In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965 te Tilburg, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verdovende middelen en vuurwapens. Tijdens de zitting op 24 februari 2017 hebben de officier van justitie, mr. Koning, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 500 gram MDMA en een (semi)automatisch vuurwapen, te weten een Kalasjnikov met munitie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 19 mei 2016 in de schuur bij de woning van de verdachte een tas met een Kalasjnikov en een hoeveelheid op amfetamine gelijkende stof werd aangetroffen. De verdachte was op dat moment niet aanwezig op zijn woonadres. De schuur was vrij toegankelijk en er werd geen match gevonden tussen de vingerafdrukken van de verdachte en die op de inbeslaggenomen goederen. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en de verdovende middelen.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is besloten dat de in beslag genomen voorwerpen onttrokken worden aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis is uitgesproken in openbare zitting.