3.1Tussen partijen staan als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, de volgende feiten vast:
- Per 1 juli 2016 is [gedaagde] bij ABAB in dienst getreden voor de duur van één jaar in de functie van recruiter.
- ABAB is een onderneming op het gebied van accountancy en heeft ruim 700 medewerkers verspreid over 14 vestigingen.
- In artikel 10 van de tussen [gedaagde] en ABAB getekende arbeidsovereenkomst van 17 mei 2016 is het volgende vermeld:
“1. Het is de werknemer gedurende het dienstverband en gedurende 2 jaren na einde dienstverband verboden om direct of indirect, voor zichzelf of voor andere(n) zakelijke contacten te initiëren en/of onderhouden, in het bijzonder maar niet beperkt tot contacten via social media, met relaties en/of opdrachtgevers van de werkgever.
2. Onder relaties van de werkgever worden verstaan de natuurlijke persoon, rechtspersoon en/of onderneming voor wie de werkgever gedurende het dienstverband van de werknemer diensten en/of werkzaamheden heeft verricht en/of aan wie de werkgever zaken heeft geleverd en/of op enigerlei andere wijze zakelijk heeft samengewerkt. (…)
3. Het is de werknemer gedurende 2 jaren na einde van het dienstverband verboden om activiteiten te verrichten teneinde te trachten, direct of indirect, personeel van de werkgever – of van een met haar gelieerde vennootschap – weg te trekken en/of op enigerlei wijze ertoe te bewegen in dienst te treden bij (een onderneming van) de werknemer dan wel bij een andere werkgever.
4. In geval van overtreding van het in dit artikel sub 1 t/m 3 bepaalde, zal de werknemer aan werkgever verbeuren een onmiddellijk opeisbare boete van € 25.000,00 (…) voor iedere overtreding, vermeerderd met een bedrag van € 1.00,00 (…) voor elke dag dat de overtreding voortduurt, (…)”Bij brief van 26 januari 2017 heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst met ABAB opgezegd tegen 1 maart 2017.
- ABAB heeft de opzegging bij brief van 9 februari 2017 bevestigd en daarin aan [gedaagde] medegedeeld dat zij aan het relatiebeding en het ronselbeding zoals opgenomen in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst wordt gehouden.
- [gedaagde] is per 1 maart 2017 bij BDO Accountants en Belastingadviseurs B.V. (hierna: BDO) in dienst getreden (waar [gedaagde] voor 1 juli 2016 ook in dienst was) en gaan werken in de functie van recruiter.
- BDO is een onderneming op het gebied van accountancy en heeft verspreid over heel Nederland zo’n 2.400 medewerkers.
- Op 6 en 7 maart 2017 heeft ABAB met BDO gecorrespondeerd over de verplichting van [gedaagde] jegens ABAB om geen ABAB medewerkers te benaderen.
- Op 27 maart 2017 heeft de heer [naam A] (hierna: [naam A] ), die op dat moment bij ABAB werkzaam was als senior payrol professional - via LinkedIn een bericht naar [gedaagde] gestuurd met de vraag of de vacature die hij bij BDO had gezien een senior functie was.
- [gedaagde] heeft bevestigend geantwoord op de vraag van [naam A] en via Linkedin aan hem medegedeeld dat hij haar of de teamleider mag bellen voor informatie en hij voor een kop koffie (vrijblijvend) welkom is.
- Op 2 april 2017 heeft [naam A] contact opgenomen met [gedaagde] en aangegeven geïnteresseerd te zijn in een afspraak voor meer informatie over de vacature.
- [gedaagde] heeft samen met de heer [naam B] van BDO deelgenomen aan het selectiegesprek met [naam A] .
- [naam A] heeft vervolgens een tweede sollicitatiegesprek gehad bij BDO, waarna [gedaagde] een arbeidsvoorwaardelijk voorstel voor [naam A] heeft opgesteld en dit aan hem heeft toegezonden.
- [naam A] is vervolgens per 1 september 2017 bij ABAB uit dienst getreden en bij BDO in dienst getreden.
- Op 30 juni 2017 heeft ABAB een brief gezonden naar het oude adres van [gedaagde] en daarin aan haar medegedeeld dat zij in strijd met het ronselbeding heeft gehandeld door [naam A] te benaderen. Verder heeft ABAB [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een boete van € 25.000,--.
- [gedaagde] heeft de voornoemde brief op 5 juli 2017 ontvangen.
- Bij brief van 11 juli 2017 heeft de gemachtigde van [gedaagde] inhoudelijk gereageerd op de brief van ABAB.