ECLI:NL:RBZWB:2018:1375

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
02-665680-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Breeman
  • mr. Van Bergen
  • mr. De Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een veertien-/vijftienjarig meisje. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen, ondanks dat het slachtoffer niet gedwongen was en vrijwillig deelnam, in strijd waren met de sociaal-ethische norm, gezien de leeftijd van het slachtoffer en het leeftijdsverschil met de verdachten. De rechtbank benadrukte dat de seksuele integriteit van jeugdige personen tot zestien jaar beschermd moet worden, ongeacht hun toestemming. De verdachte, die een vertrouwensband had met het slachtoffer, heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van ontuchtige handelingen, waarbij zij een significante bijdrage heeft geleverd aan de handelingen die door de medeverdachte zijn verricht. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op, samen met een taakstraf van 150 uur, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de autismespectrumstoornis van zowel de verdachte als het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665680-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 februari 2018, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat:
primair
zij op één of meer tijdstip(pen), in elk geval eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 23 maart 2015 te Tilburg en/of te Molenschot, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 1999), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte en/of haar mededader, meermalen, althans eenmaal
- met zijn/haar vinger(s) (telkens) de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en/of
- met zijn penis (telkens) de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en/of
- met zijn/haar tong (telkens) de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer] (telkens) ontuchtig over haar bil(len) en/of buik en/of vagina gestreeld, in elk geval (telkens) ontuchtig de bil(len) en/of buik en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of bevoeld en/of
- daarbij (telkens) zichzelf gevingerd en/of bevredigd
en/of
subsidiair
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 10 maart 2015 te Molenschot, gemeente Gilze en Rijen en/of te Tilburg, opzettelijk aanwezig is geweest bij het plegen van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het
- met vinger(s) en/of tong en/of de penis (telkens) de vagina laten binnendringen en/of
- ( telkens) ontuchtig over bil(len) en/of buik en/of vagina laten strelen/betasten/bevoelen, door een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedag slachtoffer] 1999) , waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer] tijdens het studioverhoor, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] tegenover de politie en de eigen verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde kan komen. Het ten laste gelegde is weliswaar grotendeels juist, maar verdachte is er slechts bij aanwezig geweest en is niet actief betrokken geweest bij de seksuele handelingen tussen [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte] . Er is voorts geen sprake geweest van ontucht. [slachtoffer] was geen heel jong meisje meer en zij wist precies wat ze wilde. Gelet op de band tussen [slachtoffer] en verdachte en het geringe leeftijdsverschil tussen hen was er sprake van een vrijwel gelijkwaardige verhouding. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de raadsman van verdachte naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 1997 (ECLI:NL:HR:1997:ZD0775) en het arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 maart 2017 (ECLI:NL:GHDHA:2016: 4354). Van medeplegen is evenmin sprake volgens de verdediging, nu van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict van verdachte geen sprake is geweest. Verdachte is slechts aanwezig geweest en dat levert geen medeplegen op. Ten aanzien van het vingeren geldt dat alleen verdachte daarover heeft verklaard en dat kan dan niet bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De moeder van [slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen [medeverdachte] , omdat [slachtoffer] had verteld dat ze meerdere keren seks met hem had gehad. [slachtoffer] is geboren op [geboortedag slachtoffer] 1999 en heeft PDD-NOS en ADHD. [1] Op 23 maart 2015 is [slachtoffer] onderzocht door de huisarts, waar ze had verteld dat ze diverse malen seks met hem had gehad. [2]
[slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor verklaard over de handelingen die [medeverdachte] bij haar heeft verricht. Zij vertelde dat [medeverdachte] over haar buik, billen en borsten heeft gestreeld, dat hij haar vagina en clitoris heeft gestreeld, haar heeft gevingerd, haar vagina en clitoris met zijn tong heeft gelikt, haar heeft gebeft en met zijn penis in haar vagina is geweest. Het gebeurde in de zomervakantie, minimaal 16 keer, op de camping in Molenschot en in de flat in Tilburg. Zijn vriendin [verdachte] zat er iedere keer bij. [3]
[verdachte] heeft verklaard dat de seksuele handelingen met [slachtoffer] zijn begonnen in juni of juli 2013. [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] [slachtoffer] heeft gevingerd, heeft gebeft en dat hij [slachtoffer] met zijn geslachtsdeel vaginaal heeft gepenetreerd. [verdachte] heeft voorts verklaard daar telkens bij aanwezig te zijn geweest, [slachtoffer] eenmaal gevingerd te hebben en ook zichzelf te hebben bevredigd tijdens deze seksuele handelingen. Het initiatief ging soms uit van haar en [medeverdachte] en soms van [slachtoffer] . [4] [verdachte] heeft een relatie gehad met [medeverdachte] . [5] [verdachte] kende [slachtoffer] al vanaf haar geboorte. [slachtoffer] heeft PDD-NOS en [verdachte] hielp haar daarom veel. [slachtoffer] vertrouwde [verdachte] volledig.
[medeverdachte] heeft verklaard dat de seksuele handelingen bij [slachtoffer] in juni of juli van 2013 zijn begonnen. Deze handelingen hebben ongeveer 16 keer plaatsgevonden op de camping in Molenschot en bij [verdachte] thuis, in Tilburg. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] over en onder de kleding heeft gestreeld en over haar borsten, haar heeft gevingerd, gebeft en haar vagina heeft gepenetreerd met zijn geslachtsdeel. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat [verdachte] daarbij aanwezig was en dan masturbeerde. [medeverdachte] wist dat [slachtoffer] autistisch was. [6]
Bewijsoverwegingen
Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat alle in de tenlastelegging vermelde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen [slachtoffer] , [medeverdachte] en [verdachte] . Beide verdachten hebben verklaard dat het verrichten van seksuele handelingen bij [slachtoffer] in juni of juli 2013 is begonnen en de rechtbank gaat ervan uit dat die waren gestopt toen de moeder met [slachtoffer] op 23 maart 2015 de huisarts bezocht, zodat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de handelingen zijn gepleegd in de ten laste gelegde periode van 1 juni 2013 tot en met 23 maart 2015. In die periode was [slachtoffer] veertien en vijftien jaar oud.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank dient te beoordelen of de verrichte seksuele handelingen, mede gelet op de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en dus ontuchtig zijn in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt dat dit wetsartikel ertoe strekt om de seksuele integriteit van jeugdige personen tot zestien jaar te beschermen, ongeacht of die jeugdige persoon toestemming heeft gegeven voor het verrichten van seksuele handelingen, nu jeugdige personen tot (in ieder geval) zestien jaar niet of onvoldoende in staat worden geacht de consequenties van hun handelen en/of van hun toestemming volledig te overzien. [slachtoffer] was ten tijde van de seksuele handelingen veertien en vijftien jaar oud. [medeverdachte] is ruim acht jaar ouder dan [slachtoffer] ; [verdachte] is ruim zes jaar ouder dan [slachtoffer] . Gelet op de leeftijd van [slachtoffer] in combinatie met het leeftijdsverschil met [medeverdachte] en [verdachte] , is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Wat de rechtbank betreft staat niet ter discussie dat [slachtoffer] niet gedwongen is en dat zij vrijwillig seks heeft had met [medeverdachte] , en hem en [verdachte] seksuele handelingen bij haar liet verrichten. Dat doet aan het voorgaande echter niets af, mede gelet op de achtergrond van de strafbaarstelling van ontucht met een jeugdig persoon. Dat (ook) bij beide verdachten een autismespectrumstoornis is vastgesteld, maakt dit evenmin anders, nu de leeftijd van de betrokken personen voor de rechtbank van doorslaggevend belang is voor het oordeel dat de seksuele handelingen ontuchtig waren.
Medeplegen
Voorts moet de rechtbank beoordelen of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient sprake te zijn van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het feit.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de verklaringen volgt dat [verdachte] [slachtoffer] zelf een keer heeft gevingerd, dat zij altijd aanwezig was bij de seksuele handelingen tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] en dat het initiatief ook verschillende keren (mede) van haar uitging. Zij heeft zich niet alleen niet gedistantieerd van de handelingen die door [medeverdachte] zijn verricht, maar zij heeft bewust en actief meegedaan aan de seksuele handelingen door zichzelf te bevredigen wanneer [medeverdachte] en [slachtoffer] seks hadden. Daarnaast is door de continue aanwezigheid van [verdachte] bij de ontuchtige handelingen een sfeer gecreëerd waarin het voor [slachtoffer] “natuurlijk” werd dat de handelingen plaats konden vinden. [verdachte] kende [slachtoffer] al haar hele leven, wist van de problematiek van [slachtoffer] met PDD-NOS en wist ook dat [slachtoffer] volledig op haar vertrouwde. Ook heeft zij door haar aanwezigheid impliciet toestemming gegeven aan [medeverdachte] om seks te hebben met en seksuele handelingen te verrichten bij [slachtoffer] , terwijl [medeverdachte] een relatie had met [verdachte] . Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een zodanige onderlinge betrokkenheid tussen beide verdachten en dat [verdachte] een zodanige, zeer beduidende en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ontuchtige handelingen, dat sprake is van medeplegen van die ontuchtige handelingen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
zijop
één of meertijdstip
(pen
), in elk geval eenmaal, in
of omstreeksde periode van 1 juni 2013 tot en met 23 maart 2015 te Tilburg en
/ofte Molenschot, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,(telkens
)met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 1999), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die mede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte en/of haar mededader, meermalen,
althans eenmaal
- met zijn/haar vinger(s)
(telkens)de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en
/of
- met zijn penis
(telkens)de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en
/of
- met zijn
/haartong
(telkens)de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en
/of
- die [slachtoffer]
(telkens)ontuchtig over haar bil
(len
)en
/ofbuik en
/ofvagina gestreeld
, in elk geval (telkens) ontuchtig de bil(len) en/of buik en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of bevoelden
/of
- daarbij
(telkens)zichzelf gevingerd en
/ofbevredigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 271 dagen waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Hierbij verzoekt de officier van justitie de bijzondere voorwaarden van meldplicht en ambulante behandeling en/of gedragsinterventie bij forensisch psychiatrische polikliniek Het Dok, GGz Breburg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering op te leggen. Daarnaast vordert de officier van justitie op te leggen een taakstraf van 240 uur. Hoewel de rol van verdachte bij het plegen van ontuchtige handelingen kleiner is geweest dan die van [medeverdachte] , weegt de officier van justitie in strafverzwarende zin mee dat sprake was van een vertrouwensband tussen [slachtoffer] en verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte nog een jonge vrouw is, die erg heeft geleden onder de lange periode dat deze zaak boven haar hoofd heeft gehangen. Het betreft een erg oude zaak, waarin de redelijke termijn is geschonden. De verdediging acht een hoge taakstraf overbodig en onnodig. Het reclasseringstoezicht wordt als tardief beschouwd, nu het Openbaar Ministerie niet eerder stappen heeft ondernomen en verdachte zelf al begeleiding heeft gezocht. Daarnaast is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en dient de persoonlijke band tussen verdachte en [slachtoffer] niet als strafverzwarend, maar juist als strafverlagend te worden meegewogen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich, samen met haar toenmalige vriend, schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige seksuele handelingen bij de toen veertien-/vijftienjarige [slachtoffer] . Deze handelingen vonden plaats over een periode van ruim anderhalf jaar. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] geschonden. Hoewel er sprake lijkt te zijn geweest van wederzijdse instemming had verdachte zich bewust moeten zijn van het leeftijdsverschil, van het overwicht dat zij daardoor op [slachtoffer] had en van de mogelijke nadelige gevolgen die dergelijke seksuele handelingen voor [slachtoffer] kunnen hebben. Bovendien had verdachte een bijzondere vertrouwensband met [slachtoffer] , die haast een familieband was, en was zij bekend met de autismespectrumstoornis van [slachtoffer] en de problemen die [slachtoffer] daardoor ervaart met het begrijpen van dingen en mensen. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat zij bij dit alles kennelijk nimmer heeft stilgestaan. Hierdoor heeft verdachte wellicht een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist.
De reclassering heeft in haar rapportage van 5 februari 2016 aangegeven dat de kans op recidive laag/gemiddeld wordt ingeschat, en adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en een behandelverplichting (diagnostiek en ambulante behandeling).
Uit de door de raadsman overgelegde rapportage Psychologisch Onderzoek van 21 maart 2016 is gebleken dat er sprake is van een autismespectrumstoornis bij verdachte. Uit het psychologisch onderzoek is gebleken dat er bij verdachte sprake is van een levenslange beperking op het gebied van sociale interacties en communicatie, alsmede van stereotiepe patronen in gedrag.
De rechtbank neemt de conclusies uit het psychologisch onderzoek over de autismespectrumstoornis over en ziet hierin aanleiding om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Immers, gelet op de levenslange beperking als gevolg van de stoornis, was de stoornis ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Gelet op de rol die sociale interactie en het inschatten van eigen en andermans gedrag bij het feit heeft gespeeld, is de autismespectrumstoornis ook van invloed geweest op het plegen van het feit. De rechtbank zal bij de strafoplegging dan ook rekening houden met verminderde toerekenbaarheid van het feit aan verdachte.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Daarnaast weegt de rechtbank in haar voordeel mee dat zij ter terechtzitting spijt heeft betuigd van hetgeen is gebeurd en dat zij zelf inmiddels hulp heeft gezocht om te leren omgaan met haar autismespectrumstoornis.
Strafverzwarend weegt de rechtbank mee dat verdachte wist dat [slachtoffer] volledig op verdachte vertrouwde en dat verdachte op de hoogte was van de problematiek als gevolg van [slachtoffer] autismespectrumstoornis.
Weliswaar heeft verdachte minder feitelijke seksuele handelingen verricht, maar zij is wel ten volle medeverantwoordelijk voor alles wat er is gebeurd en er is, anders dan de raadsman betoogt, geen sprake van een ondergeschikte rol. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om haar lager te straffen dan de medeverdachte.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop in deze zaak. De redelijke termijn is met ruim acht maanden overschreden.
De rechtbank stelt voorop dat in gevallen van ontucht met een kind tussen twaalf en zestien jaar geregeld gevangenisstraffen worden opgelegd. Voorts dient de rechtbank acht te slaan op het zogenaamde taakstrafverbod in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, op grond waarvan in een zaak als deze niet uitsluitend een taakstraf mag worden opgelegd.
De rechtbank overweegt over de specifieke omstandigheden van deze zaak het volgende. Zowel de beide verdachten als het slachtoffer hebben een vrij ernstige autismespectrumstoornis, waardoor zij minder dan andere mensen in staat zijn om grenzen aan te geven en/of de (on)gepastheid van hun gedragingen in te zien. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat alles is begonnen met vragen van [slachtoffer] over seks aan beide verdachten, waarna het gaandeweg uit de hand is gelopen. Voorts weegt voor de rechtbank sterk mee dat geen sprake is geweest van dwang. Deze omstandigheden maken de onderhavige zaak zeer bijzonder en niet te vergelijken met andere gevallen van ontucht.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
Gelet echter op met name de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank realiseert zich dat het taakstrafverbod impliceert dat, wanneer de rechter er in een zaak als deze voor kiest een taakstraf op te leggen, ten minste één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden en dat daarvan alleen afgeweken kan worden wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden waarmee de wetgever geen rekening heeft gehouden. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is. De zeer bijzondere omstandigheden van deze zaak in combinatie met de overschrijding van de redelijke termijn, maken dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar het oordeel van de rechtbank niet passend is.
De door de officier van justitie gevorderde taakstraf acht de rechtbank te fors, gelet op de omstandigheden van de zaak en nu de rechtbank van oordeel is dat in dit specifieke geval de hulpverlening aan verdachte van groot belang is. Daarom zal de rechtbank een taakstraf van 150 uur en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen en om behandeling en een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk te maken. Mede gelet op de ouderdom van de zaak zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar (in plaats van de geëiste drie jaar) opleggen. Als bijzondere voorwaarden zullen hieraan worden verbonden dat verdachte meewerkt aan diagnostisch onderzoek en eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling en/of gedragsinterventie bij forensisch psychiatrische polikliniek Het Dok, GGz Breburg of soortgelijke ambulante forensische zorg, ter beoordeling van de reclassering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 47, 57, 245, 248 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Primair: medeplegen van het met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, Langendijk 34 te Breda, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van het reclasseringstoezicht worden gegeven;
* dat verdachte meewerkt aan diagnostisch onderzoek en eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling en/of gedragsinterventie bij forensisch psychiatrische polikliniek Het Dok, GGz Breburg of soortgelijke ambulante forensische zorg, ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar en reclassering zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Van Bergen en mr. De Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Berkel-de Jongh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 maart 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina uit het eindproces-verbaal met registratienummer 2015074904 (BHV) van de politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, Unit Zeden, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 91.
2.Proces-verbaal van relaas, aanleiding onderzoek, pagina 2.
3.Het proces-verbaal verslag samenvatting studioverhoor van [slachtoffer] , d.d. 11 mei 2015, pagina’s 41-43.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 18 juni 2015, pagina 81-85.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 18 juni 2015, pagina 72.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , d.d. 31 juli 2015, pagina’s 64-66.