ECLI:NL:RBZWB:2017:890

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
4900375 CV EXPL 16-1701
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtinbreuk door gebruik van disclaimer zonder toestemming

In deze zaak vordert eiser, de maker van een disclaimer, betaling van handhavingskosten van gedaagde, die de disclaimer op zijn website heeft geplaatst zonder de gebruiksvoorwaarden in acht te nemen. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk maakt op zijn auteursrecht en vordert een bedrag van € 962,00, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij niet op de hoogte was van de auteursrechtelijke bescherming van de disclaimer. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser, maar dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat gedaagde eerdere communicatie heeft ontvangen. Hierdoor wordt eiser slechts een deel van de gevorderde kosten toegewezen, namelijk € 148,56, met wettelijke rente vanaf 7 maart 2016. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De kantonrechter wijst de overige vorderingen van eiser af en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Breda
zaak/rolnr.: 4900375 CV EXPL 16-1701
vonnis d.d. 1 februari 2017
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [adres]
,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 7 maart 2016 met producties;
b. de conclusie van antwoord;
c. de conclusie van repliek;
d. de conclusie van dupliek.

2.Het geschil

2.1
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 962,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
2.2
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist, staat tussen partijen het volgende vast:
- [eiser] biedt via de website www.freedisclaimer.eu een door hem geschreven disclaimer aan. Deze disclaimer is gratis te gebruiken als aan de daarbij gestelde gebruiksvoorwaarden wordt voldaan;
- [gedaagde] heeft de disclaimer op zijn site geplaatst zonder de door [eiser] gestelde gebruiksvoorwaarden in acht te nemen;
- op 26 januari 2016 is er telefonisch contact geweest tussen partijen. Hierop heeft [eiser] per e-mailbericht de inhoud van het gesprek bevestigd;
- per e-mailbericht van 26 januari 2016 deelt [gedaagde] onder andere mede dat, voor die datum, geen e-mailberichten of brieven zijdens [eiser] zijn ontvangen;
- op 9 februari 2016 bericht [eiser] per e-mailbericht aan [gedaagde] dat hij op 5 februari 2016 heeft geconstateerd dat de disclaimer is verwijderd. Hij sommeert [gedaagde] de door hem gemaakt kosten van (inmiddels) een bedrag van € 958,95 te voldoen.
3.2
[eiser] stelt dat [gedaagde] zijn auteursrecht heeft geschonden en vordert betaling van de handhavingskosten ter hoogte van een bedrag van € 962,00 (inclusief buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente, proces- en nakosten. Hij voert aan dat de door hem geschreven disclaimer door [gedaagde] op haar site is gebruikt zonder de gebruiksvoorwaarden in acht te nemen. [eiser] stelt dat hij op 1 december 2015, 14 december 2015, 28 december 2015 en 8 januari 2016 e-mailberichten heeft verzonden naar het e-mailadres [gedaagde] @ [naam] met de mededeling dat op de website van [gedaagde] de disclaimer in strijd met het auteursrecht wordt gebruikt. [eiser] verzoekt [gedaagde] om een copyright notice te plaatsen, dan wel de tekst van haar website te verwijderen. Op 14 januari 2016 heeft [eiser] een brief verzonden aan [gedaagde] , per reguliere post naar het kantooradres van [gedaagde] en per e-mail naar het adres [naam] , waarin [gedaagde] wordt gesommeerd onmiddellijk te stoppen met inbreuk te maken op het auteursrecht van [eiser] , binnen zeven dagen na dagtekening van de brief een bedrag van € 693,67 aan [eiser] te voldoen en een onthoudingsverklaring te tekenen. [eiser] stelt dat de door hem gemaakte kosten er uiteindelijk toe hebben geleid dat in ieder geval op 5 februari 2016 de disclaimer van de website van [gedaagde] was verwijderd. Deze bedragen, inclusief buitengerechtelijke kosten, in totaal € 962,00 zijn gebaseerd op een uurtarief van € 295,00 exclusief btw en kantoorkosten. De e-mailberichten en brieven zijn vanaf begin december 2015 alle naar de door [gedaagde] gebruikte adressen gezonden, zodat het niet aannemelijk is dat de brieven en e-mails tot 26 januari 2016 niet door haar zijn ontvangen. [gedaagde] is dan ook alle gevorderde kosten verschuldigd.
3.3
[gedaagde] voert aan dat zij niet doorhad dat zij het auteursrecht van [eiser] schond. Immers, de website waar de disclaimer op staat is misleidend, zodat het auteursrecht zijdens [eiser] geschonden kan worden zonder dat de gebruiker dit door heeft. Bovendien is de disclaimer al meerdere malen gebruikt, zodat deze feitelijk als algemeen goed kan worden aangemerkt. De e-mailberichten en brieven van voor 26 januari 2016 zijn, hoewel deze naar adressen van [gedaagde] lijken te zijn gestuurd, niet door haar ontvangen. [eiser] heeft voorts geen bewijs geleverd dat deze door [gedaagde] zijn ontvangen. Het ligt ook niet voor de hand dat [gedaagde] niet op die brieven en e-mailberichten zou reageren, nu zij (financieel) belang heeft bij het tijdig reageren op de sommaties van [eiser] . Na het contact op 26 januari 2016 is de disclaimer binnen 24 uur verwijderd. [gedaagde] is dan ook van mening dat onterecht kosten in rekening gebracht worden. Tot slot vraagt zij maatregelen te nemen om [eiser] ervan te weerhouden represailles richting haar te nemen en vraagt [gedaagde] [eiser] in de kosten te veroordelen.
3.4
De kantonrechter overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat op de website van [gedaagde] een kopie van de disclaimer was opgenomen die is gepubliceerd op www.freedisclaimer.eu. Op laatstgenoemde website staat vermeld dat [eiser] auteur en uitgever is van de disclaimer, zodat, nu dit ook niet weersproken wordt door [gedaagde] , er aan [eiser] auteursrecht toekomt. Immers, de gebruikte woorden en opmaak van (de tekst van) de disclaimer is het gevolg van creatieve keuzes. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de vorm van de disclaimer is ontleend aan een ander werk. Het voorgaande betekent dat [eiser] het uitsluitend recht heeft de disclaimer openbaar te maken en te verveelvoudigen en aan het gebruik door derden voorwaarden te verbinden. Dat de disclaimer mogelijk al meerdere malen is gekopieerd door diverse partijen doet aan het voorgaande niet af, nu dit geen afbreuk doet aan het auteursrecht van [eiser] .
3.5
Voorts staat ook tussen partijen vast dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de voorwaarden, die [eiser] stelt aan het gebruik van de disclaimer. Dit betekent dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser] en dat [gedaagde] daardoor schadeplichtig is. [eiser] vordert echter geen schade, maar hij vordert de handhavingskosten op grond van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.6
In artikel 1019h Rv is opgenomen dat de in het ongelijk gestelde partij, desgevorderd, in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten van de wederpartij wordt veroordeeld, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Nu, zoals hiervoor overwogen, is komen vast te staan dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser] , is er ruimte om [gedaagde] in de werkelijke gemaakte buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten te veroordelen. Daarbij is, naar het oordeel van de kantonrechter, echter het volgende van belang.
3.7
[gedaagde] heeft de ontvangst van de e-mailberichten in de periode tussen 1 december 2015 en 8 januari 2016 en de daaropvolgende brief van 14 januari 2016 gemotiveerd betwist, zodat het aan [eiser] is te stellen en te onderbouwen dat deze stukken ex artikel 3:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW) door [gedaagde] zijn ontvangen. [eiser] heeft enkel gesteld dat hij de e-mailberichten en brief heeft gezonden naar door [gedaagde] gehanteerde adressen en dat het daarmee onaannemelijk is dat [gedaagde] de stukken niet heeft ontvangen. Dit is, naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende om voldoende onderbouwd te stellen dat [gedaagde] deze ook heeft ontvangen, zodat niet in rechte is komen vast te staan dat [gedaagde] deze heeft ontvangen. Het voorgaande betekent dat [eiser] enkel de vanaf 26 januari 2016 gemaakte kosten in rekening mag brengen, te weten (½ uur x € 295,00 per uur x 1,06 kantoorkosten =) € 148,56. Uit de door [eiser] overgelegde declaratie blijkt dat hij geen btw vordert over de door hem gemaakte kosten, zodat geen btw in rekening zal worden gebracht.
3.8
De daarnaast gevorderde buitengerechtelijke incassokosten dienen te worden afgewezen. Die kosten liggen al besloten in voornoemde kostenvergoeding. Bovendien is niet gesteld of gebleken van verdere buitengerechtelijke werkzaamheden, dan de werkzaamheden waarop de declaratie ziet.
3.9
De wettelijke rente over het toegewezen bedrag is als niet weersproken toewijsbaar.
3.1
[gedaagde] heeft verzocht maatregelen te nemen tegen [eiser] , zodat de uitkomst van de onderhavige zaak niet tot represailles van [eiser] kan leiden. Zij heeft echter nagelaten (tijdig) een vordering in reconventie in te stellen. Bovendien heeft [gedaagde] geenszins aannemelijk gemaakt dat de angst daarvoor gegrond is, nu zij het schadeplichtig gebruik van de disclaimer heeft gestaakt. Dit verzoek wordt dan ook gepasseerd.
3.11
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt. Voor die beslissing is, naast het feit dat ieder van partijen deels in het ongelijk is gesteld, het volgende van belang.
3.12
Bij bezoek aan de website www.freedisclaimer.eu komt enkel de disclaimer in beeld met daaronder nadere informatie en een copyright notice van [eiser] . Onder de nadere informatie is de zin (inclusief hyperlink)
“Klikhierals u deze disclaimer op uw website wilt gebruiken.”opgenomen. Pas bij het doorklikken op “hier” komt de website van [eiser] in beeld, waar de gebruiksvoorwaarden staan vermeld. De kantonrechter overweegt dat het meer voor de hand ligt dat, als er gebruiksvoorwaarden zijn gekoppeld aan de disclaimer, deze ook op de site worden gepubliceerd waar de disclaimer op staat vermeld. Te meer, nu internet uitnodigt tot het overnemen van informatie, zonder daarbij in acht te nemen dat deze informatie auteursrechtelijk beschermd kan zijn, en nu het webadres van de website impliceert dat de disclaimer zonder nadere voorwaarden mag worden gebruikt. Door deze wijze van publiceren van de disclaimer, en dan met name gelet op het gebruikte webadres en het ontbreken van de gebruiksvoorwaarden op de hoofdsite, wordt er een grote kans op onbedoeld, dan wel onbewust, schadeplichtig gebruik gecreëerd. Nu vervolgens, zoals ook onder 3.7 is overwogen, door [eiser] niet is onderbouwd dat [gedaagde] een gedegen mogelijkheid is geboden de disclaimer kosteloos te verwijderen, is het naar het oordeel van de kantonrechter aannemelijk dat de proceskosten in de onderhavige zaak nodeloos zijn gemaakt.
3.13
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagde] niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt, zijnde een bedrag van € 15,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van een bedrag van € 68,00 indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 148,56, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 maart 2016 tot aan de dag van volledige betaling;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere de eigen proceskosten draagt;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de nakosten, welke voorwaardelijk worden begroot op een bedrag van € 15,00 voor het geval dat [gedaagde] gedurende 14 dagen na aanschrijving door [eiser] niet heeft voldaan aan de bij dit vonnis uitgesproken veroordeling, te vermeerderen met de betekeningkosten van een bedrag van € 68,00 indien het vonnis na die termijn is betekend;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.N.E. Meyboom en in het openbaar uitgesproken op
1 februari 2017.