ECLI:NL:RBZWB:2018:2747

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
7 mei 2018
Zaaknummer
02-800565-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Scheffers
  • mr. Beudeker
  • mr. Van Bergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moord en veroordeling voor doodslag na fatale steekpartij in Bergen op Zoom

In de zaak tegen de verdachte, die op 12 april 2018 voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant stond, werd hij vrijgesproken van moord maar veroordeeld voor doodslag. De verdachte had op 23 juli 2017 in Bergen op Zoom de nieuwe vriend van zijn ex-partner met een mes om het leven gebracht. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte raad, omdat de verdachte in een plotselinge gemoedsbeweging handelde. De feiten wezen uit dat de verdachte met een mes de slaapkamer binnenkwam, waar het slachtoffer en de getuige zich bevonden. Er ontstond een worsteling, waarbij het slachtoffer meerdere malen werd gestoken. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan doodslag, gezien de ernst van de verwondingen en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van tien jaren op, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte door zijn psychische toestand. De benadeelde partijen kregen gedeeltelijk gelijk in hun schadevergoedingsvorderingen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor de schade van de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800565-17
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught,
raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 maart 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Huizenga, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2017 te Bergen op Zoom opzettelijk en met voorbedachten rade [bernadeelde partij] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [bernadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, in de borst/hartstreek en/of buik en/of overige delen van het lichaam, althans het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [bernadeelde partij] is overleden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juli 2017 te Bergen op Zoom [bernadeelde partij] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, die [bernadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, in de borst/hartstreek en/of buik en/of overige delen van het lichaam, althans het lichaam gestoken en/of gesneden;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vraag vrijspraak voor moord, nu zij de voorbedachte raad niet bewezen acht. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair of subsidiair tenlastegelegde. Er is geen sprake geweest van voorbedachte raad. Verdachte is slechts voor het ophalen van pillen naar de woning gekomen en zag zich daar geconfronteerd met de aanwezigheid van het slachtoffer bij de echtgenote van verdachte. Hij heeft hen willen aanspreken op hun gedrag, maar meer niet. Verdachte had het mes slechts bij zich om zichzelf minder kwetsbaar te voelen. Er was geen sprake van kalm beraad en rustig overleg.
Verdachte heeft de dood van het slachtoffer zeker niet gewild en daar ook geen opzet op gehad. In de worsteling die in de slaapkamer is ontstaan, is het mes alle kanten opgegaan, met de dood van het slachtoffer als noodlottig gevolg. Het staat niet vast dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt naar het slachtoffer. Het meenemen van een mes de slaapkamer in, kan niet worden aangemerkt als voorwaardelijk opzet op de dood. Primair stelt de verdediging dat vrijspraak dient te volgen voor zowel de moord als de doodslag.
Subsidiair stelt de verdediging dat, op het moment dat het slachtoffer probeerde verdachte te slaan of het mes af te pakken, er voor verdachte een situatie ontstond waarin het “hij of ik” werd. Verdachte komt dan ook een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces toe, waardoor hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Getuige [naam 1] , echtgenote van verdachte, verklaart dat er sinds februari 2017 tekenen waren dat de relatie tussen verdachte en haar geen toekomst meer had. Zij had een nieuwe liefde leren kennen, te weten [bernadeelde partij] (
hierna: het slachtoffer).Getuige wilde niet meer verder met verdachte, wat zij hem in april 2017 duidelijk heeft gemaakt. Er werd een appartement gehuurd vanaf 1 augustus 2017, waarin verdachte en getuige om beurten konden verblijven. Ter overbrugging is verdachte, vanaf 18 juli 2017, gaan logeren in een appartement van een bekende. Op 22 juli 2017 had getuige verdachte gevraagd om samen met hun twee kinderen bramen te komen plukken in het bos. Verdachte is hierop ingegaan. Aansluitend is verdachte meegegaan naar hun woning aan de [straatnaam] om mee te eten. Nadat de kinderen op bed lagen, is verdachte vertrokken. Omstreeks 22:15 uur kwam het slachtoffer op bezoek bij getuige. Na een uur of drie wilde hij weer vertrekken. Zij begonnen te zoenen en van het een kwam het ander. Zij zijn naar boven naar de slaapkamer gegaan en hebben gevreeën. Vlak daarna viel verdachte die slaapkamer binnen, met in zijn linkerhand een mes. Dit mes had hij vast in een aanvalshouding, het scherpe deel aan de pinkzijde en naar beneden gericht. Hij rende naar de rechterzijde van het bed. [1] Getuige zag dat verdachte op het bed zat en boven het slachtoffer hing, die op zijn rug in het midden lag. Tegelijkertijd dat verdachte richting het slachtoffer ging, is getuige ook weer terug het bed op gegaan. Zowel getuige als het slachtoffer waren naakt. Zowel getuige als het slachtoffer hebben op verdachte ingesproken en hem gevraagd het mes weg te doen. Voortdurend hing het mes dreigend boven hen. De situatie was rustig. Getuige is achterwaarts van het bed afgestapt terwijl ze naar de twee mannen bleef kijken. Na twee stappen achterwaarts heeft getuige zich omgedraaid en is zij richting deur gelopen, waar ze tot de deuropening kwam. Ze hoorde dat het slachtoffer haar riep en hoorde hem zeggen: “ [naam 1] kom terug ik ben geraakt”. Getuige draaide zich gelijk om en zag beide mannen in een worsteling op de grond tussen het bed en de muur aan haar kant liggen. [2] Verdachte maakte stekende bewegingen. [3] Het slachtoffer lag op verdachte, die nog steeds het mes in zijn handen had. Getuige is naar het bed toegerend, en heeft het scherpe gedeelte van het mes vastgepakt om te voorkomen dat verdachte er iets mee kon doen. Getuige heeft het mes vastgepakt en is door verdachte in haar linkeronderarm gebeten. Op enig moment kon het slachtoffer wegkomen. [4] Het slachtoffer liep naar beneden, getuige liep er achter aan. Beneden heeft getuige 112 gebeld en zag zij dat verdachte zichzelf nog in zijn buik stak met het mes. [5] In haar aanvullend verhoor merkt getuige nog op dat verdachte in de slaapkamer met het mes aan het zwaaien was, dat hij zei dat het slachtoffer haar niet verdiende en dat het slachtoffer het niet verdiende te leven. [6] Op 23 juli 2017, om 02:10 uur, kwam de 112-melding binnen op het Operationeel Centrum te Tilburg. [7] Verbalisant [naam 2] kreeg te horen dat hij naar de [straatnaam] , Bergen op Zoom moest gaan. Hij was, samen met collega [naam 3] , om 02:15 uur ter plaatse en trof daar getuige [naam 1] . Zij nam verbalisanten mee naar binnen, waar een naakte man, het slachtoffer, op de keukenvloer lag. Anderhalve meter verder lag een tweede man, verdachte. Verdachte had een mes in zijn buik zitten, dat hij zelf er uit trok. Verbalisant [naam 2] sprak het slachtoffer aan, diende een pijnprikkel toe en voelde aan de hals. Omdat het slachtoffer niet reageerde en er geen hartslag werd gevoeld, draaide verbalisant hem om. Verbalisant [naam 3] begon de reanimatie. Nadat [naam 2] verdachte transportboeien had omgedaan, arriveerde het ambulancepersoneel en nam dit personeel de zorg over. [8]
De schouwarts heeft vastgesteld dat er bij het slachtoffer sprake was van meerdere snijwonden op de handen, mogelijk afweerwonden, drie steekwonden in de romp, een grote openstaande steek/snijverwonding, een steekwond aan de linkerzijde op de rand van de rug, een steekwond aan de rechterzijde op de rand van de rug en een diepe openstaande wond op het rechterbeen ter hoogte van overgang naar knie aan de rechterzijde. [9]
Op het lichaam van het slachtoffer is sectie verricht door een forensisch arts, die vaststelde dat er sprake was van zeventien verwondingen, waarvan negen steekletsels en acht snijletsels. Als doodsoorzaak wordt genoemd de steekverwonding aan de rechterzijde van de romp, waarbij er sprake was van perforatie van de rechterlong, het hartzakje, de longslagader en de lichaamsslagader. Hierdoor ontstond fors bloedverlies in het hartzakje, wat de pompfunctie van het hart belemmert en het overlijden op basis van hartfunctieverlies verklaart. De overige verwondingen hebben bijgedragen aan de dood door bloedverlies. [10] De fatale wond is toegebracht van rechts naar links, hoofdwaarts verlopend. [11] De steekkanalen worden als volgt omschreven:
  • in relatie met letsel C was er een steekkanaal met een minimale diepte van circa 3 cm (…).
  • In relatie met letsel D was er een steekkanaal van circa 3,5 cm.
  • In relatie met letsel E was er een steekkanaal van minimaal circa 2,5 cm met omgevende bloeduitstorting, rugwaarts verlopend tot in het borstbeen.
  • In relatie met letsel F was er een steekkanaal met een minimale diepte van circa 3 cm, (…) was er perforatie huid, weke delen, 6e en 7e rib links en het middenrif.
  • In relatie met letsel G was er een steekkanaal met een minimale lengte van circa 3 cm (…) was er perforatie van huis, weke delen, 9e rib links en het middenrif.
  • In relatie met letsels F en/of G waren er perforaties van het vetschort in de buikholte (2x), de dunne darm (1x) en de dikke darm (1x)
  • In relatie met letsels H en I was er een steekkanaal van circa 4,5 cm.
  • In relatie met letsel K was er een steekkanaal van circa 8,5 cm aan de linker bovenarm naar rechts verlopend met beschadiging van het botweefsel.
  • In relatie met letsel M was er een steekkanaal van circa 7,5 cm naar links verlopend.
Verdachte verklaart dat hij die avond de woning aan de [straatnaam] in Bergen op Zoom binnen is gegaan. [13] Hij hoorde gekreun van boven en was van plan getuige [naam 1] en het slachtoffer te confronteren met hun gedrag en het slachtoffer uit de woning te zetten. [14] Het mes nam hij mee naar boven om zijn woorden kracht bij te zetten. Het mes was een zwart fileermes met een oranje handvat. [15] Verdachte liep de slaapkamer binnen en vroeg waar zij mee bezig waren. Het slachtoffer zei dat hij (het slachtoffer) maar weg moest gaan, omdat hij er niet hoorde. Verdachte zei dat hij er zo gemakkelijk niet vanaf kwam. Getuige [naam 1] stapte van het bed af. Het slachtoffer wilde ook uit bed stappen, maar verdachte hield hem tegen. Er ontstond een worsteling, waarbij het slachtoffer meerdere malen geraakt werd. Op enig moment liet het slachtoffer los en zei hij: “Dit is niet goed”. Iedereen liep naar beneden, verdachte zag heel veel bloed. Beneden heeft hij zichzelf twee of drie keer gestoken. [16] Verdachte heeft het mes continu vastgehad bij het handvat. Het is niet uit zijn handen geweest vanaf het moment dat hij de slaapkamer binnenkwam.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank staat voor de vraag of verdachte zich al dan niet schuldig heeft gemaakt aan het plegen van moord, dan wel doodslag. Vast staat dat verdachte degene was die, gewapend met een mes, de slaapkamer van de woning aan de [straatnaam] te Bergen op Zoom is ingegaan. Op dat moment waren getuige [naam 1] en het slachtoffer in die slaapkamer in bed aanwezig. Vast staat ook dat het slachtoffer, kort gezegd, om het leven is gekomen door messteken.
De vragen die nog open staan zijn of verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zo nee, of hij in enige vorm opzet op de dood van het slachtoffer had en of er wellicht sprake van noodweer(exces) zou kunnen zijn. Deze vragen worden hieronder beantwoord.
Voorbedachte raad
Volgens vaste jurisprudentie kan er sprake zijn van voorbedachte raad op het moment dat verdachte zich enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en hij niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden.
De Hoge Raad stelt hoge eisen aan de motivering van de voorbedachte raad. De eenvoudige constatering dat er voldoende tijd was voor beraad, is dus niet voldoende.
Of er gelegenheid voor beraad was, dient de rechtbank daarom af te leiden uit de omstandigheden. In dit geval heeft de rechtbank ter beantwoording van die vraag stilgestaan bij onder meer de volgende omstandigheden en de verklaringen van verdachte over die omstandigheden:
- het feit dat verdachte een aantal uren voor het delict de auto van het slachtoffer in de buurt zag staan en zag dat het slachtoffer zich in de woning bevond;
- het feit dat verdachte voorafgaand aan het binnengaan van de woning gedurende enige tijd heeft rondgelopen en rondgereden in de buurt van de woning;
- het feit dat verdachte zijn auto parkeerde op een zodanige afstand dat dit vanuit de woning niet hoorbaar zou zijn;
- het feit dat verdachte de woning via de achterzijde is binnengegaan;
- het feit dat verdachte zijn schoenen bij de achterdeur heeft uitgetrokken;
- het feit dat niet duidelijk is geworden of het mes waarmee het feit werd gepleegd, uit de woning afkomstig was of door verdachte is meegenomen toen hij naar de woning kwam;
- het feit dat verdachte het foedraal van het mes boven van het mes heeft afgehaald;
- het feit dat verdachte eerder uitlatingen heeft gedaan met betrekking tot het slachtoffer, onder meer “Steek ik gelijk een mes in z’n hart. Weet hij ook hoe ’t voelt” en “Ik heb een gedachte in mn hoofd en das geen fijne maar wordt wel steeds sterker”.
Naast deze omstandigheden, waarin aanwijzingen zouden kunnen worden gevonden voor enig vooropgezet plan, neemt de rechtbank ook de volgende contra-indicaties in beschouwing.
Verdachte heeft meerdere keren verklaard dat hij teruggegaan is naar de woning omdat hij medicatie vergeten was. Dit motief om de woning te betreden is niet weerlegd kunnen worden op basis van het dossier, terwijl verdachtes verhaal op dit punt voor een deel bevestigd wordt door getuige [naam 1] . Verder valt op grond van het dossier evenmin uit te sluiten dat verdachte het mes uit de keuken heeft gepakt. In elk geval is niet vastgesteld kunnen worden waar het mes precies vandaan kwam.
Uit de verklaring van getuige [naam 1] volgt dat verdachte aanvankelijk in de slaapkamer op kalme wijze het gesprek is aangegaan om vervolgens na enkele ogenblikken door te slaan. Verdachte heeft hierover verklaard dat er iets in hem is ‘geknapt’. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer en zijn vrouw wilde confronteren met hun gedrag en dat hij het mes bij zich had om zijn woorden kracht bij te zetten. De gang van zaken in de slaapkamer is hiermee niet in strijd. Verder is een contra-indicatie dat verdachte, toen hij zich rond de woning ophield, een foto heeft gemaakt van het slachtoffer en getuige [naam 1] , zodat hij die foto de volgende dag kon laten zien aan haar om haar te confronteren met haar bezoek. Ook dit handelen past niet in een vooropgezet plan om het slachtoffer om het leven te brengen.
Tenslotte weegt de rechtbank mee dat sprake is geweest van een poging tot suïcide door verdachte net na het gebeuren in de slaapkamer, hetgeen een aanwijzing vormt voor de hevige gemoedstoestand waarin verdachte zich bevond.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze contra-indicaties een zwaar gewicht moet worden toegekend. Er is sprake van de reële mogelijkheid dat verdachte niet vanuit een plan maar vanuit een ogenblikkelijke gemoedsbeweging heeft gehandeld. Het feit dat het delict een lange aanloop heeft gehad, rechtvaardigt niet de conclusie dat aldus op dat moment sprake is geweest van voorbedachte raad. Niet uitgesloten kan immers worden, zoals hiervoor is overwogen, dat in een plotselinge gemoedsbeweging is gehandeld. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn handelen en zich daarvan rekenschap te geven. Dat betekent dat voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van moord.
Opzet op de dood
Verdachte heeft er die nacht voor gekozen een mes mee te nemen naar de slaapkamer. Hij was, naar eigen zeggen, van plan om getuige [naam 1] en het slachtoffer aan te spreken op hun gedrag en heeft dit ook gedaan. Vanaf dat moment lopen de versies van het gebeuren uiteen. Uit de lezing van verdachte zou moeten blijken dat er, door toedoen van het slachtoffer, een worsteling ontstond. Het slachtoffer greep het mes vast, waarna beiden probeerden de controle over het mes te krijgen. In deze worsteling zou het slachtoffer een aantal malen geraakt zijn. Hiertegenover staat de lezing van getuige [naam 1] , die verklaart dat verdachte met het mes stond te zwaaien en stekende bewegingen maakte. Zij heeft niet gezien dat het slachtoffer geraakt werd. Wel verklaart zij dat zij, nadat zij nog geen drie stappen had gezet in de richting van de hal, het slachtoffer hoorde zeggen dat hij bloedde.
De rechtbank acht de verklaring van getuige [naam 1] geloofwaardig. Haar verklaring past, op meerdere punten, meer bij de objectieve bewijsmiddelen die voorhanden zijn. Verdachte heeft immers eerder ook al de uitspraak gedaan dat het slachtoffer niet het recht had om te leven. [17] Daarnaast past het letsel ook meer bij een geweldsuitbarsting vanuit verdachte, zoals getuige [naam 1] heeft verklaard, dan bij een worsteling tussen twee partijen. Het slachtoffer heeft namelijk zeventien steek- en snijverwondingen opgelopen. Getuige [naam 1] heeft niet waargenomen dat er gestoken werd, wat maakt dat deze verwondingen in zeer korte tijd aan het slachtoffer moeten zijn toegebracht. Ook de diepte van een aantal van de verwondingen en de plaats waar deze zijn aangetroffen zijn opmerkelijk. Er is op meerdere plaatsen in de borst gestoken met voldoende kracht om het lemmet meerdere centimeters het lichaam in te krijgen. De letsels F en G hebben daarbij ribben geperforeerd. Overige letsels laten ook diepe verwondingen zien. Letsel K had een steekkanaal van 8,5 cm en letsel M een steekkanaal van 7,5 cm. De snijwonden aan de bovenzijde van de handen van het slachtoffer wijzen daarbij op het afweren van het mes, in plaats van op het vasthouden van het mes. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat het mes in de slaapkamer op geen enkel moment uit zijn handen is geweest. Tot slot geeft verdachte, als verklaring voor het ontstaan van de fatale wond, aan dat het mes op het einde van de worsteling via het hoofd van het slachtoffer naar beneden kwam en met de beweging richting de buik het slachtoffer geraakt moet hebben. Gelet op het feit dat de steekwond enkele centimeters diep was en opwaarts verliep, is deze verklaring aantoonbaar onjuist.
De rechtbank is van oordeel dat er, wanneer er in een dusdanig hoog tempo zoveel diepe steekwonden worden toegebracht op deze plaatsen op het lichaam, sprake is van opzet op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1, subsidiair:
hijop
of omstreeks23 juli 2017 te Bergen op Zoom [bernadeelde partij] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, die [bernadeelde partij] meermalen,
althans eenmaal,(met kracht) met een mes
, althans een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, in de borst/hartstreek en
/of buik en/ofoverige delen van het lichaam,
althans het lichaamgestoken en/of gesneden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Noodweer(exces)
De rechtbank overweegt dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich had te verdedigen. Verdachte was degene die, gewapend met een mes, de slaapkamer in stapte. Mocht het al zo zijn dat het slachtoffer geprobeerd heeft verdachte vast te pakken, te slaan of te overmeesteren, is dat een reactie geweest op het gevaar dat verdachte uit liet gaan van zijn aanwezigheid met het mes. Een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces, zoals gesteld door de verdediging, komt verdachte dan ook niet toe.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om vrijspraak, waardoor geen straf of maatregel zou moeten volgen. Indien de rechtbank wel tot een veroordeling komt, verzoekt de verdediging om de gevangenisstraf te matigen. Verdachte heeft immers een blanco strafblad en verkeerde in een positie waarin hij zich radeloos en zwak voelde. Dat blijkt ook uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater, die concluderen tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. Gelet hierop is de verdediging van mening dat de eis van de officier van justitie te hoog is en een lagere gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Doodslag wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Het recht op leven is immers het meest essentiële recht van de mens. Door het handelen van verdachte is dit recht het slachtoffer ontnomen. Het spreekt voor zich dat dit misdrijf een enorme schok teweeg heeft gebracht bij de nabestaanden. Voor de nabestaanden moet het bijzonder moeilijk zijn een dergelijk zwaar verlies te dragen. Daarbij denkt de rechtbank niet alleen aan de nog minderjarige kinderen die vaderloos achter blijven, maar zeker ook aan mevrouw [naam 1] , die deze doodslag van haar geliefde van dichtbij heeft moeten meemaken. Vast staat in ieder geval dat dit feit voor de nabestaanden onherstelbaar leed en verdriet heeft gebracht. Ook voor de samenleving is het een schokkend en zeer ernstig feit.
De rechtbank merkt hierbij op dat het voor de nabestaanden in deze zaak bijzonder moeilijk moet zijn geweest om te horen dat verdachte zichzelf als slachtoffer opstelt. Dit blijkt niet alleen uit zijn verklaring ten aanzien van de toedracht van het gebeuren, maar zeker ook uit zijn laatste woord. Verdachte zegt hierin onder andere dat “het vertrouwen in [naam 1] zijn dood is geworden”, doelend op afspraken over het verblijf van het slachtoffer in de woning. Ook maakt hij ‘excuses’ aan de kinderen van het slachtoffer, waarbij hij zegt: “sorry dat ik jullie vader mijn slaapkamer uit wilde hebben”. De rechtbank kan zich voorstellen dat deze opmerkingen, maar ook overige passages uit het laatste woord, zeer kwetsend kunnen overkomen op de betrokkenen. Door deze, in de ogen van de rechtbank ongelukkige, woordkeuze, zou men kunnen aannemen dat verdachte de verantwoordelijkheid op anderen probeert af te schuiven. Het getuigt in ieder geval niet van het nemen van eigen verantwoordelijkheid voor de dood van het slachtoffer.
Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt. Ook in dit geval komt de rechtbank tot de conclusie dat een lange gevangenisstraf op zijn plaats is. Verdachte heeft immers, met opzet, een ander van het leven beroofd. Dit deed hij in aanwezigheid van zijn (toenmalige) echtgenote, in de woning waar zij tot kort daarvoor nog samen verbleven en waar hun jonge kinderen boven lagen te slapen. De kinderen moesten met de handen voor de ogen naar buiten worden gebracht, nu er geen andere mogelijkheid was om niet met het bloedbad geconfronteerd te worden. De drie kinderen van het slachtoffer zijn door toedoen van verdachte vaderloos geworden. De rechtbank rekent dit verdachte zeer ernstig aan.
Aan de andere kant ziet de rechtbank ook dat verdachte, ten tijde van het gebeuren, niet in goeden doen was. Verdachte had persoonlijke problemen in de vorm van een burn-out en een depressie. Ook liep de relatie met zijn echtgenote ten einde, tegen de wens van verdachte in. De rechtbank hecht eraan hier op te merken dat dit geen unieke situatie betreft. De problemen waarmee verdachte zich geconfronteerd zag zijn, hoe onplezierig ook, vaker onderdeel van het leven. Wel is ieder persoon anders in de wijze waarop hij of zij hiermee om kan gaan. Om te bezien in hoeverre verdachte anders had kunnen handelen, is er een rapportage opgesteld door een psycholoog en een rapportage opgesteld door een psychiater. Zij concluderen beiden dat er bij verdachte sprake was van een depressieve stoornis en een gebrekkige stress- en conflicthantering. Het oplopen van stress en het aanhoudende overschrijden van zijn draagkracht hebben ervoor gezorgd dat verdachte beperkt in staat was zijn wil te bepalen. De psycholoog en de psychiater adviseren om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank neemt deze conclusie over en zal daar, bij de bepaling van de hoogte van de straf, rekening mee houden.
De rechtbank heeft, om gelijke gevallen gelijk te kunnen bestraffen, oriëntatiepunten opgesteld. Waar dit voor feiten als een winkeldiefstal relatief eenvoudig is, wordt het moeilijker bij levensdelicten. De maximumstraffen zijn (veel) hoger en de omstandigheden waaronder een feit als het onderhavige wordt gepleegd zijn vaak enorm afwijkend. Kort gezegd komt het erop neer dat het zeer moeilijk is om voor een feit als doodslag een soortgelijk geval te vinden. Het uitgangspunt voor de op te leggen straf moet dan ook gevonden worden in de wet. De maximale (gevangenis)straf voor doodslag is vijftien jaren. De rechtbank moet de aard en ernst van dit feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd afwegen tegen dit maximum.
Dat het hier gaat om een zeer ernstig feit, blijkt al uit de hierboven weergegeven feiten. Ook de omstandigheden waaronder het feit gepleegd zijn, zijn uitgebreid aan de orde gekomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf aan de orde moet zijn. De officier van justitie heeft tien jaar gevangenisstraf geëist. Daarbij gaat de officier van justitie uit van de constructie van voorwaardelijk opzet, waar de rechtbank uitgaat van vol opzet. Dat zou in strafverzwarende zin mee kunnen wegen. Daar tegenover staat echter dat verdachte geen strafblad heeft en als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden gezien. Gelet op alle hier genoemde factoren is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

7.De benadeelde partijen

7.1
De benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 2.162,75.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade, bestaande uit gederfd levensonderhoud, een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het bedrag is immers gebaseerd op een definitief en ondertekend ouderschapsconvenant, waarbij tevens rekening is gehouden met indexering en het wezenpensioen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.2
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] , mede namens [naam 5] en [naam 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert, mede namens [naam 5] en [naam 6] , een schadevergoeding van € 80.125,-.
De vordering betreft onder andere een tegemoetkoming in de huisvestingskosten, maar ook gederfd levensonderhoud van de minderjarigen [naam 5] en [naam 6] . Gelet op het feit dat de vordering is gebaseerd op een concept-convenant en op het feit dat er kennelijk in de vordering geen indexering heeft plaatsgevonden, is sprake van een complexe en moeilijk te beoordelen vordering. De rechtbank acht de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Het beslag

8.1
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, nu de mogelijkheid voor nader onderzoek naar de kleding, gelet op de mogelijkheden voor hoger beroep, nog open moet blijven staan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Doodslag
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van € 2.162,75, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] € 2.162,75 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 31 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn vermeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 april 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB2R017095 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1158.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , pag. 159
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , pag. 140-143
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , pag. 159
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , pag. 140-143
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris d.d. 22 februari 2018
7.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 804
8.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 809
9.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 902
10.Rapport pathologie onderzoek n.a.v. een mogelijk niet natuurlijke dood, pag. 87 e.v.
11.Rapport pathologie onderzoek n.a.v. een mogelijk niet natuurlijke dood, pag. 91
12.Rapport pathologie onderzoek n.a.v. een mogelijk niet natuurlijke dood, pag. 103
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 506
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 510
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 512
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 347 e.v.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , pag. 234