerden,
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst af het door verzoekers anders of meer verzochte,
Deze beschikking is gegeven door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017. [1]

Voetnoten

1.type: