ECLI:NL:RBZWB:2018:2341

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
02-800176-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Hertsig
  • A. Collombon
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag met steekwapen in Rucphen

Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 5 oktober 2014 in Rucphen, waar de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een vechtpartij in een café. Tijdens deze vechtpartij heeft de verdachte, gewapend met een mes, het slachtoffer meermalen gestoken, wat leidde tot levensbedreigende verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, die de betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachte bij het geweld bevestigden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 43 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die zowel lichamelijk als psychisch letsel had opgelopen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800176-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 maart 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Rucphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven die [benadeelde partij] meermalen met een
mes, althans een dergelijk scherp en puntig voorwerp, te steken en/of snijden in de rug en/of buik en/of (linker) arm en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Rucphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een/meerdere steekverwonding(en) in de buik en/of borststreek
en/of linkeronderarm heeft toegebracht door die [benadeelde partij] meermalen met een mes, althans een dergelijk scherp en puntig voorwerp, te steken en/of snijden in de rug en/of buik en/of borst en/of (linker) arm en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen);
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Rucphen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde partij] meermalen met een mes, althans een dergelijk scherp en puntig voorwerp, in de rug en/of buik en/of borst en/of linker onderarm en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) heeft
gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging doodslag. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van meerdere getuigen dat verdachte in het café met een mes is gezien, de verklaringen van meerdere getuigen dat verdachte ook buiten nog een mes in zijn handen had, de verklaring van getuige [naam 1] die ziet dat verdachte een steekbeweging maakt en de verklaring van de zoon van [benadeelde partij] , [naam 2] , die ziet dat zijn vader tweemaal door verdachte wordt gestoken. Daarnaast acht de officier van justitie bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] ook heeft gestoken. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van meerdere getuigen dat [medeverdachte] een mes vast had, de camerabeelden waarop dit wordt bevestigd, de verklaring van een onafhankelijke getuige dat deze het mes uit de handen van [medeverdachte] heeft gepakt, een getuige die dit ook heeft waargenomen en het feit dat er bloed van [benadeelde partij] op het mes is aangetroffen. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen gewapend naar een feest gegaan, waarbij verdachte het conflict heeft opgezocht en [medeverdachte] het slachtoffer via zijn zoon heeft bedreigd met de woorden ”Jouw vader gaat sterven vannacht”. Tijdens het conflict wijst [medeverdachte] naar het slachtoffer en roept daarbij “hij is het” waarna vervolgens een vechtpartij tussen verdachte en [benadeelde partij] ontstaat en zowel verdachte als [medeverdachte] op het slachtoffer insteken. Dit alles in samenhang bezien is voldoende om ook tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het medeplegen. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en opzet op de dood.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Het is naar de mening van de verdediging volstrekt onduidelijk gebleven of verdachte een mes in zijn bezit had en voorts dat hij met een mes zou hebben gestoken. Het dossier bevat hiertoe teveel onduidelijkheden en teveel tegenstrijdigheden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 5 oktober 2014 kreeg de politie een melding binnen van een vechtpartij in café ’ [naam 3] in Rucphen. Verbalisanten [naam 4] en [naam 5] gaan ter plaatse en treffen daar een gewonde man, [benadeelde partij] , aan. [1] [benadeelde partij] werd hierna met een traumahelikopter naar het ziekenhuis afgevoerd. [benadeelde partij] had meerdere steekverwondingen in de buik en borststreek, zowel rechts als links op het lichaam en één ter hoogte van de linkeronderarm. Er zijn vitale organen geraakt: in de dikke darm werd een verwonding vastgesteld die zeer wel past bij een steekverwonding en er is ook een bloeding van de milt vastgesteld. [benadeelde partij] werd met spoed geopereerd. [2]
Op dinsdag 7 oktober 2014 werd getuige [nummer 1] (portier) gehoord. [3] Op 5 oktober 2014 omstreeks 20.25 uur kreeg hij een melding dat er in het café gevochten werd. Getuige ziet op het moment dat hij tussen de vechtende partijen komt dat een man een mes terug in zijn zak stopt. De man werd hierna naar buiten gebracht. Enige tijd later laait er buiten een vechtpartij op. Meerdere mannen gaan daarbij op de vuist. Terwijl getuige en zijn collega’s deze groep proberen te scheiden, komt er een vrouw aanrennen waarbij wordt gezien dat zij een mes vasthoudt. Getuige en zijn collega, getuige [nummer 2] [4] , rennen er op af waarna getuige [nummer 2] haar het mes afhandig kan maken. De vrouw droeg een opvallend geel t-shirt.
Op 30 oktober 2014 werd er door [benadeelde partij] aangifte gedaan. [5] Nadat er in het café al gevochten was, liep [medeverdachte] buiten op [benadeelde partij] af. Haar nieuwe vriend ( [verdachte] was op de betreffende avond als de vriend van [medeverdachte] aanwezig [6] ) was op dat moment bij haar. [medeverdachte] riep: “Hij is het”. Vervolgens liep verdachte naar [benadeelde partij] , pakte hem vast en sloegen zij elkaar met de vuist. Hierna duwde [benadeelde partij] verdachte op de grond dicht bij de fietsenrekken. Hij hoorde zijn zoon roepen: “Hij heeft een mes. Hij heeft een mes”.
Van de vechtpartij waren camerabeelden aanwezig. Deze werden uitgekeken door verbalisant [naam 6] . [7] Door verbalisant [naam 6] werd het volgende waargenomen:
Om 20:29:45 uur loopt [benadeelde partij] op enkele meters gevolgd door [medeverdachte] naar buiten. [medeverdachte] loopt samen met verdachte naar buiten. Om 20:29:50 uur wordt gezien dat [medeverdachte] haar arm naar [benadeelde partij] uitstrekt in de richting van zijn borst. Op het moment dat [medeverdachte] haar rechterarm weer naar zich toe trekt, wordt in haar rechterhand een glinsterend of licht weerkaatsend voorwerp gezien. Vervolgens lopen verdachte en [medeverdachte] richting een geparkeerde fiets. [medeverdachte] komt ten val, staat op en pakt iets van de grond met haar rechterhand. Meteen daarna wordt gezien dat verdachte naar [benadeelde partij] beweegt, [benadeelde partij] verdachte weg duwt richting de fiets, waarna [medeverdachte] tussen [benadeelde partij] en verdachte gaat staan. Vervolgens ontstaat er een handgemeen tussen verdachte en [benadeelde partij] , waarna verdachte op de fiets terecht komt. Omstreeks 20:30:09 uur wordt gezien dat [medeverdachte] ten minste drie bewegingen met haar rechterarm in de richting van het lichaam van [benadeelde partij] maakt. Hierbij wordt tevens waargenomen dat zij op dat moment een klein langwerpig voorwerp in haar rechterhand vasthoudt. Na de eerste van de drie bewegingen wordt gezien dat [benadeelde partij] ten minste eenmaal kort naar de grond beweegt en onmiddellijk daarna beweegt [benadeelde partij] zich richting verdachte. Omstreeks 20:30:39 uur wordt gezien dat [medeverdachte] zich tot een ander persoon richt waarbij zij iets in haar rechterhand houdt. [medeverdachte] wordt bij haar polsen gepakt, waarbij één van de omstanders, BEV01, een lostrekkende beweging uit haar handen maakt. Door verbalisant werd gezien dat het betreffende voorwerp een glinsterend of licht weerkaatsend voorwerp was. Om 20:31:39 uur wordt gezien dat BEV01 in zijn linkerhand een langwerpig glinsterend of licht weerkaatsend voorwerp vast heeft. BEV02 neemt dit voorwerp vervolgens over.
Meerdere getuigen worden gehoord. Getuigen [naam 7] [8] en [naam 1] [9] hebben verklaard dat zowel verdachte als [medeverdachte] een mes had. Voorafgaande aan het gevecht hoorden ze [medeverdachte] roepen: “Hij is het”. Hiermee werd [benadeelde partij] bedoeld. Getuige [naam 8] [10] hoorde [medeverdachte] in het café tegen de zoon van [benadeelde partij] ( [naam 9] ) zeggen: ‘Jouw vader sterft vanavond” en daarna buiten “Hij is het”. [naam 9] hoort [medeverdachte] zeggen: “Jouw vader gaat sterven vannacht.”. [11] [naam 8] heeft die avond gezien dat zowel verdachte als [medeverdachte] een mes in handen hield. Ook getuige [naam 10] heeft verklaard dat verdachte binnen een mes in zijn handen had. [12] Getuigen [naam 7] , [naam 8] en [naam 11] [13] zien vervolgens dat verdachte ook buiten een mes in zijn handen had. Getuige [naam 1] zag vervolgens dat verdachte tijdens het gevecht met [benadeelde partij] zijn hand met daarin het mes van achter zijn rug naar voren bracht.
[naam 2] is gehoord. [14] Hij heeft verklaard dat, nadat hij samen met zijn vader het café uit was gegaan, verdachte ook buiten stond. [medeverdachte] zei op dat moment tegen verdachte: “Hij heeft het gedaan, hij heeft het gedaan.” Hierna liep verdachte op [benadeelde partij] af en ontstond er een vechtpartij. [benadeelde partij] sloeg verdachte waarna deze op een fiets viel. Op dat moment hoorde de zoon van [benadeelde partij] mensen gillen: “mes, mes!”. Hij zag toen de hand van verdachte op en neer gaan waarbij hij verdachte twee keer heeft zien steken in het lichaam van zijn vader.
Het door getuige [nummer 2] inbeslaggenomen mes (AAHHJ0933NL) werd aan de politie overgedragen en werd op 2 november 2014 forensisch onderzocht. [15] Bij dat onderzoek werd op het lemmet een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van bloed. Door het NFI werden twee bloedsporen veilig gesteld en onderzocht. [16] Bloedspoor (AAHJ0933NL#2) matcht met het DNA-profiel van [benadeelde partij] . De kans dat dit DNA-profiel van een ander dan verdachte afkomstig is, is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft verklaard die avond in het café aanwezig te zijn geweest [17] .
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde partij] op 5 oktober 2014 meerdere malen is gestoken waarbij hij levensbedreigend gewond is geraakt. Daarbij kan tevens worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] die avond ook in het café en daarbuiten zijn geweest. Dit wordt zowel door getuigen als door henzelf bevestigd.
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verdachte slachtoffer [benadeelde partij] heeft gestoken. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte wordt reeds in het café, zo wordt door meerdere getuigen waaronder ook een portier bevestigd, met een mes gezien. Nadat hij het café is uitgezet, wordt hij buiten wederom met een mes gezien. Getuige [naam 1] ziet verdachte vervolgens tijdens het handgemeen een mes vanachter zijn rug vandaan halen, waarbij door getuige [naam 2] wordt gezien dat verdachte [benadeelde partij] tweemaal steekt. De rechtbank is gelet op deze bewijsmiddelen van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte [benadeelde partij] minstens tweemaal heeft gestoken. De getuigenverklaringen en de aangifte komen overeen met hetgeen op de camerabeelden is waargenomen. Dit is voldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte een mes had en dat hij met dit mes gestoken heeft.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of ook [medeverdachte] [benadeelde partij] heeft gestoken. Ook deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Meerdere getuigen hebben [medeverdachte] de bewuste avond gezien met een mes in haar hand. De verklaringen van deze getuigen worden bevestigd door de camerabeelden waarbij op meerdere momenten is te zien dat zij een langwerpig glinsterend of licht weerkaatsend voorwerp in haar hand heeft. Dit voorwerp wordt door getuige [nummer 2] (op de camerabeelden aangeduid als BEV01) uit de handen van [medeverdachte] gepakt. Uit deze getuigenverklaring en die van getuige [nummer 1] (op de camerabeelden aangeduid als BEV02) blijkt dat het voorwerp een mes betreft. Dit mes wordt vervolgens onderzocht waarna er bloed van [benadeelde partij] op wordt aangetroffen. Dit in samenhang bezien met het feit dat er op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte] ten minste drie bewegingen met haar rechterarm in de richting van het lichaam van [benadeelde partij] maakt, waarbij [benadeelde partij] na de eerste beweging kort naar de grond beweegt, acht de rechtbank voldoende om vast te kunnen stellen dat [medeverdachte] [benadeelde partij] meerdere malen met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat [medeverdachte] hieraan voorafgaande het dreigement naar de zoon van [benadeelde partij] heeft geuit dat zijn vader die avond zou sterven.
De vraag die vervolgens gesteld dient te worden is hoe deze handelingen dienen te worden gekwalificeerd en of er sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gehandeld. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen met een mes naar het café gegaan, hebben het conflict opgezocht, dreigementen geuit en buiten heeft [medeverdachte] verdachte ook gewezen op de aanwezigheid van [benadeelde partij] door te zeggen: “Hij is het. Hij is het.”, waarna verdachte de richting van [benadeelde partij] is opgelopen en er een handgemeen ontstond. Door samen met een mes op pad te gaan en ook samen het conflict op te zoeken waarbij er bij het handgemeen tussen verdachte en [benadeelde partij] zowel door verdachte als [medeverdachte] met een mes gestoken wordt, kan de rechtbank niet anders oordelen dan dat er sprake is van medeplegen.
[benadeelde partij] heeft op 5 oktober 2014 een aantal levensbedreigende verwondingen opgelopen welke verwondingen door verdachte en [medeverdachte] zijn toegebracht. Beiden hebben richting de romp van [benadeelde partij] gestoken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde partij] ten gevolge van dat steken van het leven zou worden beroofd, in aanmerking genomen dat -naar van algemene bekendheid is- het steken met een mes in de romp van een mens waarin zich vitale organen bevinden, dodelijk letsel kan veroorzaken. Uit de medische informatie blijkt dat daarbij ook daadwerkelijk vitale organen zijn geraakt. Verdachte en zijn mededader hebben gelet daarop steeds gehandeld met het voor poging tot doodslag ten minste vereiste voorwaardelijke opzet. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededader opzet had gericht op de dood van het slachtoffer.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks05 oktober 2014 te Rucphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,[benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven die [benadeelde partij] meermalen met een
mes,
althans een dergelijk scherp en puntig voorwerp, teheeft gest
eoken
en/of snijden
in de rug en
/ofbuik en
/of (linker
)arm
en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 5 oktober 2014 samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een poging doodslag door meerdere malen met een mes in het lichaam van [benadeelde partij] te steken. Wat een feestavond moest zijn, is uitgelopen in een drama waarbij [benadeelde partij] ernstig gewond is geraakt. [benadeelde partij] zal hier de rest van zijn leven last van houden, zo blijkt uit hetgeen naar voren is gebracht in de vordering benadeelde partij. Naast de lichamelijke schade, heeft [benadeelde partij] ook psychische schade ondervonden. Hij is angstig als hij over straat loopt. Het besef dat het ook anders af had kunnen lopen, maakt [benadeelde partij] emotioneel.
Doodslag of een poging hiertoe wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Voor de samenleving is het een schokkend en zeer ernstig feit. Verdachte heeft geen enkel respect voor andermans leven getoond. Integendeel, verdachte is samen met [medeverdachte] met een mes naar een openbare gelegenheid gegaan en heeft daar onder het toeziend oog van familie van [benadeelde partij] en bezoekers van het café zonder noemenswaardige aanleiding op het lichaam van [benadeelde partij] ingestoken. Een dergelijk gewelddadig optreden bij een publieke gelegenheid op straat is zeer schokkend voor de ooggetuigen en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Van algemene bekendheid is dat ook de ooggetuigen nog lang angstgevoelens en psychische schade kunnen ondervinden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de rol die [benadeelde partij] in het geheel heeft gespeeld. Ook hij heeft zich niet onbetuigd gelaten in het conflict met verdachte en [medeverdachte] . Daarnaast is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn die een aanvang heeft genomen op de datum van inverzekeringstelling (18 maart 2015), hetgeen grond is voor strafvermindering. Zonder overschrijding van de redelijke termijn was een gevangenisstraf van 48 maanden passend geweest. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met een periode van 13 maanden, legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 43 maanden.
De rechtbank zal tevens bevelen dat de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 21.749,88 waarvan
€ 1.749,88 ter zake van materiële schade en € 20.000,- ter zake immateriële schade. Daarbij is een verzoek vergoeding proceskosten gedaan voor een bedrag van € 39,32 bestaande uit reiskosten, parkeerkosten en kosten eventueel hoger beroep.
Ten aanzien van het verzoek vergoeding proceskosten overweegt de rechtbank dat de reiskosten en parkeerposten materiële schade betreft en geen onderdeel is van de gemaakte proceskosten. Bij de berekening van de materiële schade heeft de rechtbank deze bedragen meegenomen. De kosten voor een eventueel hoger beroep zijn nog niet gemaakte kosten waarvan tevens ook nog niet duidelijk is dat deze gemaakt zullen worden. De rechtbank acht deze kosten aldus niet voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank het bedrag vaststellen op € 7.500,-. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar de vergoeding die in soortgelijke zaken wordt gegeven. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de door de raadsman van [benadeelde partij] overgelegde jurisprudentie niet als soortgelijke zaken kunnen worden beschouwd om welke reden de rechtbank de immateriële schade zal matigen tot € 7.500,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 9.275,90 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 1.775,90 ter zake van materiële schade en € 7.500,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zal zij de vordering voor dat gedeelte afwijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De toegekende vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij tevens bepalen dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen poging tot doodslag
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 43 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van
€ 9.275,90 waarvan € 1.775,90 ter zake van materiële schade en € 7.500,- ter zake van immateriële schade;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen; (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij] , € 9.275,90 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 81 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
Bevel voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. Collombon en mr. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 april 2018.
Mr. Hertsig is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2014233081 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 302.
2.Het geschrift, te weten medische informatie d.d. 8 april 2015, losbladig.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [nummer 1] d.d. 7 oktober 2018, pagina’s 115, 116 en 117.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [nummer 2] d.d. 9 oktober 2018, pagina’s 120 en 121.
5.Het proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij] , pagina 60 en 61.
6.Proces-verbaal camerabeelden [naam 3] pagina 98.
7.Het proces-verbaal Camerabeelden ’ [naam 3] , pagina’s 98 tot en met 100.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] d.d. 12 november 2014, pagina’s 147 en 149.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 1] d.d. 13 november 2014, pagina’s 152, 153 en 154.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 8] d.d. 13 november 2016, pagina 158 en 159.
11.Het proces-verbaal van verhoor [naam 9] d.d. 16 oktober 2014, pagina 133.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 10] d.d. 2 december 2014, pagina 235.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 11] d.d. 3 december 2014, pagina 246.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 3 november 2014, pagina’s 138, 139 en 141.
15.Het proces-verbaal motivatie DNA-vergelijking, pagina 278.
16.Het losbladig NFI-rapport d.d. 3 maart 2015.
17.De verklaring van verdachte ter zitting van 29 maart 2018.