4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 14 mei 2016 is verdachte met zijn auto naar het huis van [benadeelde] in Breda gereden. Hij heeft die dag, toen hij wegging van huis, de sleutel van de woning van [benadeelde] gepakt, welke sleutel in het bezit was van zijn echtgenote [naam] , en voorts heeft hij een boksbeugel van huis meegenomen.
Bovendien had verdachte toen latex handschoenen bij zich. Hij heeft vervolgens, nadat hij een tijdje bij de woning van [benadeelde] had gepost, de latex handschoenen aangetrokken en is die woning met behulp van de meegenomen sleutel binnen gegaan. Die handschoenen had hij aangetrokken omdat hij geen sporen wilde achterlaten.
Verdachte is via de trap naar boven gegaan toen hij [benadeelde] daar hoorde. Hij zag daar [benadeelde] op bed zitten. Hij heeft op de slaapkamer op enig moment de boksbeugel gepakt en vervolgens [benadeelde] met die boksbeugel meermalen geslagen. Hij heeft tegen [benadeelde] gezegd dat hij zijn gezin kapot maakte en zijn, verdachtes, kinderen erbij betrok.
Aangever [benadeelde] , heeft verklaard dat de echtgenote van verdachte, [naam] geheten, in het bezit was van de sleutel van zijn huis. Volgens [benadeelde] lag hij op 14 mei 2016 met zijn kleren aan op bed, toen hij de voordeur hoorde en iemand naar boven hoorde komen. Toen hij zich omdraaide richting de deur van de slaapkamer, zag hij een groot persoon. Hij kreeg gelijk een klap tegen zijn hoofd, op de haargrens, van die persoon. Het bloed gutste van zijn hoofd af. De persoon heeft hem meermalen geslagen. Voordat hij kon opstaan had hij al drie of vier knallen tegen zijn hoofd gehad. Die knallen waren zo hard dat het leek alsof de persoon een steen vast had. Het voelde scherp aan alsof zijn huid met een mes werd opengesneden. Toen hij was opgestaan, heeft hij ook nog klappen van die persoon gehad, ook bij de badkamer. Die persoon zei tegen hem dat hij zijn gezin en zijn kinderen kapot had gemaakt. Uit die opmerking maakte hij op dat het de echtgenoot van [naam] was. Hij had het idee dat die persoon iets om zijn handen had.
Als gevolg van het slaan heeft hij meerdere verwondingen aan het hoofd opgelopen en heeft hij negen hechtingen op zijn hoofd. Op zijn gezicht zitten striemen, rode vlekken en wonden. Aan de rechterzijde heeft hij gekneusde ribben; zijn rug is blauw en daar zitten wonden. Hij had overal pijn.
Verdachte heeft betwist dat hij direct begon te slaan. Hij zou naar het huis van aangever zijn gegaan om met hem te praten, zodat de stalking door aangever richting het gezin van verdachte zou stoppen. Volgens verdachte stond aangever op van bed toen hij de slaapkamer binnen kwam en tegen aangever uitviel dat hij zijn gezin kapot maakte. Aangever zou hem toen direct keihard in zijn kruis hebben geschopt. Aangever zou toen naar de badkamer zijn gelopen. Daar had aangever iets scherps in zijn hand, waarmee hij verdachte begon te slaan en te steken. Even later waren ze weer in de slaapkamer en stak aangever hem met iets in zijn been. Pas op dat moment zou verdachte de boksbeugel hebben gepakt en aangever daarmee hebben geslagen.
Ter zitting heeft verdachte ook nog verklaard dat hij aangever alleen op het hoofd heeft geslagen en niet op andere lichaamsdelen.
De rechtbank acht de verklaring van aangever [benadeelde] betrouwbaar en daarnaast meer aannemelijk dan die van verdachte, met name op het punt dat hij, [benadeelde] , direct door verdachte werd aangevallen toen verdachte voor het eerst zijn slaapkamer in kwam en met betrekking tot de plaatsen waar hij, [benadeelde] , is geslagen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte op die punten niet geloofwaardig, nu deze niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, terwijl de verklaring van aangever wel bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Zo heeft de rechtbank geen foto’s of medische verklaringen in het dossier aangetroffen waaruit zou kunnen blijken dat verdachte is gestoken in zijn been. Weliswaar bevindt zich in het dossier (bladzijde 265) een foto waarop op het been van verdachte een oppervlakkige verwonding is te zien, maar deze verwonding lijkt niet op een steekverwonding. Twee politieambtenaren hebben op 14 mei 2016 in het cellencomplex waargenomen dat verdachte enig letsel op zijn lichaam had, maar dit letsel beperkte zich tot oppervlakkig letsel in de vorm van beschadiging van de huid op een been en op het hoofd en daarnaast een verkleuring van de huid op een onderarm (bladzijde 218 van het dossier). Van enig steken met een scherp voorwerp door aangever, zoals door verdachte wordt geschetst, is niet gebleken.
Voorts concludeert het team forensische opsporing van de politie op basis van onderzoek in de woning van aangever, met name de bloedsporen aldaar, dat op en rond het bed in de slaapkamer minimaal drie geweldsimpacten hebben plaatsgevonden.Dit past in de verklaring van aangever, dat hij op zijn bed is aangevallen.
Ook is niet aannemelijk geworden dat verdachte alleen op het hoofd van aangever heeft geslagen, gelet op de plaatsen waar verwondingen op het lichaam van aangever zijn aangetroffen. Door een forensisch arts zijn immers op 17 mei 2016, drie dagen na het incident, onder andere de volgende letsels bij aangever [benadeelde] aangetroffen:
- drie gehechte wonden op de behaarde hoofdhuid;
- twee scherprandige verwondingen op het voorhoofd;
- bloeduitstortingen bij het rechter oog, borst, rechter bovenarm en rechterzijde van de rug;
- huidbeschadigingen op de kin, rechter bovenarm, linker bovenarm;
- huidverkleuringen op de borst, rechter bovenarm;
- korstvorming op het rechter scheenbeen en op de rechter kuit.
Voorts is aangever op 14 mei 2016, vlak na het incident, bij de spoedeisende hulp van het Amphia ziekenhuis in Breda onderzocht waarbij bij de borst en (hoge) rug meerdere schaafwonden en een hematoom, welke pijnlijk waren, werden aangetroffen.
Ook om andere redenen acht de rechtbank de verklaring van aangever aannemelijker dan die van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de sleutel van de woning van [benadeelde] had gepakt en naar diens woning is gereden om met hem te praten. Verdachte wilde dat het stalken door [benadeelde] zou stoppen. Hij had voorts een boksbeugel en latex handschoenen meegenomen. Deze handschoenen waren onder andere bestemd om geen vingerafdrukken achter te laten, aldus verdachte ter zitting. Deze handschoenen had hij aangetrokken voordat hij de woning van [benadeelde] binnenging, waarbij hij gebruikmaakte van de meegenomen sleutel. De boksbeugel had hij eveneens bij zich. [benadeelde] bevond zich op dat moment nietsvermoedend in zijn woning.
De lezing van verdachte, dat hij naar binnen ging om te praten, komt de rechtbank niet geloofwaardig over, gelet op de wijze waarop hij binnendrong in de woning van aangever. Áls verdachte al de bedoeling had om met aangever te praten, had het naar het oordeel van de rechtbank voor de hand gelegen dat hij gewoon bij de voordeur had aangebeld of aangever had opgebeld. De wijze van binnendringen met meenemen van de boksbeugel naar de slaapkamer van [benadeelde] , terwijl hij handschoenen draagt, wijst er eerder op dat verdachte de bedoeling had geweld te gebruiken tegen aangever en niet om met hem te praten. In een dergelijke situatie ligt het voor de hand dat verdachte degene was die begon met het plegen van geweld door aangever direct te slaan met de door hem meegenomen boksbeugel.
De rechtbank volgt verdachte daarom niet in zijn verklaring dat hij naar aangever was gegaan om te praten en dat aangever hem eerst aanviel.
Bij de namens aangever in het kader van zijn vordering als benadeelde partij overgelegde stukken bevindt zich een brief van mr. drs. Stad, arts en advocaat, van 29 mei 2017, die aan de hand van de beschikbare medische informatie onderzoek heeft verricht. Hij constateert met betrekking tot de medische geschiedenis van aangever na het incident van 14 mei 2016 het volgende:
- op 13 juni 2016 volgde een verwijzing naar de orthopedisch chirurg vanwege de reeds een maand bestaande klachten aan de rechterschouder, ontstaan na het geweldsincident van 14 mei 2016;
- uitgebreid orthopedisch onderzoek gaf aanwijzingen te zien voor een rechter kapselbeschadiging en bij MRI-onderzoek bleken er aanwijzingen te zijn voor een gedeeltelijke peesscheur ter hoogte van het rechter kapsel;
- op 28 juni 2016 vond opnieuw onderzoek plaats bij de neuroloog vanwege na het incident van 14 mei 2016 ontstane cognitieve problemen;
- op 1 september 2016 volgde een operatieve ingreep, waarbij de gedeeltelijke kapselscheur werd behandeld;
- op 15 november 2016 moest een re-ingreep worden uitgevoerd vanwege een gedeeltelijke loslating van de bicepspees;
- de bedrijfsarts heeft vastgesteld dat er energetische beperkingen waren en afgenomen cognitief vermogen naast beperkingen ten aanzien van stressbelastende momenten.
Resumerend stelt mr. drs. Stad, dat aangever op 14 mei 2016 het slachtoffer is geworden van een geweldsincident waarbij hij hoofdletsel, borstkasletsel en kneuzingen over het lichaam opliep. Vanwege het hoofdletsel heeft aangever te kampen gekregen met cognitief disfunctioneren. Tevens heeft aangever aan de rechter dominante schouder letsel opgelopen bestaande uit een peesscheur en een kapselscheur, dat tweemaal operatief moest worden behandeld. Bij dit soort letsels wordt in de regel een termijn van anderhalf tot twee jaar in acht genomen alvorens gesproken kan worden van een relatieve medische eindtoestand. Het heeft er alle schijn van dat er blijvende functionele problemen aan de dominante rechter schouder zullen resteren. Het is op dit moment nog onduidelijk of er al dan niet gesproken kan worden van blijvend cognitief disfunctioneren en blijvende psychische problematiek.
In het dossier bevindt zich voorts een foto van aangever (bladzijde 230) waarbij onder andere staat vermeld dat bij de punt van het schouderblad een penetrerende verwonding is te zien, passend bij inwerkend geweld met een voorwerp.
Uit deze medische informatie leidt de rechtbank af dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, zoals dit letsel in de tenlastelegging onder feit 1 primair is omschreven. De rechtbank is, gelet op genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat dit letsel is veroorzaakt door het slaan door verdachte met de boksbeugel op het hoofd en elders op het lichaam van aangever [benadeelde] .
Daarmee acht de rechtbank het door verdachte opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever [benadeelde] wettig en overtuigend bewezen.
Is er sprake van voorbedachte raad?
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte is, zoals hierboven al is overwogen, met medeneming van de sleutel van de woning van aangever, latex handschoenen en een boksbeugel, met zijn auto naar het huis van aangever gereden. Verdachte heeft een tijdje bij die woning gepost, naar eigen zeggen omdat hij er zeker van wilde zijn dat de kinderen van aangever niet thuis zouden zijn.Hij heeft vervolgens de latex handschoenen aangetrokken met het doel om geen vinger-afdrukken achter te laten en is met behulp van de meegenomen sleutel het huis van aangever binnengegaan. Aldaar is hij naar boven gegaan zonder bekend te maken dat hij was binnengekomen en heeft hij aangever in zijn slaapkamer onverhoeds aangevallen door hem direct, terwijl aangever zich op zijn bed bevond en zonder dat aangever enige actie kon ondernemen, met de meegenomen boksbeugel op het hoofd en elders op het lichaam te slaan.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had aangever met de boksbeugel te slaan en daarmee zwaar lichamelijk letsel te bezorgen. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht zware mishandeling met voorbedachte raad bewezen.