Op 13 maart 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een gedetineerde verzoeker, die terechtstond voor brandstichting, witwassen, afpersing en andere geweldsmisdrijven. Het wrakingsverzoek was ingediend door de raadslieden van verzoeker, die stelden dat de rechters partijdig waren en onbegrijpelijke beslissingen hadden genomen. De rechters hadden eerder besloten dat verzoeker in staat was de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, ondanks zijn psychische gesteldheid en de omstandigheden van zijn detentie. De verdediging voerde aan dat verzoeker onvoldoende was gefaciliteerd om zijn verdediging voor te bereiden, omdat hij geen toegang had tot zijn dossier en computer. De rechters verwierpen deze argumenten en stelden dat hun beslissingen waren gebaseerd op een rapport van een psychiater, dat bevestigde dat verzoeker in staat was om zijn verdediging adequaat te voeren. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de rechters niet onbegrijpelijk waren en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, en de behandeling van de strafzaak werd voortgezet.