4.3Het oordeel van de rechtbank
Nu het verzoek van de raadsman om nader onderzoek ziet op de persoon van verdachte kiest de rechtbank ervoor dit verzoek te behandelen onder punt 5 (de strafbaarheid van verdachte) en zich allereerst te buigen over de vraag of het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De bewijsmiddelen
Op vrijdag 19 mei 2017 om 21:45 uur belt mevrouw [naam] alarmnummer 112. In dit gesprek zegt zij het volgende: “Ik krijg net een telefoontje van eh mijn ex dat ie blijkbaar ruzie heb gehad met zijn eh ex vriendin en dat ze daar op de grond ligt. Dus zodoende want ik ben er nu op weg naartoe. (…) Mijn, mijn eh ex met zijn vriendin nu he.” [naam] heeft de centralist de naam, het adres en het telefoonnummer van haar ex-partner gegeven. Het bleek te gaan om [Verdachte] , [Straatnaam 1] te St. Willebrord).Na het beëindigen van het gesprek heeft de centralist om 21:47 uur het door [naam] opgegeven nummer gebeld. Dit gesprek is woordelijk uitgewerkt. Hierin is onder meer het volgende gezegd (R = verdachte; C = centralist; O = opmerking):
C: [Verdachte] ?
R: Ja
C: Waarom ligt [Slachtoffer] op de grond? Heb je haar geslagen?
R: Ja ik heb ze doodgeslagen met een honkbalknuppel
C: Meent u dat?
R: Ja echt (O: [Verdachte] huilt hoorbaar)
C: Waarom?
(…)
R: We hadden ruzie en en heftige ruzie (O: huilt hoorbaar)
C: ja
R: en, het ging te ver. Het ging echt te ver.
(…)
C: Wil je voor mij alsjeblieft gaan kijken of zij nog ademhaling heeft want anders gaan we beginnen met reanimeren
R: Da hoef nie meer. Ik heb da zelf al gedaan. Ik heb EH…
C: Hoe (…) lang geleden is dit gebeurd?
R: Tien minuten, kwartier geleden. Ik heb EHBO gedaan. Ik heb allemaal slagader gevoeld alles. Maar da, ik weet. Ik heb zelfs mond-op-mondbeademing nog gedaan
Vervolgens wordt het gesprek door de centralist van 112 doorgeschakeld naar de meldkamer van de ambulance. Ook dit gesprek is woordelijk uitgewerkt waarbij onder meer het volgende is gezegd:
C: vertel mij nog een keer wat er gebeurd is meneer?
R: ik heb per ongeluk mijn vrouw eh doodgeslagen.
C: meneer ik ga u helpen. Blijf met mij aan de lijn.
R: niemand kan mij meer helpen, want ze is dood.
C: bent u bij uw vrouw?
R: ja, ik want ze ligt hier aan de kant van de tafel. Ik durf niet te kijken eh echt waar.
C: (…) Ze ademt niet meneer?
R: nee ik heb, ik heb spijtig genoeg blijven slaan tot ze niet meer ademde.
Verbalisant [Verbalisant 1] betrad op 19 mei 2017 om omstreeks 21:55 uur als eerste van de hulpdiensten de woning gelegen aan de [Straatnaam 1] te St. Willebrord. Hij hoorde een man hard roepen “hier” en “ ze heeft hulp nodig”. In de woonkamer zag de verbalisant naast de eettafel een vrouw levenloos op de grond liggen, met haar hoofd schuin tegen de muur. Het gezicht van de vrouw was blauw en gezwollen. Onder haar hoofd en lichaam lag een grote plas bloed. Er zat ook bloed op de muren. De verbalisant zag dat er op de eettafel een houten knuppel lag die onder het bloed zat. Verdachte zat op het slachtoffer.De verbalisant heeft verdachte van het slachtoffer gehaald en aangehouden. Hij hoorde verdachte ongevraagd zeggen dat hij overal aan mee wilde werken en dat hij het gedaan had.
De politie en ambulancebroeders hebben getracht het slachtoffer te reanimeren. Door de zwellingen bij keel en gelaat bleek dit onmogelijk, waarop de reanimatie is gestaakt. Het slachtoffer had geen hartslag en vertoonde geen teken van leven meer. Het slachtoffer betrof [Slachtoffer] .
Verbalisanten [Verbalisant 2] en [Verbalisant 3] hebben verdachte met hun dienstvoertuig van de [Straatnaam 1] te St. Willebrord naar het cellencomplex in Breda vervoerd. Op 19 mei 2017 omstreeks 22:25 uur kwamen zij aan bij het cellencomplex. Daar hoorde verbalisant [Verbalisant 2] verdachte zeggen: “Hoe gaat het met mijn vrouw, dit zal niet goed zijn, ik heb het met mijn honkbalknuppel gedaan.”Ook verbalisant [Verbalisant 3] hoorde verdachte bij die gelegenheid vragen naar zijn vrouw en zeggen “ik heb het met mijn honkbalknuppel gedaan”.
Eén van de in het cellencomplex aanwezige medewerkers van arrestantenzorg droeg een bodycam. Hiermee is het gesprek opgenomen dat verdachte tussen 3:46:29 uur en 04:04:30 uur voerde met drie aanwezige politiemensen. Dit gesprek is woordelijk uitgewerkt. Verdachte zegt daarin onder meer het volgende (V = verdachte; P = politie):
V: Ik heb eerst mijn ex gebeld. Het is gebeurd. Ja ik had echt paniek (…) En ze zei dat meen je niet. Ik zeg ja, echt ik heb [Slachtoffer] doodgeslagen. En nu? Ik zeg kom asjeblief. En die heeft blijkbaar denk of 112 gebeld of whatever. (…) En ik was al bezig met reanimeren, maar haar hoofd was drie keer zo dik als anders weet je wel. Enneh tijdens het bellen, ben ik bezig geweest (…) en helemaal niks mocht baten en het besef komt eerlijk gezegd, weet je wel, het is gewoon niet normaal. (…)
Ik snap niet waarom dat het gebeurd is. Dat is het ergste. Als je nou [onverstaanbaar], zou zeggen ja, je hebt geen gevoel, je doet en boeiend. We zijn zes maanden samen, huisje pas, alles er op en er aan. Perfect. En dan gebeurt dit man, donder op. Ik heb mijn eigen huwelijk van achtentwintig jaar opzij gezet. Alles, te koop alles. Niet voor dit.
(…)
P: Je had de kleren in de douche liggen zei je he.
V: Ja de groene trui, die had ik aan en een grijze broek. Die liggen gewoon bovenop, niet gewassen niks, helemaal niks.
P: Ok. Wel gedoucht zelf.
V: Ja, ja, ik voelde me eigen smerig! Echt! Ik voelde me eigen echt smerig. Bloed spuit er zo weet je wel op. En de (…) slaghout die lag op tafel. Ja ik heb ernaast zitten reanimeren ja.”
Tijdens het forensisch onderzoek in de woning zijn sporendragers veiliggesteld voor nader onderzoek. Hieronder waren een groen sweatshirt en een grijze broek. Beide waren bebloed en lagen op de grond in de badkamer voor de wasmachine. Ook de op de eettafel aangetroffen bebloede knuppel (in het betreffende proces-verbaal slaghout genoemd) is veiliggesteld voor nader onderzoek.De bloedsporen op de sweater, broek en honkbalknuppel zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek. Het NFI concludeert dat het bloed op de drie voorwerpen zeer waarschijnlijk van [Slachtoffer] afkomstig is (de matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard).
Op de tafel in de woonkamer werd een beschreven enveloppe aangetroffen met daarop de tekst: “ [Slachtoffer] ik hou zoveel van jou. Niet normaal, maar er knapte iets (…) verleden speelt hierbij een rol.
Er is radiologisch onderzoek verricht naar de doodsoorzaak. In het rapport is de volgende conclusie opgenomen:
“Er zijn tekenen van uitgebreide externe geweldinwerking op het hoofd en aangezicht. Hierbij zijn vijf huiddefecten, drie op het hoofd en twee op het aangezicht, uitgebreide wekedelen zwellingen met name aan de linkerzijde, uitgebreide breuken in het aangezicht met verplaatsing van de botdelen naar binnen en fracturen van de schedel aan de linkerzijde. De fracturen aan de linkerzijde van de schedel kunnen worden verklaard door de geweldinwerking aan de voorzijde of door geweldinwerking aan de linkerzijde van het hoofd. De uitgebreide breuken in het aangezicht zijn alleen te verklaren door extreem stomp geweld, een of meerdere malen. Tevens zijn er enkele tanden en kaakdelen in de keel aanwezig deze zijn ook te verklaren door de geweldsinwerking aan de voorzijde van het aangezicht. Daarnaast zijn er tekenen van geweldsinwerking op de linkerzijde van de hals, met ook een breuk in het strottenhoofd aan de linkerzijde.
Er is lucht rondom de hersenen en er zijn bloedingen in en rondom de hersenen (posttraumatische veranderingen). De dood kan worden verklaard door functieverlies van de hersenen ten gevolge van de geweldsinwerking, mogelijk in combinatie met geweldsinwerking op de hals.”
Op de plaats delict heeft uitgebreid forensisch onderzoek plaatsgevonden. Gelet op het bloed/-sporenbeeld op de eetkamerstoel en in de hoek van de woonkamer is het goed mogelijk dat het slachtoffer bij de eettafel is geslagen, waarna het slachtoffer op de vloer terecht is gekomen waar de mishandeling van het slachtoffer werd voortgezet waarbij ook de muur is geraakt.
Getuige [Getuige] woont op het adres [Straatnaam 2] te St. Willebrord. Zij kan vanuit een raam aan de zijkant van haar huis de tuin, keuken en een deel van de woonkamer zien van de woning van verdachte. Zij heeft verklaard dat zij op vrijdag 19 mei 2017 tussen half tien en tien uur een heftige ruzie bij de buren hoorde die steeds feller werd. Ze zag de buurman heen en weer lopen tussen de keuken en de woonkamer. Zij hoorde zowel de man als de vrouw “ophouden nu want ik hou van jou” of woorden van gelijke strekking roepen. Ze hoorde klappen en dacht dat er met meubels gegooid werd. Ze stond op het punt om de politie te bellen, maar toen werd het stil en ging overal het licht uit en ging het licht in de badkamer aan.
Verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor (op 20 mei 2017) verklaard dat hij op de bewuste dag na zijn werk naar zijn huis aan de [Straatnaam 1] te St. Willebrord is gegaan. Alleen het slachtoffer was aanwezig.Verdachte heeft met zijn bus wat spullen gehaald uit zijn oude huis in Bosschenhoofd. Daarna hebben verdachte en het slachtoffer in hun huis in St. Willebrord samen wat gedronken. Verdachte heeft verklaard dat er op een gegeven moment een meningsverschil ontstond over de kinderen van het slachtoffer. Verdachte zou een opmerking hebben gemaakt over de ‘halfbloedkinderen’ van het slachtoffer die als discriminerend werd ervaren. Het slachtoffer vond dat verdachte haar kinderen niet accepteerde. Het slachtoffer had verdachte het huis uit willen zetten.Verdachte heeft verklaard dat hij iets duidelijk wilde maken. Hij liep naar zijn bus en pakte uit de laadruimte van de bus de honkbalknuppel.De knuppel was afkomstig uit het oude huis.Hij wilde spullen op de tafel kapot slaan ‘om een statement te maken’. Verdachte stond aan het hoofd van de tafel en [Slachtoffer] zat op een stoel. Verdachte kan zich niet herinneren wat er toen gebeurd is, hij denkt dat hij ‘geflipt’ is. Het volgende dat hij zich herinnert, is dat hij boven in de badkamer andere kleding aantrok. De vuile kleren heeft hij voor de wasmachine gelegd; een groene trui en een grijze trainingsbroek. Daarna is hij naar beneden gegaan en zag hij het slachtoffer in de hoek van de woonkamer liggen. Haar hoofd was helemaal gezwollen. De knuppel lag op tafel. Hij heeft toen zijn ex gebeld en gezegd dat hij [Slachtoffer] misschien had doodgemaakt. Even later belde de politie.In het tweede verhoor (op 29 mei 2017) en derde verhoor (op 20 juni 2017) heeft verdachte verklaard dat hij met de knuppel op tafel heeft geslagen. Daarna heeft het slachtoffer kennelijk iets gezegd, waardoor hij zijn woede op haar richtte.,Verdachte weet niet of hij het slachtoffer met de knuppel geraakt heeft, maar denkt van wel. Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet waarom hij de knuppel meenam en zegt dat hij de spullen uit de bus wilde pakken als ‘cooldown’.Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat hij niet naar de bus ging om een knuppel te pakken en dat hij niet alleen de knuppel uit de auto heeft gehaald maar een hele doos met spullen waar de knuppel bovenop lag.
De bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden bewezen dat [Slachtoffer] op 19 mei 2017 in haar woning te St. Willebrord opzettelijk van het leven is beroofd. Dit is gebeurd doordat zij meerdere keren met kracht met de op de keukentafel aangetroffen honkbalknuppel op het hoofd, in het gezicht en op de hals is geslagen. Eerst werd zij geslagen toen zij op een stoel aan tafel zat, waarna zij op de grond terecht is gekomen waar het slaan met de knuppel is voortgezet.
Voor de conclusie dat er meerdere keren is geslagen vindt de rechtbank steun in het radiologisch onderzoek, waarin aanwijzingen worden gezien voor geweldsinwerkingen in het aangezicht en de linkerzijde van het hoofd en/of hals. Bovendien is gelet op de aanwezigheid van meerdere huiddefecten, uitgebreide zwellingen, uitgebreide breuken en botverplaatsingen niet aannemelijk dat dit het resultaat van één klap zou zijn. Uit het radiologisch onderzoek volgt dat het slachtoffer aan deze verwondingen is overleden. Dat het letsel is toegebracht met de honkbalknuppel die op de eettafel lag, volgt, behalve uit de verklaringen van verdachte, uit het feit dat het daarop aangetroffen bloed van het slachtoffer is.
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte degene is geweest die [Slachtoffer] met de honkbalknuppel heeft geslagen. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat verdachte zowel tegen de centralist van alarmnummer 112 en de ambulance, tegen agenten op de plaats delict als tegen medewerkers van arrestantenzorg heeft gezegd dat hij het slachtoffer heeft doodgeslagen met een honkbalknuppel. Ook verdachte gaat er overigens vanuit dat hij het wel moet zijn geweest nu alles in zijn richting wijst. Andere feiten en omstandigheden waaruit volgt dat verdachte de dader is, betreffen het feit dat er buiten verdachte en het slachtoffer niemand anders in de woning aanwezig was, zij een heftige ruzie hadden, verdachte met zijn knuppel op de tafel heeft geslagen, zijn woede zich naar eigen zeggen op het slachtoffer richtte en het feit dat er bloed van het slachtoffer op de kleding van verdachte is aangetroffen, waarvan verdachte kort na zijn arrestatie tegen de politie zei dat dit ‘erop spoot’.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte het slachtoffer met opzet om het leven gebracht. Afgezien van een breuk in de onderarm – door de deskundigen geduid als afweerletsel – bevindt al het letsel zich op het hoofd, in het gezicht en op de hals. Dit wijst erop dat er gericht op het hoofd en de hals is geslagen, zijnde kwetsbare delen van het lichaam. Het letsel is het resultaat van extreem stomp geweld. Dat herhaaldelijk en hard is geslagen op kwetsbare delen van het lichaam, brengt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van opzet en dat in juridische zin geen ruimte bestaat voor opzet in voorwaardelijke zin.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte geen opzet had op het doden van het slachtoffer omdat verdachte ten tijde van het delict niet in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen door gebeurtenissen uit het verleden. Hierop ziet ook het aanhoudingsverzoek van de verdediging. Voor zover van algehele ontoerekeningsvatbaarheid al sprake zou zijn, waarover hierna meer, volgt uit vaste jurisprudentie dat een psychische stoornis die heeft geleid tot volledige ontoerekenbaarheid alleen het aannemen van opzettelijk handelen uitsluit wanneer het verdachte op het moment van het plegen van de gedragingen heeft ontbroken aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen. Gezien bovengenoemde bewijsmiddelen, en dan met name de uitspraken die verdachte heeft gedaan tegen de centralist van 112 en de ambulance en de verbalisanten, stelt de rechtbank vast dat daarvan in onderhavige zaak geen sprake is.
Voorbedachte raad
Tot slot moet de vraag beantwoord worden of verdachte ook met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvoor moet vast komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij moet worden gekeken naar de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
In dit geval zal de rechtbank, voor zover het gaat om de invulling van de voorbedachten rade, enkel gebruik kunnen maken van hetgeen verdachte daarover heeft verklaard. Er zijn geen andere bewijsmiddelen voorhanden die aan het bewijs voor dit onderdeel van de tenlastelegging zouden kunnen bijdragen. Op basis van de verklaring van verdachte kan worden vastgesteld dat de ruzie tussen verdachte en het slachtoffer in de woonkamer plaatsvond. Verdachte heeft deze plaats op enig moment verlaten en is naar zijn bus gelopen, die naast het huis geparkeerd stond. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een doos met spullen heeft gehaald en dat daar ook de honkbalknuppel bij lag. Hij heeft die doos mee naar binnen genomen en is teruggelopen naar de woonkamer. Vervolgens heeft verdachte naar eigen zeggen met de knuppel op de tafel geslagen waarna hij zijn woede, na een opmerking van het slachtoffer, op het slachtoffer heeft gericht.
Verdachte is niet eenduidig in zijn verklaring over de reden waarom hij naar zijn bus is gelopen: hij noemt enerzijds dat hij wilde afkoelen en anderzijds dat hij een knuppel heeft gepakt om een ‘statement te maken’ door iets kapot te slaan. In de verklaring van verdachte kan echter geen aanwijzing worden gevonden dat verdachte, toen hij naar de bus liep, al het plan had om het slachtoffer van het leven te beroven. Ook blijkt niet dat het plan op zijn weg terug naar de woning is ontstaan. Uit het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij eerst op de tafel heeft geslagen, hetgeen wordt ondersteund door de kapotte trofee, waarna zijn woede zich door een opmerking van [Slachtoffer] op haar richtte, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van besluitvorming en uitvoering van het feit in een plotselinge hevige drift. Van moord is dus geen sprake.
Omdat geen sprake is van voorbedachte raad, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van moord. De rechtbank acht verdachte wel schuldig aan doodslag van [Slachtoffer] .