Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam A],
1.[verweerder sub 1] ,
[verweerder sub 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift tot machtiging te gelde maken van een gemeenschappelijk goed ex art. 3:174 BW, ter griffie ingekomen op 10 augustus 2016, met producties genummerd 1 tot en met 3,
- het faxbericht van 10 augustus 2016 van mr. Van Rijen, met gecorrigeerd voorblad van het verzoekschrift,
- het faxbericht van mr. Van Rijen van 19 augustus 2016, met bijlagen,
- de brief van mr. Van Rijen van 4 oktober 2016, met bijlage,
- de (aangetekende) brieven van de griffier van deze rechtbank van 7 oktober 2016,
- het faxbericht van mr. Schobbers-Deinum van 20 oktober 2016 waarin zij zich stelt voor [verweerder sub 2] ,
- de (aangetekende) brieven van de griffier van deze rechtbank waarin zitting is bepaald op 19 december 2016,
- het faxbericht van mr. Van Rijen van 8 december 2016 waarin om aanhouding van de zaak wordt verzocht,
- het faxbericht van 12 december 2016 van de griffier van deze rechtbank dat de zaak wordt aangehouden tot 16 januari 2017,
- het faxbericht van mr. Van Rijen van 12 januari 2017 waarin nogmaals aanhouding wordt verzocht,
- de brief van 30 januari 2017 van de griffier van deze rechtbank waarin een verdere aanhouding wordt toegestaan tot 13 februari 2017,
- de brief van mr. van Rijen van 10 februari 2017 waarin om voortzetting van de zaak wordt verzocht,
- de brieven van 23 februari 2017 van de griffier van deze rechtbank waarin een nieuwe zittingsdatum wordt bepaald,
- het verweerschrift ex artikel 3:174 BW, ter griffie ingekomen op 16 maart 2017, met producties genummerd 1 tot en met 4,
- het faxbericht van mr. Van Rijen van 17 maart 2017, met producties genummerd 4 tot en met 6,
- de mondelinge behandeling gehouden op 20 maart 2017.