ECLI:NL:RBZWB:2017:8909

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
02/665145-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Peters
  • mr. Van Duuren
  • mr. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarig stiefkind met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarig stiefkind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 februari 2012 tot en met 6 juli 2014 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefkind, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De zaak kwam aan het licht toen het stiefkind op 5 juli 2014 aan haar moeder vertelde dat de verdachte bij haar in de slaapkamer kwam en aan haar zat. Na een informatief gesprek met zedenrechercheurs heeft het stiefkind verklaard dat de verdachte haar vagina had betast. De verdachte heeft tijdens een verhoor bevestigd dat hij de dochter van zijn partner had betast.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting geen verweer gevoerd en zich beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank heeft de negatieve houding van de verdachte meegewogen bij de strafoplegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het vertrouwen dat het stiefkind in de verdachte had.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665145-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1965 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 november 2017. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. Huizenga, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
Primair:
hij op in omstreeks de periode van 21 februari 2012 tot en met 6 juli 2014 te
[plaats] ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] ,
geboren op [geboortedag 2] 1999, bestaande die ontucht hierin dat hij ,verdachte,
meermalen, althans eenmaal de vagina/schaamstreek, althans in elk geval het
lichaam van de [slachtoffer] heeft betast/gestreeld;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2012 tot en met 6 juli 2014 te
[plaats] , met [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 2] 1999), die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans
eenmaal strelen/betasten van de vagina/schaamstreek, althans in elk geval van
het lichaam van die [slachtoffer] ;
art 247 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de consistente verklaringen van [slachtoffer] , de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] met betrekking tot hetgeen verdachte tegen hen heeft verteld en het proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2014.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1999, woont met haar moeder, haar zusje [naam 1] en haar stiefvader [verdachte] (zijnde verdachte) aan [woonadres] . Op 5 juli 2014 heeft [slachtoffer] tegen haar moeder verteld dat haar stiefvader [verdachte] bij haar in de slaapkamer komt en dan aan haar zit. Hierop volgt een informatief gesprek met twee zedenrechercheurs en nadat een verbalisant aan [slachtoffer] had gevraagd of [verdachte] aan haar borsten had gezeten zei [slachtoffer] “nee”. Op de vraag van de verbalisant of hij aan haar vagina had gezeten, zei [slachtoffer] “ja”. Omdat het gesprek met [slachtoffer] moeilijk verliep, omdat ze veel huilde en het zichtbaar moeilijk was voor haar om te vertellen wat er was gebeurd, heeft [slachtoffer] opgeschreven wat er was gebeurd. Zij heeft toen opgeschreven “ [verdachte] kwam ’s avonds soms op mijn kamer wanneer ik sliep. En zat dan aan mijn vagina” [1] . Ze vertelde dat het vaker dan 10 keer was gebeurd. Het gebeurde in haar slaapkamer en het begon toen ze 13 of 14 jaar oud was. [verdachte] komt dan haar kamer in en gaat op haar bed zitten. Hij slaat dan de dekens een beetje weg en doet haar broekje naar beneden. Met zijn handen, met zijn vingers gaat hij dan over haar vagina. [2] Op de dag dat [slachtoffer] tegen haar moeder heeft verteld dat verdachte aan haar zat, heeft verdachte [slachtoffer] een smsje gestuurd waarin hij tegen haar zegt dat hij haar niets kwalijk neemt, dat hij daar niet mee kan leven en dat hij hoopt dat zij dit ooit kan vergeven [3] . De moeder van [slachtoffer] heeft na 5 juli 2014 contact gehad met maatschappelijk werker [getuige 1] [4] en zij heeft verklaard dat haar man tegen haar had verteld dat het waar is wat [slachtoffer] zegt en dat hij aan haar had gezeten. Daarna heeft verdachte zelf bij [getuige 1] aangegeven dat het enorm stom is wat er is gebeurd en dat dit nooit had mogen gebeuren. Hij schaamt zich enorm. Hij zegt nogmaals dat het nooit had mogen gebeuren en dat het intussen drie maanden terug is dat het voor het laatst is gebeurd.
Omdat de moeder van [slachtoffer] geen aangifte wilde doen, heeft [naam 2] [5] , teammanager Advies en Meldpunt Kindermishandeling, namens [slachtoffer] aangifte gedaan van seksueel overschrijdend gedrag, namelijk dat de stiefvader de slaapkamer van [slachtoffer] binnen zou komen en dan haar vagina zou betasten.
Op 11 juli 2014 hebben verbalisanten naar aanleiding van een melding, contact met verdachte waarbij verdachte heeft gezegd dat hij een tijd geleden de 15-jarige dochter van [naam 3] had betast aan haar geslachtsdelen [6] .
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
hij opin
omstreeksde periode van 21 februari 2012 tot en met 6 juli 2014 te
[plaats] ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] ,
geboren op [geboortedag 2] 1999, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,
meermalen
althans eenmaalde vagina/schaamstreek
althans in elk geval het
lichaamvan
de[slachtoffer] heeft betast
/gestreeld;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft meerdere keren de vagina van zijn stiefkind [slachtoffer] betast. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden en niet kan worden uitgesloten dat hij daardoor een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, heeft doorkruist. Daarnaast moet het vanzelfsprekend zijn dat
[slachtoffer] zich veilig en geborgen kon voelen in de thuissituatie en dat zij vertrouwen in verdachte had als stiefvader. De rechtbank neemt het verdachte dan ook bijzonder kwalijk dat hij dat vertrouwen heeft geschaad.
Verdachte heeft tegenover de maatschappelijk werker [getuige 1] aangegeven dat het enorm stom is wat er is gebeurd, dat het nooit had mogen gebeuren en dat hij zich ook schaamt voor wat er is gebeurd.
De rechtbank kan deze houding niet rijmen met het feit dat verdachte bij de politie een beroep doet op zijn zwijgrecht en dat hij vervolgens niet ter zitting wenst te verschijnen om zich te verantwoorden voor wat hij zijn stiefkind heeft aangedaan. De rechtbank zal dan ook met deze negatieve houding van verdachte rekening houden bij strafbepaling.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening houden met het gegeven dat het onwenselijk lang heeft geduurd alvorens de strafzaak tegen verdachte is afgedaan.
Voor wat betreft de op te leggen straf zal de rechtbank kijken naar straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Op grond van het vorenstaande, alles in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:
Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
Dit vonnis is gewezen door mr. Peters, voorzitter, mr. Van Duuren en mr. Fleskens, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer 2014144306 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, unit zeden, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 86.
2.Het proces-verbaal informatief gesprek zeden, pagina 20 van voornoemd eind-proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 59 van voornoemd eind-proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , pagina 35 van voornoemd eind-proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , pagina 30 van voornoemd eind-proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 43-45 van voornoemd eind-proces-verbaal.