In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2018, vordert eiser, een ondernemer in de kartsport, betaling van een bedrag van € 71.118,40 van de gedaagde, een besloten vennootschap. Eiser stelt dat hij een overeenkomst heeft gesloten met de indirect bestuurder van gedaagde, waarbij hij de zoon van deze bestuurder heeft begeleid in de kartsport. Eiser heeft facturen gestuurd naar gedaagde, die volgens hem niet zijn betaald. Gedaagde betwist echter dat er een overeenkomst met eiser is gesloten en stelt dat de afspraken met de bestuurder in privé zijn gemaakt. Gedaagde voert aan dat de overeenkomst betrekking had op een privéaangelegenheid en dat er geen betalingsverplichting bestaat. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de bestuurder handelde in zijn hoedanigheid van bestuurder van gedaagde. De rechtbank concludeert dat gedaagde niet als contractspartij kan worden aangemerkt en wijst de vorderingen van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 3.712,00, te vermeerderen met wettelijke rente.