ECLI:NL:RBZWB:2017:8891

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
02-665278-17, 02-820035-17, 02-800073-17, 02-278682-14 (tul) en 02-800181-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Huiskamp
  • A. Peters
  • M. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens diefstal, afpersing en verduistering

Op 3 oktober 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, afpersing en verduistering. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 29 augustus 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Snoeks, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij verschillende diefstallen en een gewapende overval op een cafetaria in Bergen op Zoom. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld, afpersing en opzetheling. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten, waarbij de bewijsmiddelen bestonden uit getuigenverklaringen, aangiftes en tapgesprekken. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 240 dagen, waarvan 204 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op begeleiding en behandeling. Daarnaast werd een werkstraf van 200 uur opgelegd. De rechtbank hield rekening met de kwetsbare positie van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665278-17, 02/820035-17, 02/800073-17, 02/278682-14 (TUL) en 02/800181-15 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 oktober 2017
in de strafzaak tegen de minderjarige
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 2000 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsvrouw mr. R.M. van Breemen, advocaat te Raamsdonksveer

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 29 augustus 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Snoeks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met parketnummers 02/278682-14 en 02/8000181-15 en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder parketnummers 02/665278-17, 02/820035-17 en 02/800073-17 gevoegd.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
Inzake parketnummer 02/665278-17
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 2 januari 2017 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [Straatnaam 1] ) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) en/of een aantal sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2016 tot en met 27 december 2016 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een groot aantal trays met energydrank en/of knakworsten en/of koffie en/of een of meer dozen eieren en/of koekjes, in elk geval enig(e) goed(eren), heeft weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 november 2016 te Bergen op Zoom met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (Vogue Transporter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 4] , in elk geval aan en ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2016 tot en met 5 januari 2017 te Bergen op Zoom, een goed, te weten een fiets (Vogue Transporter) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Inzake parketnummer 02/820035-17
1.
hij op of omstreeks 26 december 2016 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen;
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 5] (gevestigd aan de [Straatnaam 2] ) en/of [Slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 5] (gevestigd aan de [Straatnaam 2] ) en/of [Slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet met een bivakmuts over het gezicht en/of met een (wit) masker en/of capuchon over het hoofd/gezicht, althans met gezichtsverhullende kleding en/of met een pistool, althans met een vuurwapen, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp [Slachtoffer 5] heeft/hebben betreden en/of dat pistool, althans vuurwapen, in elk geval een daarop gelijkend voorwerp op/tegen die [Slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of die [Slachtoffer 6] de woorden heeft/hebben toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat zij geld moest geven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of [Medeverdachte 3] en/of [Medeverdachte 4] op of omstreeks 26 december 2016 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 5] (gevestigd aan de [Straatnaam 2] ) en/of [Slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 5] (gevestigd aan de [Straatnaam 2] ) en/of [Slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet met een bivakmuts over het gezicht en/of met een (wit) masker en/of capuchon over het hoofd/gezicht, althans met gezichtsverhullende kleding en/of met een pistool, althans met een vuurwapen, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp [Slachtoffer 5] heeft/hebben betreden en/of dat pistool, althans vuurwapen, in elk geval een daarop gelijkend voorwerp op/tegen die, [Slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of die [Slachtoffer 6] de woorden heeft/hebben toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat zij geld moest geven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26 december 2016 te Bergen op Zoom in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- samen met die [Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of [Medeverdachte 3] en/of [Medeverdachte 4] een voorbespreking te houden en/of
- een vuurwapen, in elk geval een daarop gelijkend voorwerp, ter beschikking te stellen en/of te leveren en/of
- die [Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of [Medeverdachte 3] en/of [Medeverdachte 4] te vergezellen naar de plaats des misdrijfs en/of
- ( na)bij ‘ [Slachtoffer 5] op de uitkijk te staan en/of
- de diefstal met geweld en/of afpersing te filmen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2017 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung Galaxy SIII) en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer spel(len) (Xbox), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Medeverdachte 1] en/of [Naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Medeverdachte 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Medeverdachte 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (merk Samsung Galaxy SIII) en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer spel(len) (Xbox), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Medeverdachte 1] en/of [Naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin estond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet die [Medeverdachte 1] (met kracht) bij zijn nek heeft/hebben vastgepakt en/of een telefoon uit de handen van die [Medeverdachte 1] heeft/hebben gepakt/getrokken en/of meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) op het (achter)hoofd van die [Medeverdachte 1] heeft/hebben geslagen/gestompt en/of die [Medeverdachte 1] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: “nu ga je thuis waardevolle spullen voor ons pakken” en/of “als je dat niet doet of als je ons belazerd dan pakken we je harder aan met geweld en vuurwapens en je familie ook”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Inzake parketnummer 02/800073-17
1.
hij op of omstreeks 31 januari 2017 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg de Vlierstraat en/of de Esdoornstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (hand)tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of één van zijn mededader(s),
die [Slachtoffer 7] onverhoeds van achteren heeft/hebben benaderd en/of vastgepakt en/of (vervolgens) die [Slachtoffer 7] naar de grond heeft/hebben geduwd/gegooid en/of (in een houtgreep) (met kracht) heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) (met kracht) voornoemde (hand)tas van de schouder(s) van die [Slachtoffer 7] heeft/hebben gerukt/getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2017 tot en met 31 januari 2017 te Bergen op Zoom, althans in Nederland, opzettelijk een identiteitskaart en/of rijbewijs en/of een sleutel (Mercedes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte had gevonden en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Inzake parketnummer 02/665278-17
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode meerdere geldbedragen en een aantal sieraden uit de woning van [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] heeft gestolen. Zij baseert zich hierbij op de aangifte van [Slachtoffer 1] , de verklaring van getuige [Slachtoffer 2] , de verklaring van [Naam 2] en de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd.
Feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de tenlastegelegde inbraak heeft gepleegd. Zij baseert zich hierbij op de aangifte van [Slachtoffer 9] , de verklaring van [Naam 2] , de bekennende verklaring van verdachte en de bekennende verklaringen van medeverdachten [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4]
Feit 3
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fiets, al dan niet samen met een ander, heeft gestolen, zoals primair ten laste is gelegd. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fiets opzettelijk heeft geheeld. Zij baseert zich hierbij op de aangifte van [Slachtoffer 4] , het proces-verbaal van bevindingen waarin het aantreffen van de fiets in de tuin van de ouderlijke woning van verdachte is gerelateerd en de verklaring van de vader van verdachte dat verdachte deze fiets ergens heeft gestolen. Verdachte heeft geen redelijke verklaring gegeven voor de herkomst van deze fiets.
Inzake parketnummer 02/820035-17
Feit 1
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het dossier voldoende bewijsmiddelen bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde afpersing in vereniging met anderen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [Slachtoffer 6] , de verklaring van verdachte, de verklaringen van medeverdachten [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] en het proces-verbaal belangrijke tapgesprekken. De officier van justitie stelt zich op basis hiervan op het standpunt dat sprake is van medeplegen. De nauwe en bewuste samenwerking blijkt uit de aanschaf van spullen, de in de schuur gemaakte afspraken waarbij ook de taakverdeling is besproken, de aanwezigheid ten tijde van het feit en uit de omstandigheid dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd. Voorts wijst het na afloop tonen van het filmpje op voorafgaande en gelijktijdige betrokkenheid van verdachte. Verdachte heeft geen ondergeschikte rol gespeeld. Er zijn immers aanwijzingen dat verdachte de anderen heeft aangezet tot het begaan van de gewapende overval.
Feit 2
De officier van justitie heeft aangevoerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte in vereniging met een ander aangever [Medeverdachte 1] heeft beroofd en afgeperst. Dit blijkt uit de aangifte van [Medeverdachte 1] , het geconstateerde letsel op het achterhoofd, de verklaring van [Medeverdachte 5] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 3] . Voorts volgt dit uit het tapgesprek van 11 januari 2017 van 12:44:46 uur, het tapgesprek van 14 januari 2017 van 15:21:55 uur, de verklaring van [Naam 4] en het sms-bericht van 14 januari 2017 van 20:29:18 uur.
Inzake parketnummer 02/800073-17
Feit 1
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte deze straatroof alleen heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [Slachtoffer 7] , de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 5]
Feit 2
Tot slot acht de officier van justitie ook dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [Slachtoffer 8] en het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [Naam 5] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Inzake parketnummer 02/665278-17
Feit 1
Ten aanzien van dit feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 2
Ten aanzien van dit feit refereert de verdediging zich eveneens aan het oordeel van de rechtbank gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 3
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde diefstal dan wel de heling van de fiets. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets niet heeft gestolen en dat hij niet had gehoord, anders dan via de politie, dat die fiets gestolen was. Verdachte heeft de fiets voor € 250,- van [Naam 4] gekocht. Verdachte heeft niet getwijfeld aan de rechtmatigheid van de herkomst van de fiets, omdat hij [Naam 4] goed kent, hij het bedrag van € 250,- redelijk vond en hij van [Naam 4] twee sleutels die bij de fiets horen heeft gekregen. Het bedrag van € 250,- komt daarbij overeen met de factuur van de fiets. Dat [Naam 4] het verhaal van verdachte niet heeft bevestigd, betekent niet dat de verklaring van verdachte niet waar kan zijn. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat nergens uit blijkt dat verdachte degene is die de fiets gestolen heeft dan wel dat hij had moeten weten of vermoeden dat de fiets van diefstal afkomst was. De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van dit feit wegens het ontbreken van overtuigend bewijs.
Inzake parketnummer 02/820035-17
Feit 1
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte als medepleger dan wel als medeplichtige betrokken is geweest bij de tenlastegelegde overval op de cafetaria. Uit het dossier blijkt dat verdachte niet in de cafetaria is geweest. Dit zijn de medeverdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] geweest. Verdachte is ook niet bij de voorbereiding behulpzaam geweest. Hij heeft alleen de gesprekken in de schuur aangehoord. Verdachte heeft ook geen geldelijk gewin gehad en geen vuurwapens of bivakmutsen geregeld. Evenmin heeft verdachte op de uitkijk gestaan. Verdachte heeft dus geen enkele uitvoeringshandeling verricht. Wel heeft verdachte op de hoek gestaan om te filmen wat er in de cafetaria plaatsvond. Hij besefte niet dat op dat moment die overval ook daadwerkelijk zou gaan plaatsvinden. Verdachte is vervolgens uit eigen beweging naar het politiebureau gegaan om de film te laten zien en heeft de daders aangegeven. De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte dan ook vrij te spreken van het primaire en subsidiaire ten laste gelegde.
Feit 2
Voorts is de verdediging van mening dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde afpersing en/of diefstal met geweld heeft gepleegd. Verdachte heeft dit feit ontkend. Volgens hem heeft [Medeverdachte 1] hem erbij gelapt, omdat verdachte [Medeverdachte 1] heeft aangegeven bij de politie voor het plegen van de overval op ’ [Slachtoffer 5] Het is volgens verdachte dus een wraakactie en een valse aangifte. De verdediging wijst daarbij op pagina 673 van het dossier, waar staat vermeld dat de moeder van [Medeverdachte 1] van wie de buitgemaakte sieraden zouden zijn, de sieraden niet herkent en dat ook de buitgemaakte Xbox-spellen haar niets zeggen. Dat is vreemd. De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte derhalve vrij te spreken van het ten laste gelegde.
Inzake parketnummer 02/800073-17
Feit 1
Ten aanzien van dit feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd. Verdachte heeft dit feit evenwel niet volledig bekend. Hij heeft immers de tenlastegelegde geweldshandelingen, behoudens het van de schouder rukken van de tas, ontkend.
Feit 2
Ten aanzien van dit feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
De bewijsoverwegingen
Inzake parketnummer 02/665278-17
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2017 [1] ;
- de aangifte van [Slachtoffer 1] [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van getuige [Naam 2] [3] [Naam 2]
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2017 [4] ;
- de aangifte van [Slachtoffer 9] [5] [Slachtoffer 9]
Feit 3
Op 28 november 2016 heeft [Slachtoffer 4] zijn fiets gestald in de Antwerpsestraat te Bergen op Zoom. Toen hij klaar was met werken ontdekte hij dat zijn fietssleutel niet meer in zijn jaszak zat. Daarna zag [Slachtoffer 4] dat zijn fiets was weggenomen. Deze fiets betreft een Vogue Transporter. [6]
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [Naam 6] en [Naam 7] is in de tuin bij de ouderlijke woning van verdachte een fiets aangetroffen. Volgens de vader van verdachte heeft verdachte deze fiets ergens gestolen en in de tuin gezet. [7]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde diefstal aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte degene is geweest die de fiets van [Slachtoffer 4] heeft gestolen.
Gelet op de vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fiets van [Slachtoffer 4] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de fiets door een misdrijf was verkregen, zoals ten laste is gelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets niet heeft gestolen maar dat hij de fiets heeft gekregen van [Naam 4] en dat hij er op een later tijdstip € 250,= voor zou betalen. Omdat hij geen geld had, had hij de fiets nog niet betaald. De rechtbank acht deze verklaring echter niet geloofwaardig, nu [Naam 4] heeft ontkent de fiets aan verdachte te hebben verkocht en gelet op de uitspraak van de vader van verdachte zoals hierboven genoemd.
Inzake parketnummer 02/820035-17
Feit 1
Op 26 december 2016 was [Slachtoffer 6] aan het werk in [Slachtoffer 5] , gevestigd aan de [Straatnaam 2] te Bergen op Zoom. Plots hoorde zij gebonk vanuit de cafetaria. Toen zij vanuit de keuken de cafetaria binnenliep, zag zij achter de balie twee personen met een bedekt gezicht staan. Een van de personen had een wit masker en een capuchon op. De andere persoon had een bivakmuts op. De jongen met het witte masker hield een pistool in zijn hand. Hij deed het woord en zei dat [Slachtoffer 6] geld moest geven. Zij heeft hem toen gezegd geen geld te hebben. [Slachtoffer 6] zag dat de jongen op dat moment het pistool op haar richtte. [Slachtoffer 6] heeft daarop geld uit de kassa gegeven. Nadat [Slachtoffer 6] het geld uit de kassa had gegeven, zag [Slachtoffer 6] dat de jongens de cafetaria uitrenden. [8]
[Medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard op 26 december 2016 naar het schuurtje van medeverdachte [Medeverdachte 3] te zijn gekomen. Medeverdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] waren daar al. Even later kwam verdachte ook. Verdachte kwam toen op het idee om ’ [Slachtoffer 5] te overvallen. Hij zei dat het daar niet zo druk was. Er is in het schuurtje onder meer nagedacht over de taakverdeling; wie er naar binnen zouden gaan en wie er op de uitkijk zouden staan, hoe ze het zouden gaan doen en hoe de wapens en kleren zouden worden geregeld en dat de buit zou worden verdeeld. [Medeverdachte 1] zei meteen dat hij het wel wilde doen. Verdachte, [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] wilden niet naar binnen gaan, maar wilden wel dat de overval werd gepleegd. [Medeverdachte 2] heeft aangegeven dat hij ook naar binnen zou gaan. Vervolgens is iedereen naar huis gegaan om te eten. [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] hebben toen andere kleren aangetrokken. Hierna is [Medeverdachte 2] weer naar het schuurtje van [Medeverdachte 3] teruggegaan. [Medeverdachte 1] heeft zelf het vuurwapen geregeld, terwijl [Medeverdachte 2] het vuurwapen kreeg van [Medeverdachte 3] . Dit was geen echt wapen. [Medeverdachte 2] had een wit masker en [Medeverdachte 1] een bivakmuts. Verdachte zei dat hij op de uitkijk ging staan. Zij liepen met z’n allen naar de friettent toe. [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] bleven achter in het paadje naast de friettent. Eenmaal in het steegje aangekomen, stond verdachte op de uitkijk. Verdachte zei “de kust is clear”. [Medeverdachte 2] had in het steegje de revolver in zijn rechterhand en het masker al op. Hij wilde stoppen. Verdachte bleef echter maar pushen. Hij zei: “je kan nu niet meer stoppen.”. Toen bezweek [Medeverdachte 2] . [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] gingen vervolgens de frietzaak binnen. [Medeverdachte 1] liep voorop en deed het woord. [Medeverdachte 1] zei: “geef geld, geef geld, geef geld”. [Medeverdachte 1] sloeg ook met het vuurwapen op de vitrine. [Medeverdachte 2] richtte het wapen op de vrouw achter de toonbank. Zij pakte het geld en gaf het aan [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] [Medeverdachte 2] rende vervolgens naar het steegje waar de anderen stonden. [Medeverdachte 1] kwam even later ook naar buiten. Daar zag [Medeverdachte 2] verdachte, [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 3] . Verdachte heeft de overval gefilmd. Hij heeft het filmpje aan [Medeverdachte 2] laten zien. [9]
[Medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte [Slachtoffer 5] wilde overvallen, omdat verdachte ruzie had met de eigenaar. Verdachte had voor [Medeverdachte 1] een vuurwapen en een bivakmuts geregeld, die [Medeverdachte 1] bij iemand moest ophalen. [Medeverdachte 2] heeft een vuurwapen van [Medeverdachte 3] gekregen. [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] droegen de vuurwapens toen zij de cafetaria inliepen. [Medeverdachte 2] droeg een masker en [Medeverdachte 1] een bivakmuts. [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] riepen toen “geld, geld”. [Medeverdachte 1] heeft vervolgens geld uit de geldla gepakt. Verdachte heeft de overval staan filmen. [10]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op tweede kerstdag in de schuur bij [Medeverdachte 3] zat. [11] Het idee voor de overval op [Slachtoffer 5] is bij [Medeverdachte 3] in de schuur ontstaan. Verdachte, [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 1] [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] waren in de schuur aanwezig. Verdachte had ruzie met de cafetaria. Iedereen liep die avond richting [Slachtoffer 5] . [12] [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] gingen daadwerkelijk de overval plegen. [Medeverdachte 2] had een wit masker op en [Medeverdachte 1] had een bivakmuts op. In de schuur hebben ze het nog even over de bivakmuts en het masker gehad. Verdachte heeft de overval gefilmd. [13] Hij stond in het zijpaadje, precies op de hoek. Daar kon hij alles duidelijk zien. [14]
Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard dat het telefoonnummer [Telefoonnummer] van hem is. [15] Blijkens een tapgesprek op 19 januari 2017 tussen verdachte met het telefoonnummer [Telefoonnummer] en een ander spreekt verdachte over mensen een overval laten plegen bij [Slachtoffer 5] en dat die mensen maar € 35,- buit hebben gemaakt. [16]
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat aangever [Slachtoffer 6] door bedreiging met geweld is gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en dat er een geldbedrag van [Slachtoffer 6] is gestolen.
De vraag waar de rechtbank zich thans voor ziet gesteld, is of verdachte als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt. In dit kader wijst de rechtbank op het arrest dat de Hoge Raad op 2 december 2014 (ECLI:NL:2014:3474) heeft gewezen. De Hoge Raad heeft in dit arrest overwogen dat in het geval van medeplegen sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte degene was die met het idee voor de overval op de cafetaria is gekomen. Hij had namelijk ruzie met de eigenaar van de cafetaria. Voorafgaand aan de overval heeft in de schuur van [Medeverdachte 3] tussen [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 1] [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 4] en verdachte een voorbespreking plaatsgevonden, waarbij plannen zijn gemaakt. Zo is er een taakverdeling afgesproken en is er nagedacht over de benodigde spullen en de verdeling van de buit. Verdachte heeft vervolgens het wapen en de bivakmuts voor [Medeverdachte 1] geregeld. Ook ging hij met de medeverdachten mee naar de plaats waar de overval moest plaatsvinden. Verdachte heeft vervolgens aangegeven wanneer “de kust clear” was en [Medeverdachte 2] gepusht om de overval te plegen. Hij heeft net buiten de cafetaria op de uitkijk gestaan toen de overval daadwerkelijk werd gepleegd. Verdachte heeft gezien dat [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] een vuurwapen hadden, dat [Medeverdachte 2] een wit masker droeg en dat [Medeverdachte 1] een bivakmuts droeg. Daarbij heeft hij de overval gefilmd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dit feit. Verdachte heeft verklaard dat hij geen actieve bijdrage heeft gehad bij de voorbereiding en uitvoering van de overval. De rechtbank volgt deze verklaring niet nu de gedetailleerde verklaring van [Medeverdachte 2] wordt ondersteund door de verklaring van [Medeverdachte 1] en het tapgesprek. Daar komt bij dat zowel [Medeverdachte 2] als [Medeverdachte 1] zichzelf belasten in hun verklaringen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest om van medeplegen te kunnen spreken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [Slachtoffer 6] onder bedreiging met geweld heeft gedwongen een geldbedrag af te geven en dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van [Slachtoffer 6] heeft gestolen, zoals is ten laste gelegd.
Feit 2
Op 10 januari 2017 sprak aangever [Medeverdachte 1] in Bergen op Zoom met verdachte af. Verdachte was op dat moment onder meer samen met medeverdachte [Medeverdachte 5] . Toen [Medeverdachte 1] op aangeven van verdachte met verdachte en [Medeverdachte 5] meeliep, voelde [Medeverdachte 1] dat verdachte hem bij zijn nek vastpakte. [Medeverdachte 1] voelde dat [Medeverdachte 5] zijn telefoon uit zijn handen trok. Toen verdachte [Medeverdachte 1] vast had bij zijn nek zag en voelde [Medeverdachte 1] dat [Medeverdachte 5] [Medeverdachte 1] meerdere keren opzettelijk met kracht met een tot vuist gebalde hand op zijn achterhoofd sloeg. [Medeverdachte 1] voelde hierdoor pijn en had hierdoor een zwelling op zijn achterhoofd. Toen verdachte [Medeverdachte 1] losliet zei verdachte “Nu ga je thuis waardevolle spullen voor ons pakken”. [Medeverdachte 5] zei: “Als je dat niet doet of als je ons belazert dan pakken we je harder aan met geweld en vuurwapens en je familie ook.” [Medeverdachte 1] is hierop met verdachte naar zijn woning gelopen. Verdachte is buiten blijven wachten, terwijl [Medeverdachte 1] uit de woning een aantal sieraden pakte en aan verdachte gaf. Verdachte zei dat hij het niet genoeg vond, waarop [Medeverdachte 1] opnieuw naar binnen is gegaan om Xbox-spellen te pakken. [17]
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [Naam 8] op 10 januari 2017 een verdikking op het achterhoofd van [Medeverdachte 1] gevoeld en heeft hij gezien dat het een blauwe plek betrof. [18]
Medeverdachte [Medeverdachte 5] heeft bij de politie verklaard dat hij had afgesproken met [Naam 9] , verdachte en [Medeverdachte 1] Op enig moment kreeg [Medeverdachte 5] ruzie met [Medeverdachte 1] [Medeverdachte 5] heeft [Medeverdachte 1] een klap tegen zijn hoofd gegeven. Verdachte trok [Medeverdachte 1] naar de grond. Hij pakte het hoofd van [Medeverdachte 1] en gooide hem zo naar beneden. [Medeverdachte 5] hoorde dat verdachte tegen [Medeverdachte 1] zei dat [Medeverdachte 1] zijn spullen moest geven en daarna zou [Medeverdachte 1] spullen moeten gaan halen thuis. Verdachte liet later de spullen aan [Medeverdachte 5] zien. Het ging om een telefoon, Xbox-spellen en kettinkjes. [19]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het telefoonnummer [Telefoonnummer] van hem is. [20]
Uit het tapgesprek op 11 januari 2017 tussen verdachte met het telefoonnummer [Telefoonnummer] en een ander komt naar voren dat verdachte tegen die ander zegt: “zorg dat die spullen vandaag nog weg zijn maat. (…) Want anders zijn we zwaar de lul, dan komen ze een inval doen”. [21] Uit het tapgesprek op 14 januari 2017 tussen verdachte met het telefoonnummer [Telefoonnummer] en een ander komt naar voren dat verdachte aan die ander vraagt of zij naar de put wil gaan en kijken of ze hem open kan krijgen. De ander zegt dat zij die telefoon er echt niet uit gaat vissen. [22]
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte samen met [Medeverdachte 5] op 10 januari 2017 [Medeverdachte 1] heeft bestolen en heeftafgeperst. De rechtbank volgt verdachte niet in zijn betoog dat hij bij [Medeverdachte 5] en [Naam 9] thuis was en dat hij niets met dit feit te maken had. Deze verklaring wordt niet ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte met een ander [Medeverdachte 1] middels geweld heeft bestolen van een Samsung Galaxy SIII-telefoon en [Medeverdachte 1] middels geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van sieraden en Xbox-spellen, zoals is ten laste gelegd.
Inzake parketnummer 02/800073-17
Feit 1
Op 31 januari 2017 liep [Slachtoffer 7] in de Vlierstraat te Bergen op Zoom. Op een gegeven moment voelde zij dat iemand haar van achteren vastpakte, haar naar de grond toeduwde en in een houdgreep vastpakte. [Slachtoffer 7] zag dat de persoon die dit bij haar deed verdachte betrof. Hierna pakte verdachte haar tas en rukte deze van haar schouder af. In haar tas zaten onder andere een telefoon, een portemonnee en geld. [Slachtoffer 7] heeft hierbij onder andere pijn opgelopen aan haar knie. Haar rechterknie is licht geschaafd. [23]
[Slachtoffer 7] is op 2 februari 2017 onderzocht door een huisarts, die bij haar heeft vastgesteld dat sprake is van gekneusde ribben en een hematoom/kneuzing aan de rechterknie. [24]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de tas van [Slachtoffer 7] heeft weggerukt. In de tas zaten onder andere een telefoon, een portemonnee en geld. [25]
Gelet op de vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Slachtoffer 7] onverhoeds van achteren heeft benaderd, heeft vastgepakt en haar naar de grond heeft geduwd. Hij heeft haar in een houdgreep vastgepakt en vervolgens met kracht de tas van haar schouder gerukt, zoals ten laste is gelegd. De rechtbank volgt verdachte niet in zijn betoog dat hij enkel de tas van [Slachtoffer 7] heeft weggerukt en dat hij de overige geweldshandelingen niet heeft gebruikt. De door aangeefster genoemde geweldshandelingen worden immers bevestigd door de geneeskundige verklaring.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2017 [26] ;
- de aangifte van [Slachtoffer 8] [27] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Inzake parketnummer 02/665278-17
1.
hijop een
of meertijdstip
penin
of omstreeksde periode van 1 november 2016 tot en met 2 januari 2017 te Bergen op Zoom
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening in
/uiteen woning
(gelegen aan de [Straatnaam 1]
)heeft weggenomen een
of meergeldbedrag
(en)en
/ofeen aantal sieraden
, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
2.
hijin
of omstreeksde periode van 26 december 2016 tot en met 27 december 2016 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een groot aantal trays met energydrank en
/ofknakworsten en
/ofkoffie en
/of een of meerdozen eieren en
/ofkoekjes
, in elk geval enig(e) goed(eren),heeft weggenomen
, geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en
/ofzijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
3.
subsidiair:
hijin
of omstreeksde periode van 28 november 2016 tot en met 5 januari 2017 te Bergen op Zoom, een goed, te weten een fiets (Vogue Transporter) heeft
verworven,voorhanden gehad
, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving enhet voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Inzake parketnummer 02/820035-17
1.primair:
hijop
of omstreeks26 december 2016 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 5]
(gevestigd aan de [Straatnaam 2]
)en/of [Slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
/of
met het oogmerk om zich en
/of eenander
enwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [Slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 5]
(gevestigd aan de [Straatnaam 2]
)en/of [Slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,met dat opzet met een bivakmuts over het gezicht en
/ofmet een
(wit
)masker en
/ofcapuchon over het hoofd
/gezicht, althans met gezichtsverhullende kledingen
/ofmet
een pistool, althans met een vuurwapen, in elk geval meteen op een vuurwapen gelijkend voorwerp [Slachtoffer 5] heeft
/hebbenbetreden en
/ofdat
pistool, althans vuurwapen, in elk geval eendaarop gelijkend voorwerp op
/tegendie [Slachtoffer 6] heeft
/hebbengericht en
/ofgericht heeft
/hebbengehouden en
/ofdie [Slachtoffer 6] de woorden heeft
/hebbentoegevoegd -zakelijk weergegeven- dat zij geld moest geven
, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hijop
of omstreeks10 januari 2017 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung Galaxy SIII)
en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer spel(len) (Xbox), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Medeverdachte 1]
en/of [Naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [Medeverdachte 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
/of
met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [Medeverdachte 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
een telefoon (merk Samsung Galaxy SIII) en/of een of meersiera
(a)d
(en
)en
/of een of meerspel
(len
)(Xbox),
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Medeverdachte 1]
en/of [Naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met dat opzet die [Medeverdachte 1]
(met kracht
)bij zijn nek heeft
/hebbenvastgepakt en
/of een telefoon uit de handen van die [Medeverdachte 1] heeft/hebben gepakt/getrokken en/of meermalen, althans eenmaal,met gebalde vuist
(en)op het
(achter)hoofd van die [Medeverdachte 1] heeft
/hebben geslagen/gestompt en
/ofdie [Medeverdachte 1]
(dreigend
)de woorden heeft
/hebbentoegevoegd: “nu ga je thuis waardevolle spullen voor ons pakken” en
/of“als je dat niet doet of als je ons belazerd dan pakken we je harder aan met geweld en vuurwapens en je familie ook”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Inzake parketnummer 02/800073-17
1.
hijop
of omstreeks31 januari 2017 te Bergen op Zoom
, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,op de openbare weg de Vlierstraat
en/of de Esdoornstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(hand)tas
(met inhoud
), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 7] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [Slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat hij, verdachte,
en/of één van zijn mededader(s),
die [Slachtoffer 7] onverhoeds van achteren heeft
/hebbenbenaderd en
/ofvastgepakt en
/of (vervolgens
)die [Slachtoffer 7] naar de grond heeft
/hebbengeduwd
/gegooiden
/of (in een
houdgreep) (met kracht)heeft
/hebbenvastgepakt en
/of (vervolgens
) (met kracht
)voornoemde
(hand)tas van de schouder
(s)van die [Slachtoffer 7] heeft
/hebbengerukt
/getrokken;
2.
hijin
of omstreeksde periode van 20 januari 2017 tot en met 31 januari 2017 te Bergen op Zoom
, althans in Nederland,opzettelijk een identiteitskaart en
/ofrijbewijs en
/ofeen sleutel (Mercedes)
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Slachtoffer 8] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk
(e
)goed
(eren
)verdachte had gevonden en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring, middels cursief verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 324 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden:
- meewerken aan de inzet van behandeling binnen forensisch polikliniek het Dok, of een soortgelijke instelling;
- meewerken aan de ingezette hulpverleningslijn vanuit de jeugdreclassering, gericht op een begeleid wonen traject;
- meewerken aan de begeleiding van Opendoor;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Stichting Jeugdbescherming Brabant te
Roosendaal de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het jeugdreclasseringstoezicht.
Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 200 uur te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de door de officier van justitie gevorderde sanctie passend is. Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde sanctie refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte is veranderd en moet de kans krijgen zich te bewijzen. Verdachte heeft een doel gevonden in zijn leven. Hij werkt op de vaart en besteedt veel tijd aan zijn hobby vissen. Het verblijf van verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis in de justitiële jeugdinrichting heeft veel indruk gemaakt. Indien de rechtbank ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 02/820035-17 niet tot een bewezenverklaring komt kan een lagere werkstraf worden opgelegd. Een voorwaardelijke jeugddetentie is een goede stok achter de deur. De verdediging kan zich tevens vinden in de gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven feiten in een periode van drie maanden. Verdachte heeft verschillende goederen gestolen in een woning van mensen die hem kenden en die hem hebben opgevangen in een voor hem moeilijke tijd. Voorts heeft verdachte verschillende goederen gestolen uit de winkel waar zijn vader werkzaam is. Verdachte heeft een gestolen fiets gekocht. Verdachte heeft samen met anderen een overval op een cafetaria gepleegd. Hij heeft iemand afgeperst en daarnaast heeft verdachte een straatroof gepleegd en heeft hij goederen verduisterd. Het spreekt voor zich dat de op deze manier uitgevoerde feiten op de slachtoffers een grote impact moeten hebben gehad. Verdachte heeft onvoldoende stilgestaan bij de zeer nare gevolgen voor de slachtoffers. Het gemak waarmee verdachte de ernstig te achten feiten heeft gepleegd, geeft een zeer zorgelijk beeld van verdachte. De rechtbank acht het bovendien zeer kwalijk dat verdachte binnen een relatief korte periode meerdere ernstige feiten heeft gepleegd.
Naast de ernst en de hoeveelheid van de feiten heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening gehouden met het rapport van psycholoog Breuker van 24 juli 2017. In dit rapport wordt omschreven dat bij verdachte een ernstige normoverschrijdende gedragsstoornis met beperkte prosociale emoties is vastgesteld, beginnende in de adolescentie. Daarnaast is sprake van een leerstoornis, een matige stoornis in cannabisgebruik in remissie en een zwakbegaafd verbaal vermogen, werkgeheugen en verwerkingssnelheid. Geadviseerd wordt verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Voorts wordt geadviseerd om het huidige ambulante zorgkader voort te zetten, te weten een zo lang mogelijk durend toezicht en elektronisch toezicht in combinatie met een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek en opvoedondersteuning aan de ouders. Het behandel- en begeleidingstraject kan aan verdachte worden opgelegd in een voorwaardelijk strafkader.
Verder heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf meegewogen het rapport van de jeugdreclassering van 10 augustus 2017 en de toelichting hierop ter zitting. Verdachte laat de afgelopen zes maanden een positieve ontwikkeling zien. Hij zet zich in op het werk bij de schipper, ook op dagen dat hij extra kan werken. Verdachte is gemotiveerd voor een opleiding binnen de scheepvaart. Er is sprake van een gunstig toekomstperspectief. Verdachte heeft een positieve vrijetijdsbesteding en ook de thuissituatie is verbeterd. De jeugdreclassering adviseert verdachte een werkstraf en een voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dit betekent meewerken aan begeleiding of training door Stichting Opendoor en/of een andere instelling en daarnaast passend meewerken aan begeleid wonen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf bovendien meegewogen het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 augustus 2017 en de toelichting hierop ter zitting. De omstandigheden rondom verdachte ten tijde van de delict situaties waren slecht. Hij had voor zijn gevoel niets meer te verliezen. Verdachte is daarbij een kwetsbare jongen met een beneden gemiddelde intelligentie. De kans op recidive wordt door de Raad als hoog ingeschat. Verdachte heeft in de afgelopen periode wel een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De Raad adviseert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de inzet van behandeling binnen forensisch polikliniek het Dok of een soortgelijke instelling, aan de ingezette hulpverleningslijn vanuit de jeugdreclassering, gericht op een begeleid wonen-traject, en aan de begeleiding van Stichting Opendoor.
Ook heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de straffen die aan de medeverdachten van verdachte ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 02/820035-17 worden opgelegd.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusie van de psycholoog ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en neemt deze conclusie over.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een jeugddetentie passend en geboden is. Wel ziet de rechtbank aanleiding een groot deel hiervan voorwaardelijk op te leggen en het onvoorwaardelijk deel gelijk te laten zijn aan het voorarrest. Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf op zijn plaats. In de omstandigheden dat verdachte in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en gelet op de strafoplegging in soortgelijke zaken, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere jeugddetentie op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal dan ook aan verdachte opleggen een jeugddetentie van 240 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 204 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden:
- meewerken aan de inzet van behandeling binnen forensisch polikliniek het Dok, of een soortgelijke instelling;
- meewerken aan de ingezette hulpverleningslijn vanuit de jeugdreclassering, gericht op een begeleid wonen traject;
- meewerken aan de begeleiding van Opendoor. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een werkstraf van 200 uur.
Gelet op de onderhavige bewezenverklaarde feiten, de problematiek van verdachte en het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uitgeoefende toezicht dadelijk uitvoerbaar is.

7.De benadeelde partijen

Inzake parketnummer 02/665278-17
Feit 1
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] vordert een materiële schadevergoeding van € 2.450,-, bestaande uit € 1.000,- voor het gouden collier, € 100,- voor de naamketting van haar kleindochter en € 1.350,- contant geld. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 475,- (bestaande uit € 420,- die [Naam 10] te Bergen op Zoom voor de sieraden heeft betaald en een geldbedrag van € 55,- dat volgens verdachte is gestolen) een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag, bij gebrek aan onderbouwing, onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Inzake parketnummer 02/800073-17
Feit 1
De benadeelde partij [Slachtoffer 7] vordert een materiële schadevergoeding van € 10.000,- en een immateriële schadevergoeding € 1.000,-. Het materiële gevorderde bedrag acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 350,- een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering daarom voor dat deel afwijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot het voorwerp. Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met het algemeen belang.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 30 uur subsidiair 15 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 12 februari 2015 in de zaak met parketnummer 02/278682-14 ten uitvoer zal worden gelegd en dat de voorwaardelijke straf van 60 uur subsidiair 30 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 15 september 2015 in de zaak met parketnummer 02/800181-15 ten uitvoer zullen worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 36b, 36c, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77ma, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77dd, 77gg, 310, 311, 312, 317, 321, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan
het onder parketnummer 02/665278-17 feit 3 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Inzake parketnummer 02/665278-17
feit 1:Diefstal;
feit 2:Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3:subsidiair: Opzetheling;
Inzake parketnummer 02/820035-17
feit 1:primair: Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Inzake parketnummer 02/800073-17
feit 1:Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2:Verduistering;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 240 dagen;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze jeugddetentie groot 204 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte meewerkt aan zijn behandeling binnen forensisch polikliniek het Dok of een soortgelijke instelling;
* dat verdachte meewerkt aan de ingezette hulpverleningslijn vanuit de jeugdreclassering;
* dat verdachte meewerkt aan de begeleiding van Stichting Opendoor;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Roosendaal, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
100 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: PL2000-2017023525-1708718;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 12 februari 2015 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/278682-14
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 30 uur subsidiair 15 dagen jeugddetentie;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 15 september 2015 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/800181-15
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[Slachtoffer 1]van
€ 475,-, ter zake van
materiële schadeen vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;(BP.06)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[Slachtoffer 7]van
€ 350,-ter zake van
immateriële schadeen vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 31 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;(BP.06)
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij ter zake van
immateriële schadevoor het overige wordt afgewezen;
- verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de
materiële schadevan de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen jeugddetentie:
- benadeelde partij
[Slachtoffer 1](feit 1 onder parketnummer 02/665278-17),
€ 475,-, 9 dagen vervangende jeugddetentie, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- benadeelde partij
[Slachtoffer 7](feit 1 onder parketnummer 02/800073-17),
€ 350,-, 7 dagen vervangende jeugddetentie, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 31 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;(BP04A)
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Huiskamp, voorzitter, mr. Peters en mr. Fleskens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Saelman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 oktober 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2017050623 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 134 (hierna te noemen eindproces-verbaal 1) of van het eindproces-verbaal met dossiernummers PL2000-2017003662 en PL2017007496 van de regionale politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 779 (hierna te noemen eindproces-verbaal 2) of van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2017047345 van de regionale politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 177 (hierna te noemen eindproces-verbaal 3).
2.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] , pagina’s 31 tot en met 32 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 2] , pagina's 39 tot en met 40 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 29 augustus 2017.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 9] , pagina 88 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 4] , pagina’s 109 tot en met 110 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 114 tot en met 116 van voornoemd eindproces-verbaal 1.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 6] , pagina’s 429 tot en met 430 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 2] , pagina’s 366 tot en met 372 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 1] , pagina’s 176 tot en met 180 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 51 tot en met 53 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 67 tot en met 68, pagina 70 tot en met 71 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 51 tot en met 53 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 58 tot en met 59 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 61 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
16.Het proces-verbaal van belangrijke tapgesprekken, pagina 502 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [Medeverdachte 1] , pagina’s 663 tot en met 666 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 698 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
19.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Medeverdachte 5] , pagina’s 271 tot en met 273 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 61 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
21.Het geschrift, te weten de weergave van een tapgesprek, pagina 325 van voornoemd eindproces-verbaal 2.
22.Het proces-verbaal van belangrijke tapgesprekken, pagina 502 van voornoemd eindproces-verbaal 3.
23.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 7] , pagina’s 82 tot en met 83 van voornoemd eindproces-verbaal 3.
24.Het geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring, pagina 90 van voornoemd eindproces-verbaal 3
25.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 29 augustus 2017.
26.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 29 augustus 2017.
27.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 8] pagina’s 174 tot en met 175 van voornoemd eindproces-verbaal 3