ECLI:NL:RBZWB:2018:2997

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
02-820052-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. De Weert
  • mr. Van der Linden
  • mr. Schnitzler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing, afdreiging en oplichting via internet ter bekostiging van gokverslaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, afdreiging en oplichting via internet. De verdachte, die zich voordeed als vrouw, heeft via chatgesprekken met verschillende slachtoffers geld afgedwongen in de vorm van Ukash en Paysafekaarten. Dit gebeurde onder dreiging van geweld en met valse voorwendselen, waarbij de slachtoffers emotionele en financiële schade hebben geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens zijn voorlopige hechtenis zich aan de voorwaarden heeft gehouden en zijn gokverslaving heeft overwonnen. De rechtbank heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 365 dagen opgelegd, waarvan 226 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk heeft gesteld voor de materiële schade van enkele slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820052-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. M.R.F. Berte, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Van Setten, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat:
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of rond de periode 26 oktober 2014 tot en met 9 maart 2015 te Hoogeveen en/of Elst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van (telkens) een hoeveelheid geld (in de vorm van Ukash en/of Paysafekaart(en)), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat - zakelijk weergegeven - (meermalen) werd bericht/gezegd:
- dat mensen (waaronder pooiers) langs zouden komen en/of worden gestuurd,
en/of
- het uit de klauwen zou lopen en/of ernstige gevolgen zou hebben, en/of
- hij in elkaar zou worden getrapt,
althans woorden/berichten met gelijke bedreigende aard/strekking;
Feit 2
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of rond de periode van 29 maart 2015 tot en met 8 april 2015 (meermalen) in Dalfsen en/of in Elst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en)
- [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedwongen tot afgifte van (telkens) een hoeveelheid geld (in de vorm van Ukash), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) (zakelijk weergegeven) hierin bestond(en) (onder meer) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] gedreigd heeft/hebben in zijn leefomgeving bekend te maken dat
hij een pedofiel zou zijn en/of
- seks met een minderjarige zou hebben;
Feit 3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of rond de periode 5 september 2013 tot en met 28 september 2013 te Nijverdal en/of Elst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3]
heeft bewogen tot (telkens) de afgifte van geld (in de vorm van Paysafekaart(en) en/of Ukash), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich (meermalen) voorgedaan als [naam 1] , in elk geval als een meisje, en/of
- hem doen geloven dat zij, [naam 1] , in elk geval dat meisje – zakelijk weergegeven - schulden had en/of dat haar zusje door mannen werd vastgehouden, en/of
- ( daarvoor) geld nodig had,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of rond de periode van 5 september 2013 tot en met 28 september 2013 te Nijverdal en/of Elst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
- [slachtoffer 3]
door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van (telkens) een hoeveelheid geld (in de vorm van Ukash en/of Paysafekaart(en)) in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hem - zakelijk weergegeven - (meermalen) werd verteld/bericht dat
- zij bij hem langs zouden komen en/of
- met hem zouden afrekenen,
althans woorden/berichten met gelijke bedreigende aard/strekking;
Feit 4
hij op een of meer tijdstip(pen) in of rond de periode van 30 augustus 2015 tot en met 5 september 2015 in Schijndel en/of in Elst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen,
- [slachtoffer 4]
door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) heeft/hebben gedwongen tot afgifte van (telkens) een hoeveelheid geld (in de vorm van Paysafekaart(en)), in elk geval enig goed, geheel of ten delen toebehorende aan die [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met smaad/smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en)
- zakelijk weergegeven - hierin bestond(en) (onder meer) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
-die [slachtoffer 4] gedreigd heeft/hebben met het versturen van screenshots en/of foto's van zijn ontklede (onder)lichaam aan zijn leefomgeving en/of familie;
Feit 5
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of rond de periode van 29 augustus 2015 tot en met 21 september 2015 in Almere en/of in Elst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen,
- [slachtoffer 5] ,
door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) (telkens) heeft/hebben gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (in de vorm van Paysafekaart(en)), in elk geval enig goed, geheel of ten delen toebehorende aan die [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met smaad/smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) - zakelijk weergegeven - hierin bestond(en):
-dat verdachte en of zijn mededader(s) die [slachtoffer 5] gedreigd heeft/hebben in zijn leefomgeving/aan zijn vriendin bekend te maken dat hij zich had aangemeld op een sekschatroom en/of een betaalde date wilde hebben;
Feit 6
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of rond de periode van 26 oktober 2012 tot en met 12 juli 2014 te Zwolle en/of Elst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 6]
heeft/hebben bewogen tot (telkens) de afgifte van geld (in de vorm van Ukash en/of Paysafekaart(en)), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven)
- zich (meermalen) voorgedaan als [naam 2] en/of [naam 1] , in elk geval als een meisje, en/of
- hem doen geloven dat zij, [naam 2] en/of [naam 1] , in elk geval dat meisje in de problemen zat en/of van haar pooier af wilde komen, en/of
- ( daarvoor) geld nodig had,
waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiftes van de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de onder 1, 2, 4, en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting. De verdediging stelt ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde afpersing wel dat niet de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat vanaf januari 2015 sprake is van een keerpunt, waarbij aangever [slachtoffer 1] vanaf dat moment gelooft dat het geld dat hij aan verdachte heeft betaald een investering is in een hennepkwekerij. Vanaf dat moment is volgens de verdediging [slachtoffer 1] niet meer door bedreiging met geweld gedwongen tot aangifte. Het lijkt meer op oplichting, hetgeen echter niet ten laste is gelegd.
De verdediging verzoekt om verdachte ter zake van de onder 3 cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten integraal vrij te spreken. De verdediging stelt ter zake van de ten laste gelegde oplichting dat aangever [slachtoffer 3] niet door verdachte is bewogen om te betalen, omdat [slachtoffer 3] de bedrieglijkheid van het verhaal van verdachte eenvoudig had moeten doorzien.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde afpersing stelt de verdediging dat uit het dossier niet blijkt dat er is gedreigd met geweld, nu door verdachte naar [slachtoffer 3] is gestuurd “dat er een auto onderweg was en dat ze wel bij aangever zouden komen afrekenen”. Volgens de verdediging ziet de term
“afrekenen”in dit geval op het betalen van geld en betreft deze uiting geen bedreiging met geweld.
Ten slotte bepleit de verdediging vrijspraak van de onder 6 ten laste gelegde oplichting. Ook in dit geval heeft verdachte, aangever niet bewogen tot afgifte van geld in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, nu [slachtoffer 6] de onjuiste voorstelling van zaken eenvoudig had moeten doorzien. Volgens de verdediging geldt dit des te meer, omdat het gaat om een ontmoeting via een (seks)website en een vrouw die [slachtoffer 6] nog nooit heeft gezien.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 4 mei 2018; [1]
- de aangifte van [slachtoffer 1] . [2]
De verdediging heeft bepleit dat niet de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat door [slachtoffer 1] vanaf januari 2015 geld aan verdachte is betaald in het kader van een investering in een hennepkwekerij. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gehele ten laste gelegde periode van 26 oktober 2014 tot en met 9 maart 2015 wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat uit het dossier blijkt dat verdachte ook na januari 2015 woorden/berichten met bedreigende aard/strekking naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd en daarbij [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld in de vorm van Ukash/Paysafekaarten. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] op pagina’s 402 en 403 van het dossier dat verdachte eind februari-begin maart 2015 wil dat [slachtoffer 1] ten behoeve van de hennepkwekerij ‘de laatste 3’ regelt. Uit de context van het gesprek is het de rechtbank duidelijk dat hiermee wordt bedoeld dat [slachtoffer 1] aan verdachte drie Ukash/Paysafekaarten moet betalen. Als [slachtoffer 1] schrijft dat dit niet gaat lukken, reageert verdachte met teksten als: “maar je speelt een heel gevaarlijk spelletje” en “ik waarschuw jou” en “zie ik vandaag die 3 niet, laat ik wat gasten op je los”. Dat in de volledige tenlastegelegde periode ook bedragen zijn betaald ten gevolge van uitingen die wellicht als oplichting gekwalificeerd kunnen worden, doet er niet aan af dat ook na januari 2015 nog bedreigende teksten zijn verzonden en verdachte onder druk van die dreiging heeft betaald.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 4 mei 2018; [3]
- de aangifte van [slachtoffer 2] . [4]
Feit 3 cumulatief/alternatief
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 3 een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 4 mei 2018; [5]
- de aangifte van [slachtoffer 3] . [6]
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde oplichting is door de verdediging bepleit dat aangever [slachtoffer 3] niet door verdachte, in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), ‘is bewogen’ tot het betalen van geld in de vorm van Ukash/Paysafekaarten, nu [slachtoffer 3] de bedrieglijkheid/de onjuiste voorstelling van zaken van het verhaal van verdachte had moeten doorzien.
Bij de beantwoording van de vraag of uit de door verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat [slachtoffer 3] - door een samenweefsel van verdichtsels - ‘is bewogen’ tot de afgifte van enig goed, moet worden gekeken naar de omstandigheden van het geval.
De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 20 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2889 en 2892,
NJ2017/157 en
NJ2017/158) overwogen dat tot die omstandigheden behoren:
  • de vertrouwenwekkende aard;
  • het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in onderlinge samenhang bezien;
  • de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen;
  • de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Oplichting in de zin van art. 326, eerste lid, Sr is niet aan de orde wanneer het slachtoffer – gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken – de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat verdachte via Skype met de foto van een vrouw en de daarbij behorende naam ‘ [naam 1] ’ contact heeft gezocht met [slachtoffer 3] . De chatgesprekken tussen ‘ [naam 1] ’ en [slachtoffer 3] vinden gedurende een periode van tweeëneenhalve maand plaats en pas in de loop van de tijd vraagt ‘ [naam 1] ’ door middel van leugenachtige berichtjes om de afgifte van geld in de vorm van Ukash en/of paysafekaarten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gedurende langere tijd op meerdere manieren bij [slachtoffer 3] het vertrouwen heeft gewekt dat [slachtoffer 3] daadwerkelijk contact heeft gehad met een vrouw. [slachtoffer 3] heeft daarbij via Skype meerdere gesprekken gehad. Een aantal weken voor de aangifte vroeg de “vrouw” meerdere malen om geld om haar zus vrij te krijgen. [slachtoffer 3] heeft naar zijn zeggen betaald, omdat hij medelijden had. Daarmee is sprake van een groot aantal onware mededelingen, die gelet op de inhoud van de verzonden berichten ook van indringende aard waren.
De rechtbank is daarom van oordeel dat [slachtoffer 3] de onwaarheid van de berichten van verdachte niet had moeten/kunnen onderkennen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden gesproken van een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, als gevolg waarvan [slachtoffer 3] geldbedragen heeft afgegeven, zodat de rechtbank de ten laste gelegde oplichting wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is – met de verdediging – van oordeel dat verdachte van de onder 3 ten laste gelegde afpersing dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar een situatie heeft gecreëerd waarbij [slachtoffer 3] zich bedreigd voelde, maar dat uit het dossier onvoldoende naar voren komt dat daadwerkelijk door verdachte is gedreigd met geweld.
Feit 4
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 4 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 4 mei 2018; [7]
- de aangifte van [slachtoffer 4] . [8]
Feit 5
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 5 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 4 mei 2018; [9]
- de aangifte van [slachtoffer 5] . [10]
Feit 6
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 6 een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 4 mei 2018; [11]
- de aangifte van [slachtoffer 6] . [12]
Ook ter zake van de onder 6 ten laste gelegde oplichting is door de verdediging bepleit dat niet door verdachte in de zin van artikel 326 Sr ‘is bewogen’ tot het betalen van geld in de vorm van Ukash/Paysafekaarten, nu aangever [slachtoffer 6] de bedrieglijkheid/de onjuiste voorstelling van zaken van het verhaal van verdachte had moeten doorzien.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit het dossier blijkt dat verdachte, onder de naam ‘ [naam 2] ’, en aangever [slachtoffer 6] bijna twee jaar met elkaar via chatgesprekken op het internet contact hebben gehad, waarbij verdachte zich telkens heeft voorgedaan als een vrouw. Dit beeld is door verdachte nog eens bevestigd door [slachtoffer 6] daadwerkelijk telefonisch contact te laten hebben met een vrouwenstem.
De rechtbank is gelet daarom van oordeel dat het aantal onjuiste mededelingen en de manier waarop een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven, van dien aard zijn geweest dat [slachtoffer 6] de in de gedragingen van verdachte besloten liggende bedrieglijkheid/onjuiste voorstelling van zaken niet had moeten doorzien. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook in dit geval worden gesproken van een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, als gevolg waarvan [slachtoffer 6] geldbedragen heeft afgegeven, zodat de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen acht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
hijop
een ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of rondde periode
van26 oktober 2014 tot en met 9 maart 2015 te Hoogeveen en/of Elst,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld
- [slachtoffer 1]
heeft
/hebbengedwongen tot de afgifte van
(telkens
)een hoeveelheid geld
(in de vorm van Ukash en/of Paysafekaart
(en
)), in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat - zakelijk weergegeven -
(meermalen
)werd bericht
/gezegd:
- dat mensen
(waaronder pooiers
)langs zouden komen en/of worden gestuurd,
en/of
- het uit de klauwen zou lopen en/of ernstige gevolgen zou hebben, en/of
- hij in elkaar zou worden getrapt,
althans
woorden/berichten met gelijke bedreigende aard/strekking;
Feit 2
hij,op
een ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of rondde periode van 29 maart 2015 tot en met 8 april 2015
(meermalen
)in Dalfsen en/of in Elst
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of een ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift
en/of openbaring van (een) geheim(en)
- [slachtoffer 2]
heeft
/hebbengedwongen tot afgifte van
(telkens
)een hoeveelheid geld
(in de vorm van Ukash
), geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift
en/of openbaring van (een) geheim(en) (zakelijk weergegeven)hierin bestond
(en
) (onder meer)dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] gedreigd heeft
/hebbenin zijn leefomgeving bekend te maken dat
hij een pedofiel zou zijn en/of
- seks met een minderjarige zou hebben;
Feit 3
hijop
een of meertijdstip
(pen
)in
of rondde periode
van5 september 2013 tot en met 28 september 2013 te Nijverdal en/of Elst
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3]
heeft bewogen tot
(telkens
)de afgifte van geld
(in de vorm van Paysafekaart
(en
)en/of Ukash
), in elk geval van enig goed,hebbende verdachte
en/of zijn mededader(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich
(meermalen
)voorgedaan als [naam 1]
, in elk geval als een meisje,en/of
- hem doen geloven dat zij, [naam 1]
, in elk geval dat meisje– zakelijk weergegeven - schulden had en/of dat haar zusje door mannen werd vastgehouden, en/of
- ( daarvoor) geld nodig had,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 4
hijop
een ofmeer tijdstip
(pen
)in
of rondde periode van 30 augustus 2015 tot en met 5 september 2015 in Schijndel en/of in Elst
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of een ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen,
- [slachtoffer 4]
door bedreiging met smaad en/of smaadschrift
en/of openbaring van (een) geheim(en)heeft
/hebbengedwongen tot afgifte van
(telkens
)een hoeveelheid geld
(in de vorm van Paysafekaart
(en
)), in elk geval enig goed, geheel of ten delentoebehorende aan die [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke bedreiging met smaad/smaadschrift
en/of openbaring van (een) geheim(en)
- zakelijk weergegeven - hierin bestond
(en
) (onder meer)dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
-die [slachtoffer 4] gedreigd heeft
/hebbenmet het versturen van screenshots en/of foto's van zijn ontklede (onder)lichaam aan zijn leefomgeving en/of familie;
Feit 5
hij,op
een ofmeer tijdstip
(pen
)in
of rondde periode van 29 augustus 2015 tot en met 21 september 2015 in Almere en/of in Elst
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of een ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen,
- [slachtoffer 5] ,
door bedreiging met smaad en/of smaadschrift
en/of openbaring van (een) geheim(en) (telkens
)heeft
/hebbengedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld
(in de vorm van Paysafekaart
(en
)), in elk geval enig goed, geheel of ten delentoebehorende aan die [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke bedreiging met smaad/smaadschrift
en/of openbaring van (een) geheim(en)- zakelijk weergegeven - hierin bestond
(en
):
-dat verdachte
en of zijn mededader(s)die [slachtoffer 5] gedreigd heeft
/hebbenin zijn leefomgeving/aan zijn vriendin bekend te maken dat hij zich had aangemeld op een sekschatroom en/of een betaalde date wilde hebben;
Feit 6
hijop
een ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of rondde periode van 26 oktober 2012 tot en met 12 juli 2014 te Zwolle en/of Elst
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 6]
heeft
/hebbenbewogen tot
(telkens
)de afgifte van geld
(in de vorm van Ukash en/of Paysafekaart
(en
)), in elk geval van enig goed,hebbende verdachte
en/of zijn mededader(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid(zakelijk weergegeven)
- zich
(meermalen
)voorgedaan als [naam 2] en/of [naam 1]
, in elk geval als een meisje,en/of
- hem doen geloven dat zij, [naam 2] en/of [naam 1]
, in elk geval dat meisjein de problemen zat en/of van haar pooier af wilde komen, en/of
- ( daarvoor) geld nodig had,
waardoor die [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De officier van justitie houdt in haar strafreis rekening met het feit dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden, de overschrijding van de redelijke termijn en met de omstandigheid dat verdachte mogelijk in de toekomst de consequenties van zijn daden in de vorm van een forse ontneming nog zal gaan voelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De verdediging stelt dat verdachte al bijna twee jaar reclasseringstoezicht heeft en dat dit nog steeds goed verloopt. Hij heeft zich aan zijn schorsingsvoorwaarden gehouden en hij heeft behandeling gehad voor zijn gokverslaving bij Iriszorg. Deze behandeling heeft hij positief afgerond. Daarnaast heeft verdachte een blanco strafblad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan afpersing, afdreiging en oplichting door zich via een advertentie op een (seks)website en/of Skype voor te doen als (minderjarige) vrouw en te chatten met mannen. Verdachte heeft onder bedreiging van geweld een aantal van de slachtoffers gedwongen tot het betalen van geld in de vorm van Ukash en/of paysafekaarten. Daarnaast hebben sommige slachtoffers (na daartoe door verdachte te zijn gevraagd) een seksueel getinte foto opgestuurd. Na de chatsessie hebben de slachtoffers een printscreen van Facebook ontvangen waarin zij de foto van zichzelf zagen. Door verdachte werd gedreigd deze foto openbaar te maken en/of te sturen naar vrienden/familie. Om te voorkomen dat de foto openbaar werd gemaakt, of dat bekend werd gemaakt dat het slachtoffer een (seks)date had gemaakt, moesten de slachtoffers geld in de vorm van Ukash en/of paysafekaarten – onder bedreiging met geweld - naar verdachte overmaken. Verder heeft verdachte zich voor gedaan als een vrouw en slachtoffers onder valse voorwendselen ertoe bewogen geld te betalen.
Het dreigen met geweld en/of het dreigen met het zonder toestemming op internet plaatsen van foto’s van seksuele aard maakt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en de privacy van de slachtoffers. Dit geldt ook voor de bewezenverklaarde oplichtingen.
Het motief van verdachte was enkel en alleen gelegen in zijn eigen financiële situatie en het bekostigen van zijn gokverslaving op internet. Hij heeft daarbij in het geheel niet stilgestaan bij de emotionele en financiële gevolgen die deze feiten voor de slachtoffers hebben gehad.
In een aantal gevallen heeft het handelen van verdachte een ontwrichtende invloed gehad op het leven van de slachtoffers: zo was één van de aangevers door de stress niet langer in staat zijn gebruikelijke werkzaamheden uit te voeren, is er een aangever die een lening heeft moeten afsluiten om verdachte te kunnen blijven betalen en kampen er aangevers met ernstige psychische klachten. Gesteld kan worden dat verdachte met zijn handelen de aangevers niet alleen financieel, maar ook emotioneel ernstig heeft geschaad. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
Bij de strafbepaling heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten met parketnummer 02/820052-16, die van vergelijkbare ernst en aard zijn als de hiervoor omschreven feiten.
Afdreiging
( [naam 3] )in de periode van 9 oktober 2015 tot en met 31 januari 2016, Dongen, Gem. Dongen;
Afdreiging
( [naam 4] )in de periode van 4 november 2014 tot en met 9 november 2014, Roosendaal, Gem. Roosendaal;
Afdreiging
( [naam 5] )in de periode van 17 januari 2015 tot en met 12 februari 2015, Ommel, Gem. Asten;
Afdreiging
( [naam 6] )in de periode van 11 augustus 2015 tot en met 13 augustus 2015, Millingen aan de Rijn, Gem. Groesbeek;
Afdreiging
( [naam 7] )19 november 2015 tot en met 20 november 2015, Oudehaske, Gem. De Fryske Marren;
Afdreiging
( [naam 8] )in de periode van 13 september 2015 tot en met 19 september 2015, Genk (België);
Afdreiging
( [slachtoffer 7] )op 6 februari 2015, Riemst.
Bij de bepaling van een passende strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten op zichzelf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur rechtvaardigen, gelet op de impact en de schadelijke gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, rechtvaardigen dat verdachte nog geruime tijd in detentie zou moeten doorbrengen. De eis van de officier van justitie is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet passend bij de ernst en hoeveelheid van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter zitting zijn gebleken. Ook houdt zij rekening met het voortgangsverslag van 8 september 2017 dat door de reclassering over verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat verdachte in maart 2017 de behandeling van zijn gokverslaving positief heeft afgerond en dat hij een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van werk, hobby’s en sport.
De rechtbank neemt ook, met de officier van justitie en de verdediging aan, dat het handelen van verdachte (grotendeels) is ingegeven door zijn gokverslaving. Uit het voortgangsverslag blijkt dat verdachte het gokgedrag goed onder controle heeft en de kans op een terugval aanzienlijk is verminderd. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
De rechtbank neemt in dit geval in het bijzonder in aanmerking dat verdachte al bijna twee jaar uit zijn voorlopige hechtenis is geschorst, dat hij zich aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden, dat hij in de tussentijd zijn gokverslaving heeft overwonnen en dat hij zijn leven weer op de rails heeft. De rechtbank acht het dan ook niet wenselijk om deze geboekte vooruitgang met een langdurige (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf te doorbreken.
De rechtbank zal daarom aan verdachte een maximale taakstraf van 240 uur opleggen. Om de ernst van de feiten te benadrukken, zal de rechtbank daarnaast een gevangenisstraf aan verdachte opleggen voor de duur van 365 dagen, waarvan 226 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest. Dit betekent feitelijk dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis, maar dat een groot voorwaardelijk deel resteert. Dit voorwaardelijke deel van de straf dient er mede toe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

7.De benadeelde partijen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 35.000,- ter zake van immateriële schade voor feit 1.
De rechtbank van oordeel dat de vordering thans onvoldoende is onderbouwd. Voor de beoordeling van de vordering is nader onderzoek nodig, als gevolg waarvan de behandeling van deze vordering nu een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 13.089,- waarvan
€ 10.589 ter zake van materiële schade en € 2.500 ter zake van immateriële schade voor feit 6.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 6.075,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt, en is tot dat bedrag ook niet betwist, en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige deel ter zake van de materiële schade acht de rechter het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Met betrekking tot de toegekende vordering aan de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert voorts een schadevergoeding van € 2.500,- ter zake van immateriële schade. Nu niet aannemelijk is geworden dat deze schade zich heeft voorgedaan dient de vordering te worden afgewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 523,47 ter zake van materiële schade voor het ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit 7.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering aan de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten een laptop
(Asus Notebook), een mobiele telefoon
(IPhone 5)en twee telefoonkaarten (
Lebra simkaarten)zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van de voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende van het inbeslaggenomen geld, te weten € 170,-.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 57, 317, 318 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3B tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: afpersing;
feit 2: afdreiging;
feit 3: oplichting;
feit 4: afdreiging;
feit 5: afdreiging;
feit 6: oplichting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 365 dagen;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 226 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2, 4 en 11;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het goed dar op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 12;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil; (BP.15)
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van
€ 6.075,-.ter zake van de materiële schade;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] voor het overige deel ter zake van de materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering;
- bepaalt dat de vordering ter zake van de immateriële schade wordt afgewezen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6]
(feit 6), € 6.075,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 26 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, en bij niet betaling te vervangen door 65 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van
€ 523,47ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7]
(ad informandum feit 7), € 523,47 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 6 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, en bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Weert, voorzitter, mr. Van der Linden en mr. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Koster, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R016021
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] inclusief bijlages, p. 368-421.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 4 mei 2018.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 437-439.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 4 mei 2018.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 475-477.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 4 mei 2018.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 529-531.
9.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 4 mei 2018.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 556-558.
11.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 4 mei 2018.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 666-668.