Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift
- telefonisch horen van verzoekster.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een kort geding waarin verzoekster, een publiekrechtelijke rechtspersoon, verlof heeft gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag op bankrekeningen van belanghebbende. Dit verzoek is gedaan in het kader van de terugvordering van bijstandsuitkeringen die ten onrechte zijn verstrekt over de periode van december 2013 tot en met februari 2016. Verzoekster stelt dat het noodzakelijk is om het beslag te leggen om de vordering veilig te stellen, aangezien er een procedure loopt die kan leiden tot terugvordering van de bijstand. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de hoofdzaak niet het dwangbevel is, maar de procedure die leidt tot de terugvordering van de bijstand. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bekendmaking van het terugvorderingsbesluit aan belanghebbende moet worden aangemerkt als de eis in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot verlenging van de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak afgewezen, maar heeft wel het verlof tot het leggen van beslag verleend. De vordering is voorlopig begroot op € 41.407,60, en de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak is vastgesteld op 14 dagen na het beslag.