Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 september 2017 en de daarin vermelde stukken
- het proces-verbaal van comparitie van 14 maart 2018 en de daarin vermelde stukken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 11 april 2018 vonnis gewezen in een geschil over een derdenverklaring na executoriaal beslag. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.P.E. de Brouwer, vorderde dat de vennootschap onder firma (VOF) Captain Cook's VOF, samen met de vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3], een schriftelijke en ondertekende gerechtelijke verklaring zou afleggen. Dit naar aanleiding van een eerder vonnis waarbij [gedaagde 2] was veroordeeld tot betaling aan eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de VOF op 3 februari 2017 geen geldbedrag aan [gedaagde 2] verschuldigd was, en dat de door de VOF afgelegde derdenverklaring deugdelijk was. Eiseres had betoogd dat er meer vorderingsrechten waren dan de VOF had vermeld, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om deze stelling te onderbouwen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van de VOF en de vennoten, met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.