ECLI:NL:RBZWB:2017:8900

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
02/665607-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kouwenhoven
  • A. Beudeker
  • J. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door onderwijzer met aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een onderwijzer die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige leerling. De verdachte, die als onderwijzer werkzaam was, stond terecht voor het plegen van ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige, in de periode van 13 juni 2007 tot en met 28 juni 2007. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 juli 2017, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht.

De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen, waaronder zoenen en het betasten van de borsten en vagina van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de handelingen die onder de eerste twee gedachtestreepjes van de tenlastelegging vielen, maar niet voor de overige handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie als leraar en dat er sprake was van een ongelijkwaardige verhouding tussen hem en de minderjarige.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontucht en heeft hem een taakstraf van 240 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 120 dagen bij niet-naleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten plaatsvonden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665607-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum en plaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsvrouw mr. J. Grabowksy, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 juli 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 13 juni 2007 tot en met 28 juni 2007 te Andel en/of Sleeuwijk en/of Nieuwendijk, althans in Nederland, als onderwijzer ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of
- met diens, verdachtes, schaamstreek (terwijl hij zijn kleren aan had) heen en weer bewogen tegen de billen/schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer] betast/gelikt en/of
- de vagina van [slachtoffer] met zijn vinger(s) gepenetreerd;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, het dagboek van aangeefster en berichten via de email gestuurd door verdachte aan aangeefster in de ten laste gelegde periode.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Door de verdediging is betoogd dat er geen sprake was van een situatie waarin aangeefster leerling van verdachte was. De tenlastegelegde periode betreft de periode nadat aangeefster feitelijk les van verdachte kreeg. Zij was al geslaagd, had haar cijferlijst al binnen en kreeg geen les meer van verdachte en zou dat ook niet meer gaan krijgen. Er was dus geen sprake meer van een minderjarige die aan de opleiding van verdachte was toevertrouwd. Er dient vrijspraak te volgen. Verder is er een aantal handelingen, zoals deze zijn ten laste gelegd, niet gepleegd en daarvan dient verdachte vrijgesproken te worden. Er is alleen gezoend tussen aangeefster en verdachte. Ook is betoogd dat in de dagboeken een aantal tegenstrijdigheden staat, waardoor aan de betrouwbaarheid van de inhoud daarvan moet worden getwijfeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 22 januari 2010 vond een informatief gesprek zeden plaats met getuige [getuige] . De heer [getuige] , algemeen directeur bij het ROC, was benaderd door de vader van een leerlinge. De vader vertelde hem dat zijn dochter (de latere aangeefster) van 2007 tot 2009 een seksuele relatie had gehad met een oud docent van haar, genaamd [verdachte] . [1] Op 28 januari 2010 werd de vader door de politie gehoord en hij heeft verklaard dat zijn dochter met haar leraar [verdachte] (later te noemen verdachte) naar bed is geweest. [2] Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 18 januari 2010 een gesprek heeft gehad met verdachte. Getuige [getuige] had hem gevraagd of hij een relatie met de latere aangeefster had gehad en verdachte had hem gezegd: “Ja, dat kun je wel zeggen.” Getuige [getuige] verklaarde dat hij op 21 januari 2010 nogmaals met verdachte sprak en dat verdachte zei dat de relatie met de latere aangeefster in 2007 in de examentijd rond haar zestiende verjaardag was begonnen. [3]
Op 28 maart 2016 deed aangeefster aangifte van seksueel misbruik door haar docent, [verdachte] . Zij heeft verklaard dat zij weleens thuis werd gebracht uit school door verdachte en dat zij hem toen had gekust op de mond. Bij haar huis heeft hij met haar gezoend. Zij moest herexamen doen. Dit herexamen vond plaats in het lokaal van verdachte en verdachte zat na het herexamen in het lokaal aan haar. Verdachte voelde tussen haar benen en bewoog tegen haar kruis aan, terwijl hij een stijve piemel had. Volgens aangeefster heeft verdachte toen gezegd dat het net seks was. [4] Aangeefster heeft bij een nader verhoor haar dagboek, msn-chatgesprekken en een aantal e-mails die door verdachte aan haar is gestuurd, aan de politie overgelegd. [5]
In haar dagboek heeft aangeefster geschreven dat zij op 14 juni 2007 bij de kippen en de konijnen met verdachte heeft gezoend nadat zij aan zijn shirt trok en hij zich omdraaide. Later die dag heeft hij haar op haar kamer geknuffeld en gekust. Aangeefster heeft tevens beschreven dat zij op 18 juni 2007 wiskunde herkanste en dat zij toen met verdachte tongzoende, dat zij voelde dat verdachte een stijve penis had en dat zij tegen elkaar aanreden. Aangeefster heeft verder in haar dagboek geschreven dat zij op 25 juni 20107 samen met verdachte naar de bioscoop was geweest en dat zij in de auto op de terugweg hadden gezoend, dat hij zei: “Kom joh naar de achterbank,” dat ze bovenop hem ging liggen en heftig met hem ging zoenen. In haar dagboek heeft aangeefster geschreven dat zij op 28 juni 2007 haar diploma ontving. [6]
Op 27 juni 2007 heeft verdachte aangeefster een berichtje gestuurd met de tekst “nu mag ik helemaal wel een extra grote zoen geven morgen bij de diploma-uitreiking.” [7]
Op 13 juni 2007 heeft een MSN gesprek plaatsgevonden tussen aangeefster en haar vriendin [getuige 2] waarin aangeefster tegen [getuige 2] zegt “Ik heb hem gekust.” Op 14 juni 2007 heeft aangeefster contact met [getuige 2] via msn waarin zij schrijft: “We hebben bij de konijnen gezoend, o echt gezoend.” [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster op school tegenkwam en haar naar huis heeft gebracht. Bij het weggaan heeft zij hem een kus gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij met aangeefster naar de film is geweest en daarna met haar heeft getongzoend, tegen haar aan heeft gelegen en met haar heeft geknuffeld. Na het herexamen wiskunde bleef aangeefster bij hem achter in zijn lokaal en is er ook gezoend en stonden zij dicht bij elkaar. Verdachte heeft aangegeven dat hij zich daarbij kan voorstellen dat aangeefster, omdat hij zo dicht bij haar was, zijn stijve penis heeft gevoeld. [9]
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan de rechtbank ligt allereerst de vraag voor of er in de ten laste gelegde periode van 13 juni 2007 tot en met 28 juni 2007 sprake was van een situatie waarin verdachte als onderwijzer ontucht pleegde met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige aangeefster. Door de verdediging is betwist dat dit het geval was en is betoogd dat aangeefster geen les meer van verdachte kreeg en dat zij feitelijk al geslaagd was voor haar opleiding. Zij was dus niet langer een leerlinge van verdachte en derhalve was er geen sprake meer van een relatie onderwijzer-leerlinge.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank stelt op grond van de verklaring van aangeefster en die van verdachte vast dat het herexamen op 18 juni 2007 plaatsvond in het lokaal van verdachte. Verdachte was tijdens dat examen aanwezig. Op dat moment was aangeefster, gelet hierop, nog steeds aan zijn opleiding toevertrouwd. Immers, verdachte was in de hoedanigheid van leraar in het lokaal aanwezig en aangeefster was daar op dat moment in de hoedanigheid van leerlinge aanwezig. Door de rechtbank kan dit niet anders worden beschouwd dan dat aangeefster op dat moment aan zijn opleiding was toevertrouwd. De rechtbank overweegt verder dat er tot 28 juni 2007 sprake was van een situatie waarin aangeefster aan de opleiding van verdachte toevertrouwd was, nu zij pas op 28 juni 2007 haar diploma kreeg.
Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting in combinatie met de aangifte, de dagboekaantekeningen en het msn-verkeer van aangeefster, de verklaring van getuige [getuige] en de vader van aangeefstere, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen datgene dat in de tenlastelegging onder gedachtestreepje 1 en 2 is weergegeven. Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en aangeefster hebben ge(tong)zoend in en bij de woning van de ouders van aangeefster. De rechtbank acht, gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting in combinatie met de dagboekaantekeningen en aangifte van aangeefster, verder wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en aangeefster met elkaar hebben getongzoend na het herexamen wiskunde in het klaslokaal van verdachte en dat zij dicht tegen elkaar hebben aangestaan, waarbij aangeefster de penis van verdachte heeft gevoeld. Dat verdachte daarbij heen en weer heeft bewogen tegen de billen/schaamstreek van aangeefster, acht de rechtbank gelet op haar duidelijke aangifte, alsmede haar dagboekaantekeningen hierover, eveneens wettig en overtuigend bewezen, temeer daar verdachte zelf heeft verklaard dat het voorstelbaar is dat zij zijn penis op dat moment zal hebben gevoeld. De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en aangeefster hebben getongzoend in de auto na het bioscoopbezoek op 25 juni 2007, zoals door aangeefster in haar aangifte is gesteld en haar dagboek is beschreven en waarover verdachte heeft verklaard dat dit heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor hetgeen onder gedachtestreepje 3 en 4 is tenlastegelegd. Verdachte heeft ontkend dat hij in de ten laste gelegde periode van 13 juni 2007 tot en met 28 juni 2007 de borsten, billen en vagina van aangeefster heeft betast en dat hij haar vagina met zijn vingers heeft gepenetreerd. Weliswaar worden deze handelingen in het dagboek van aangeefster beschreven en in de aangifte van aangeefster nogmaals genoemd. Dit betreft echter wel informatie afkomstig van één en dezelfde bron, te weten van aangeefster. Er is daarnaast geen bewijs in het dossier voorhanden dat haar verklaring op deze punten ondersteunt. Derhalve is er voor dit deel van de tenlastelegging onvoldoende wettig bewijs en zal de rechtbank verdachte voor dat deel vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op een of meer tijdstip(pen)in de periode van 13 juni 2007 tot en met 28 juni 2007 te Andel en/of Sleeuwijk en/of Nieuwendijk, althans in Nederland, als onderwijzer ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- die [slachtoffer] ge(tong)zoend en
/of
- met diens, verdachtes, schaamstreek terwijl hij zijn kleren aan had heen en weer bewogen tegen de billen/schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer] .
en/of
- de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer] betast/gelikt en/of
- de vagina van [slachtoffer] met zijn vinger(s) gepenetreerd;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de betoogde vrijspraak dient geen straf te worden opgelegd. Mocht er toch een straf worden opgelegd, dan is de eis van de officier van justitie veel te hoog. Verdachte heeft door wat er is voorgevallen twee keer van baan moeten wisselen en dit had grote consequenties voor hem en zijn gezin. Verdachte heeft geen strafblad en heeft een baan. Gelet op deze omstandigheden, dient geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd te worden. Een taakstraf, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf, is dan passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich als leraar gedurende twee weken, te weten van 13 juni 2007 tot en met 28 juni 2007, schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met aangeefster, zijnde zijn minderjarige leerlinge.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van de gezags- en vertrouwensrelatie die hij met zijn leerlinge had. Hij heeft niet alleen onvoldoende zakelijke distantie naar haar betracht, maar heeft zich (na verloop van tijd) volledig laten leiden door zijn eigen verlangens en gevoelens. Daarbij heeft hij geen, althans onvoldoende, acht geslagen op het feit dat er sprake was van een ongelijkwaardige verhouding tussen hem als leraar en zijn leerlinge en het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem en de pas 16-jarige aangeefster. Het handelen van verdachte heeft voor onrust gezorgd binnen de schoolgemeenschap waar hij werkte en heeft aangeefster destijds ook in een ongemakkelijke positie (ten opzichte van haar omgeving) gebracht. Uit de dossierstukken volgt daarnaast dat aangeefster het (later) zeer moeilijk heeft (gehad) met wat er gebeurd is.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de straffen die normaliter voor soortgelijke feiten worden opgelegd, het blanco strafblad van verdachte en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat de feiten 10 jaar geleden hebben plaatsgevonden. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat het leeftijdsverschil tussen hem en aangeefster erg groot was.
In verband met vermeld tijdsverloop en nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht de rechtbank het niet meer passend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf dient naar het oordeel van de rechtbank geen doel meer, gelet op dit tijdsverloop en de blanco documentatie van verdachte, die zich in de afgelopen jaren ook niet meer schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit. Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kouwenhoven, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Thielen, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 augustus 2017.
Mr. Kouwenhoven is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld het onderdeel van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2016076518 (onderzoek Dukinfield), van de politie Zeeland West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 192.
2.Het verslag informatief gesprek zeden, p. 28 en 29.
3.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 55.
4.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer] , p. 76, 78 en 87.
5.Het proces-verbaal verhoor van [slachtoffer] , p. 97 e.v.
6.De dagboekaantekeningen van [slachtoffer] , p. 140 t/m 144 en 146.
7.De email van verdachte aan [slachtoffer] d.d. 27 juni 2007, p. 107.
8.Het msn gesprek van [slachtoffer] met [getuige 2] , p. 177 en 183.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2017.