ECLI:NL:RBZWB:2018:1785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
342482 HA RK 18-44
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Breeman
  • J. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak wegens brandstichting, witwassen en afpersing

Op 13 maart 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een gedetineerde verzoeker, die terechtstond voor brandstichting, witwassen, afpersing en andere geweldsmisdrijven. Het wrakingsverzoek was ingediend door de raadslieden van verzoeker, die stelden dat de rechters partijdig waren en onbegrijpelijke beslissingen hadden genomen. De rechters hadden eerder besloten dat verzoeker in staat was de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, ondanks zijn psychische gesteldheid en de omstandigheden van zijn detentie. De verdediging voerde aan dat verzoeker onvoldoende was gefaciliteerd om zijn verdediging voor te bereiden, omdat hij geen toegang had tot zijn dossier en computer. De rechters verwierpen deze argumenten en stelden dat hun beslissingen waren gebaseerd op een rapport van een psychiater, dat bevestigde dat verzoeker in staat was om zijn verdediging adequaat te voeren. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de rechters niet onbegrijpelijk waren en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, en de behandeling van de strafzaak werd voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
(neven)locatie: Rotterdam (beveiligde zittingszaal)
Procedurenummer: 342482 HA RK 18-44
Beslissing van 13 maart 2018 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
gedetineerd in de [PI] ,
verder te noemen verzoeker,
raadslieden: [advocaat 1] , advocaat te [plaatsnaam] , en
[raadsman 2] , advocaat te [plaatsnaam] .

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 maart 2018 van de meervoudige strafkamer, bestaande uit [leden strafkamer] , belast met de behandeling van de hierna te noemen strafzaak, en waarin opgenomen het namens verzoeker ter zitting gedane mondelinge wrakingsverzoek;
  • de voor de behandeling van dit wrakingsverzoek relevante processtukken in die strafzaak;
  • de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 13 maart 2018, waarbij zijn verschenen: verzoeker en zijn raadslieden mrs. [advocaat 1] en [raadsman 2] , alsmede [leden strafkamer] . Voorts zijn verschenen [officieren van justitie] , officieren van justitie;
  • de door mr. [raadsman 2] overgelegde pletnota, en
  • de ter zitting van de wrakingskamer door de officier van justitie voorgedragen schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van [leden strafkamer] , leden van de meervoudige strafkamer, hierna ook te noemen de rechters, belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker met parketnummers [parketnummer]
De rechters berusten niet in het verzoek tot hun wraking.

3.De feiten en de gronden van wraking

3.1.
In de hiervoor genoemde strafzaak staat verzoeker terecht voor brandstichting, witwassen, afpersing en andere geweldsmisdrijven. Na diverse regie/pro forma-zittingen hebben de rechters ter zitting van 9 maart 2018 een aanvang gemaakt met de inhoudelijke behandeling van de zaak.
3.2.
Verzoeker is niet op die terechtzitting verschenen. Zijn raadslieden hebben verklaard, dat verzoeker vanwege zijn psychische gesteldheid, veroorzaakt door zijn langdurige detentie, die hij ondergaat in de [PI] , niet langer in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Met name het in die inrichting aan verzoeker opgelegde regime, heeft daar volgens zijn raadslieden toe geleid. Met verwijzing naar door hen overgelegde psychiatrische rapporten van dr. [naam psychiater] van 18 september 2017 en 8 maart 2018, hebben de raadslieden verzocht de vervolging van verzoeker op de voet van artikel 16 Sv te schorsen. Subsidiair hebben zij verzocht de behandeling van de zaak vanwege de geestelijke gesteldheid van verzoeker en op grond van de omstandigheid dat hij onvoldoende zou zijn gefaciliteerd om zijn onderzoekswensen uit te voeren, aan te houden
3.3.
De rechters hebben vervolgens de behandeling van de zaak, gehoord de officieren van justitie, aangehouden tot de terechtzitting van 13 maart 2018 en in het kader van het genoemde schorsingsverzoek opdracht gegeven tot het doen instellen van een psychiatrisch onderzoek naar de geestesgesteldheid van verzoeker, ter beantwoording van de vragen:
1. Lijdt verzoeker aan een gebrekige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens?
2. Is de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis zodanig dat verzoeker niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen? en
3. Is verzoeker, gelet op zijn psychische gesteldheid, in staat om ter zitting te verschijnen en zijn verdediging op adequate wijze te voeren?
3.4.
Aan die opdracht is door psychiater [psychiater 2] met zijn rapport van 12 maart 2018 gevolg gegeven.
3.5.
Door de verdediging is als reactie op dit rapport overgelegd een rapport van psychiater [naam psychiater] van 13 maart 2018.
3.6.
Blijkens het proces-verbaal van de op 13 maart 2018 voortgezette zitting, waarbij verzoeker aanwezig was, zijn beide rapportages besproken en hebben de rechters de verzoeken van de verdediging afgewezen en daartoe als volgt overwogen.
“De rechtbank is op basis van het rapport van psychiater [psychiater 2] van oordeel dat verdachte [verzoeker] in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde strafvervolging te begrijpen. Verdachte [verzoeker] is op de hoogte van de inhoud, de omvang en de eventuele implicaties van zijn strafdossier. Hij is in staat op zijn juridische positie te reflecteren. De rapporten van psychiater [naam psychiater] geven geen aanleiding voor een ander oordeel. De rechtbank wil aannemen dat verdachte [verzoeker] gevolgen ondervindt van de procedure tot nu toe, maar dat maakt niet dat verdachte niet in staat moet worden geacht de strekking hiervan te begrijpen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [verzoeker] in staat is zijn verdediging op adequate wijze te voeren. Zij baseert dit oordeel op het rapport van psychiater [psychiater 2] , waarin deze aangeeft dat verdachte [verzoeker] hiertoe in staat is. Ook de door de verdediging overgelegde rapporten van psychiater [naam psychiater] bieden onvoldoende basis voor de conclusie dat [verzoeker] daar niet toe in staat zou zijn. Als zijn emoties hem teveel worden of de heer [verzoeker] wat meer tijd nodig heeft om vragen te beantwoorden dan zal de rechtbank daar rekening mee houden.
Ondanks dat het lastiger kan zijn om in detentie de verdediging voor te bereiden, is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] hiervoor in dezen voldoende gelegenheid heeft gehad. De eerste behandeling ter zitting was op 13 oktober 2016 en [verzoeker] is naar het oordeel van de rechtbank ook overigens voldoende gefaciliteerd om zijn onderzoekswensen te kunnen uitvoeren.
Gelet op hetgeen de rechtbank zojuist heeft overwogen is de rechtbank van oordeel dat bij voortzetting van de inhoudelijke behandeling van de zaak geen sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM.
De verzoeken worden afgewezen.“
3.7.
Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de verdediging (mr. [advocaat 1] ) na beraad de rechters gewraakt, waartoe het volgende is aangevoerd.
“Wij kunnen niet anders dan de rechtbank wraken. Dit ziet op de gehele rechtbank. Ik ben van mening dat er door uw rechtbank onbegrijpelijke beslissingen zijn genomen. Uw beslissing draagt de schijn van partijdigheid in zich. U heeft geoordeeld dat cliënt in staat moet worden geacht om de strekking van de tegen hem ingestelde vorderingen te begrijpen. U acht het rapport van [naam psychiater] onvoldoende basis om anders te oordelen. Dat is voor de verdediging onbegrijpelijk.
Verder heeft u aangegeven dat cliënt voldoende gefaciliteerd is om zijn onderzoekswensen uit te kunnen voeren. Dit terwijl cliënt steeds geklaagd heeft over het feit dat hij geen toegang had tot zijn computer. Al 8 maanden heeft cliënt geen toegang meer tot zijn dossier. Onbegrijpelijk.“
3.8.
De verdediging heeft bij de behandeling ter zitting van de wrakingskamer het wrakingsverzoek toegelicht en daarbij onder meer aangevoerd dat de beslissing tot afwijzing van het schorsingsverzoek ex artikel 16 Sv niet wordt gesteund door de inhoud van het rapport van psychiater [psychiater 2] . Evenmin wordt een motivering, laat staan een deugdelijke, gegeven voor het terzijde schuiven van de - in feite een drietal - rapportages van psychiater [naam psychiater] . Het is voor verzoeker volstrekt onbegrijpelijk waarom aan [psychiater 2] meer gezag wordt toegedicht dan aan [naam psychiater] , die nota bene op 18 september 2017 al eerder contact had gehad met verzoeker en uit dien hoofde beter dan [psychiater 2] in staat is geweest het verschil tussen zijn geestelijke gesteldheid van toen en nu te beoordelen
3.9.
Verder acht de verdediging het onbegrijpelijk dat de rechters geen nader onderzoek noodzakelijk hebben geacht, terwijl de rapportages van [naam psychiater] de belangen van verzoeker onderbouwen en de geuite kritiek op de rapportage van [psychiater 2] c.q. op diens wijze van onderzoek juist wel deugdelijk is gemotiveerd.
3.10.
Volgens de verdediging miskent de beslissing van de rechters dat verzoeker niet in staat is om op adequate wijze zijn verdediging te voeren gezien zijn psychische gemoedstoestand. Niet ondenkbaar is dat de rechten van een verdachte en diens verdediging in principe onherstelbaar zullen worden geschonden als verklaringen, die tijdens de zitting worden gedaan door een verdachte met psychische klachten, worden gebruikt voor een eventuele veroordeling.
3.10.
Voldoende tijd en faciliteiten krijgen voor het kunnen voeren van een adequate verdediging vormt volgens de verdediging één van de kernwaarden voor het recht op een eerlijk proces. Volgens de verdediging wordt door de rechtbank het belang van de voortgang van de procedure gesteld boven de rechten van verzoeker op een eerlijk proces, zonder dat hieraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt. De rechters gaan met hun beslissing eraan voorbij dat, door het aan verzoeker ter beschikking stellen van een gebrekkige computer, hij al gedurende 8 maanden geen toegang heeft tot zijn dossier en zich niet op zijn verdediging kan voorbereiden.
3.11.
Gelet op dit alles kan volgens de verdediging niet anders worden vastgesteld dan dat de beslissingen van de rechters dermate onbegrijpelijk zijn, dat de conclusie is gerechtvaardigd dat die beslissingen door hen zijn ingegeven door vooringenomenheid.

4.Het standpunt van de rechters

4.1.
De rechters verwijzen naar de inhoud van het proces-verbaal van de zitting van 13 maart 2018, met name naar hun motivering van de door de verdediging ter discussie gestelde procesbeslissingen. Zij voeren aan dat zij deze naar eer en geweten hebben genomen. De omstandigheid dat deze verzoeker onwelgevallig zijn, kan volgens de rechters geen gerechtvaardigde grond voor hun wraking opleveren. Van een daarbij blijk gegeven partijdigheid of een opgewekte schijn daarvan is naar hun opvatting geen sprake geweest. De rechters verzoeken dan ook het wrakingsverzoek als ongegrond af te wijzen.

5.Het standpunt van het openbaar ministerie

5.1.
Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat sprake is van een uiterst zwakke onderbouwing van het wrakingsverzoek. De rechters hebben immers hun beslissingen niet gebaseerd op dunne lucht, maar op een rapport van een in het Nederlands Register voor Getuigen Deskundigen opgenomen psychiater, die een duidelijke conclusie trekt over de geschiktheid van verzoeker om zijn vervolging te kunnen begrijpen. Daarbij komt dat de stelling van de verdediging, dat het rapport van de door henzelf in stelling gebrachte deskundige [naam psychiater] ruimte biedt voor diametraal tegenovergestelde conclusie, niet terug is te vinden in de rapportages van die deskundige.
5.2.
Ook het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de zaak mist volgens het openbaar ministerie een deugdelijke feitelijke grondslag. Verzoeker heeft immers de beschikking over alle middelen die nodig zijn om zijn dossier te kunnen bestuderen en om overleg te voeren met zijn raadslieden.
5.3.
Het verzoek tot wraking dient dan ook volgens het openbaar ministerie geen enkel ander doel dan op te komen tegen verzoeker niet welgevallige processuele beslissingen, waarvoor het middel van wraking uitdrukkelijk niet is bedoeld.
5.4.
Nu volgens het openbaar ministerie verzoeker in de zaak eerder een wrakingverzoek heeft gedaan, hetwelk ongegrond is bevonden en gelet op de kennelijke lichtzinnigheid van het onderhavige wrakingsverzoek, is sprake van misbruik van procesrecht. Om die reden verzoekt het openbaar ministerie om op de voet van artikel 515, lid 4 Sv te bepalen, dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

6.De beoordeling en de gronden daarvoor

6.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van rechters in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtszoekende dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd.
6.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter(s), ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat de beslissingen tot afwijzing van het door de verdediging gedane verzoek tot schorsing van de vervolging van verzoeker op de voet van artikel 16 Sv en (subsidiair) het verzoek tot aanhouding van de zaak, moeten worden aangemerkt als processuele beslissingen. Daartegen kan niet met het middel van wraking worden opgekomen. Dit ligt anders, wanneer een dergelijke beslissing dermate onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
6.4.
Hiervan is echter niet gebleken. Dat de rechters hun beslissing om het schorsingsverzoek ex artikel 16 Sv niet te honoreren hebben gebaseerd op het rapport van psychiater [psychiater 2] , acht de wrakingskamer verklaarbaar. Anders dan de verdediging veronderstelt, hebben de rechters bij die afweging de door de verdediging overgelegde rapporten van psychiater [naam psychiater] betrokken. Dat zij daarin voor de stellingen van de verdediging onvoldoende steun hebben gevonden, maakt niet dat daarmee de beslissing onbegrijpelijk is, laat staan dat deze werd ingegeven door vooringenomenheid.
6.5.
Dit zelfde geldt ten aanzien van de afwijzing van het verzoek tot aanhouding van de inhoudelijke behandeling van de zaak. Ook ten aanzien daarvan is, op gelijke wijze als hiervoor, verklaarbaar dat de rechters deze eveneens hebben gebaseerd op het rapport van psychiater [psychiater 2] . Daarnaast is door het openbaar ministerie betwist dat het verzoeker ontbreekt aan faciliteiten noodzakelijk voor het kunnen voorbereiden van zijn verdediging, zodat de te dier zake aangevoerde stellingen van de raadslieden van verzoeker niet zijn komen vast te staan.
6.6.
Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek als ongegrond behoort te worden afgewezen.
6.7.
Anders dan het openbaar miniserie meent, is de wrakingskamer van oordeel dat onvoldoende is gebleken, dat verzoeker met het indienen van het onderhavige wrakingsverzoek misbruik heeft gemaakt van het middel van wraking. Er wordt derhalve geen reden gevonden voor het opleggen van de in geval van misbruik in artikel 515, lid 4 Sv bedoelde sanctie (het niet meer in behandeling nemen van een volgend wrakingsverzoek).

7.De beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de behandeling van de strafzaak met het hiervoor onder 2. genoemde parketnummer zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 13 maart 2018 door mrs. van Kralingen, Breeman en Pellikaan, in tegenwoordigheid van [naam psychiater] , griffier, en in het openbaar uitgesproken.
--